ECLI:NL:RBDHA:2024:4786 - Rechtbank Den Haag - 3 april 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.8867 e.a. (zie bijlage)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 april 2024 in de zaak tussen
90 verzoekers,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Inleiding
1. Deze uitspraak gaat over de vraag of ‘derdelanders’ uit Oekraïne die daar een tijdelijk verblijfsrecht hadden, voorlopig nog tijdelijke bescherming behouden in afwachting van hun procedure bij de rechtbank. De voorzieningenrechter beslist in deze uitspraak in één keer in de zaken van een grote groep derdelanders, zodat duidelijkheid bestaat over hun rechten en plichten.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. Derdelanders die na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne naar Nederland zijn gevlucht, kregen hier tijdelijke bescherming op grond van de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming
3. In een uitspraak van 17 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van deze groep derdelanders van rechtswege eindigt op 4 maart 2024.
3.1 Bij uitspraak van 28 maart 2024 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats dit oordeel gevolgd.
3.2. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling op 2 april 2024 in zes zaken een voorlopige voorziening getroffen.
3.3. De voorzieningenrechter heeft verder kennis genomen van de brief van 3 april 2024 van de staatssecretaris aan gemeenten waarin hij schrijft dat de door de voorzieningenrechter van de Afdeling getroffen voorzieningen alleen betrekking hebben op de zes betreffende vreemdelingen en dat gemeenten door kunnen gaan met het beëindigen van de opvang van andere derdelanders, zolang in individuele zaken geen ordemaatregel of voorlopige voorziening is getroffen.
4. Een groot aantal derdelanders heeft bij de rechtbank Den Haag beroep ingesteld tegen het eindigen van hun tijdelijke bescherming. Velen hebben daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om in afwachting van de beroepsprocedure een voorlopige voorziening te treffen.
5. De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris om een reactie gevraagd. Die heeft op 4 april 2024 bericht dat hij onverkort het oordeel van de Afdeling in de uitspraak van 17 januari 2024 als uitgangspunt neemt. Hij heeft echter ook kennis genomen van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 2 april 2024 en wacht het oordeel van de voorzieningenrechter van deze zittingsplaats af. Hij neemt voor het overige geen inhoudelijk standpunt in.
6. Omdat het op zeer korte termijn niet mogelijk is om op al deze verzoeken afzonderlijke beslissingen te nemen, doet de voorzieningenrechter in één uitspraak alle lopende verzoeken af. Deze uitspraak wordt vandaag gepubliceerd op rechtspraak.nl.
In de bijlage bij deze uitspraak staan alle zaaknummers waarop deze uitspraak betrekking heeft. Derdelanders die een verzoek om voorlopige voorziening hebben gedaan dat aan deze zittingsplaats is toegedeeld, hebben eerder al een bevestiging ontvangen met een zaaknummer. Aan de hand daarvan kunnen zij aantonen dat deze uitspraak ook geldt voor hun procedure. Deze uitspraak zal daarnaast ook in al deze zaken individueel bekend worden gemaakt.
7. Gelet op de onder 3. tot en met 3.3 geschetste ontwikkelingen en met name het bericht van de staatssecretaris dat gemeenten de beëindiging van opvang van derdelanders kunnen voortzetten, is sprake van onverwijlde spoed in de zin van artikel 8:83, vierde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat de voorzieningenrechter uitspraak zal doen zonder een zitting te houden.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe. Hierna legt hij uit hoe hij tot deze beslissing komt.
9. Hoewel deze zittingsplaats in de onder 3.1 genoemde uitspraak heeft geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders inmiddels is beëindigd, hebben zich nadien dermate veel ontwikkelingen voorgedaan dat de voorzieningenrechter aanleiding ziet om de verzoeken toe te wijzen en te bepalen dat verzoekers de tijdelijke bescherming behouden totdat op het door hen ingestelde beroepen is beslist. Dit komt ook overeen met de voorlopige voorziening zoals die op 2 april 2024 door de voorzitter van de Afdeling is getroffen en betekent dat verzoekers gelijk worden behandeld, ongeacht of ze een hoger beroep procedure bij de Afdeling hebben lopen, of een beroep bij deze rechtbank.
10. Het treffen van de voorlopige voorziening betekent dat verzoekers voorlopig niet uit Nederland hoeven te vertrekken, dat zij hun recht op opvang behouden en dat zij mogen blijven werken.
11. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden voor zover verzoekers zich hebben laten bijstaan door een professionele rechtsbijstandverlener.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
-
wijst de verzoeken toe;
-
bepaalt dat de verzoekers worden behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming bedoeld in de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en de daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluiten, op hen van toepassing is, tot uitspraak is gedaan op de beroepen;
-
veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoekers die zich hebben laten bijstaan door een professionele rechtsbijstandverlener, tot een bedrag van € 875,- per verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.P.H. Evers, griffier.
BIJLAGE: ZAAKNUMMERS
NL23.24882 NL23.24885 NL23.25872 NL23.25879 NL23.24775 NL23.25275 NL23.25326 NL23.25336 NL23.25396 NL23.26065 NL23.26095 NL23.26164 NL23.26441 NL23.26559 NL23.26623 NL23.26630 NL23.26670 NL23.26716 NL23.26720 NL23.26810 NL23.26948 NL23.27101 NL23.27103 NL23.27181 NL23.27189 NL23.27201 NL23.27424 NL23.27462 NL23.27767 NL23.28130 NL23.28359 NL23.29197 NL23.37908 NL24.6325 NL24.6597 NL24.7326 NL24.7381 NL24.7384 NL24.7386 NL24.7543 NL24.7740 NL24.7746 NL24.7780 NL24.8421 NL24.8439 NL24.8441 NL24.8443 NL24.8445 NL24.8447 NL24.8769 NL24.8771 NL24.8787 NL24.8831 NL24.8840 NL24.8842 NL24.8867 NL24.8902 NL24.8985 NL24.9069 NL24.9120 NL24.9161 NL24.9217 NL24.9251 NL24.9267 NL24.9273 NL24.9553 NL24.9563 NL24.9768 NL24.10773 NL24.10955 NL24.11054 NL24.11087 NL24.11185 NL24.11737 NL24.12108 NL24.12148 NL24.12228 NL24.12232 NL24.12234 NL24.12243 NL24.13140 NL24.13188 NL24.13201 NL24.13245 NL24.13938 NL24.13995 AWB 23/10036 AWB 23/10107 AWB 23/10109 AWB 23/10190
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
Richtlijn 2001/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022.
ECLI:NL:RVS:2024:32.
ECLI:NL:RBDHA:2024:4375.
ECLI:NL:RBDHA:2024:4394.
Onder meer ECLI:NL:RVS:2024:1366.
Kenmerk 5377685.
Dat maakt in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mogelijk.
Sommige derdelanders hebben meerdere procedures tegelijk lopen. In dat soort gevallen volstaat de voorzieningenrechter met uitspraak in één van deze procedures.
Artikel 8:83, vierde lid, van de Awb maakt dat mogelijk.