Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
Titel 8.3. Voorlopige voorziening en onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak
Artikel 8:82

Artikel 8:82 (Griffierecht voorlopige voorziening Awb)

Laatste versie

1. Van de verzoeker wordt door de griffier een griffierecht geheven.

2. Het griffierecht is gelijk aan het griffierecht dat de verzoeker ten tijde van de indiening van het verzoek voor de hoofdzaak verschuldigd is of zou zijn.

3. Artikel 8:41, derde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn voor de bijschrijving of storting van het griffierecht twee weken bedraagt. De voorzieningenrechter kan een kortere termijn stellen.

4. De griffier betaalt het griffierecht terug indien het verzoek wordt ingetrokken:

a. omdat het bestuursorgaan aan de voorzieningenrechter schriftelijk heeft medegedeeld de uitvoering van het bestreden besluit tijdens de procedure over de hoofdzaak op te schorten, of b. omdat de belanghebbende tot wie het bestreden besluit is gericht, aan de voorzieningenrechter schriftelijk heeft medegedeeld de gevraagde voorlopige maatregelen te zullen nemen.

5. De uitspraak kan inhouden dat het betaalde griffierecht door het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk wordt vergoed.

6. In andere gevallen kan het bestuursorgaan het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.

Uitleg in duidelijke taal

1. Van de verzoeker wordt door de griffier een griffierecht geheven.

Dit betekent dat de griffier (de administratieve medewerker van de rechtbank) een bedrag aan griffierecht int van de persoon die het verzoek indient (de verzoeker).

2. Het griffierecht is gelijk aan het griffierecht dat de verzoeker ten tijde van de indiening van het verzoek voor de hoofdzaak verschuldigd is of zou zijn.

Dit betekent dat het bedrag van het griffierecht voor de voorlopige voorziening even hoog is als het griffierecht dat de verzoeker op het moment van het indienen van het verzoek moet betalen, of zou moeten betalen, voor de behandeling van de eigenlijke rechtszaak (de hoofdzaak).

3. Artikel 8:41, derde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn voor de bijschrijving of storting van het griffierecht twee weken bedraagt. De voorzieningenrechter kan een kortere termijn stellen.

Dit betekent dat de regels uit artikel 8:41, specifiek het derde, vierde, vijfde en zesde lid, ook hier gelden (van overeenkomstige toepassing zijn). Er is echter een aanpassing (met dien verstande dat): de periode (termijn) waarbinnen het griffierecht betaald moet zijn door bijschrijving of storting, is twee weken. De rechter die oordeelt over de voorlopige voorziening (de voorzieningenrechter) mag een kortere betalingstermijn bepalen.

4. De griffier betaalt het griffierecht terug indien het verzoek wordt ingetrokken:

Dit betekent dat de griffier het betaalde griffierecht retourneert als de verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening annuleert (intrekt) in de volgende situaties:

a. omdat het bestuursorgaan aan de voorzieningenrechter schriftelijk heeft medegedeeld de uitvoering van het bestreden besluit tijdens de procedure over de hoofdzaak op te schorten, of

Dit betreft de situatie waarin het verzoek wordt ingetrokken omdat het overheidsorgaan (het bestuursorgaan) schriftelijk aan de voorzieningenrechter heeft laten weten dat het de tenuitvoerlegging (uitvoering) van het besluit waartegen het verzoek gericht is (het bestreden besluit) zal uitstellen (opschorten) zolang de procedure over de hoofdzaak loopt.

b. omdat de belanghebbende tot wie het bestreden besluit is gericht, aan de voorzieningenrechter schriftelijk heeft medegedeeld de gevraagde voorlopige maatregelen te zullen nemen.

Dit betreft de situatie waarin het verzoek wordt ingetrokken omdat de persoon of organisatie voor wie het bestreden besluit geldt (de belanghebbende), schriftelijk aan de voorzieningenrechter heeft laten weten dat hij of zij zelf de maatregelen zal treffen die met de voorlopige voorziening werden gevraagd.

5. De uitspraak kan inhouden dat het betaalde griffierecht door het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk wordt vergoed.

Dit betekent dat de beslissing van de rechter (de uitspraak) kan bepalen dat het bestuursorgaan het door de verzoeker betaalde griffierecht volledig (geheel) of voor een deel (gedeeltelijk) moet terugbetalen (vergoeden).

6. In andere gevallen kan het bestuursorgaan het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.

Dit betekent dat het bestuursorgaan ook in andere situaties dan genoemd in de voorgaande leden, de mogelijkheid heeft om het betaalde griffierecht volledig (geheel) of voor een deel (gedeeltelijk) te vergoeden.

Gerelateerde rechtspraak

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:2126 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 2 april 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:21262 april 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Noord-Nederland

ECLI:NL:RBNNE:2024:3933 - Rechtbank Noord-Nederland - 3 oktober 2024

ECLI:NL:RBNNE:2024:39333 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:14522 - Rechtbank Den Haag - 11 september 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1452211 september 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBOBR:2024:4167 - Rechtbank Oost-Brabant - 8 september 2024

ECLI:NL:RBOBR:2024:41678 september 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2024:8816 - Rechtbank Rotterdam - 8 september 2024

ECLI:NL:RBROT:2024:88168 september 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:5506 - Rechtbank Midden-Nederland - 3 september 2024

ECLI:NL:RBMNE:2024:55063 september 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2024:7688 - Rechtbank Rotterdam - 20 augustus 2024

ECLI:NL:RBROT:2024:768820 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:5119 - Rechtbank Midden-Nederland - 15 augustus 2024

ECLI:NL:RBMNE:2024:511915 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:4963 - Rechtbank Midden-Nederland - 14 augustus 2024

ECLI:NL:RBMNE:2024:496314 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:13342 - Rechtbank Den Haag - 13 augustus 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1334213 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak