Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
Titel 8.3. Voorlopige voorziening en onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak
Artikel 8:81

Artikel 8:81 (Verzoek voorlopige voorziening bestuursrechter)

Laatste versie

1. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2. Indien bij de bestuursrechter beroep is ingesteld, kan een verzoek om voorlopige voorziening worden gedaan door een partij in de hoofdzaak.

3. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan een verzoek om voorlopige voorziening worden gedaan door de indiener van het bezwaarschrift, onderscheidenlijk door de indiener van het beroepschrift of door de belanghebbende die geen recht heeft tot het instellen van administratief beroep.

4. De artikelen 6:4, derde lid, 6:5, 6:6, 6:14, 6:15, 6:17, 6:19 en 6:21 zijn van overeenkomstige toepassing. De indiener van het verzoekschrift die bezwaar heeft gemaakt dan wel beroep heeft ingesteld, legt daarbij een afschrift van het bezwaar- of beroepschrift over.

5. Indien een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan nadat bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld en op dit bezwaar of beroep wordt beslist voordat de zitting heeft plaatsgevonden, wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld beroep bij de bestuursrechter in te stellen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep bij de bestuursrechter.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Dit lid bepaalt dat als er tegen een besluit beroep is ingesteld bij de bestuursrechter, of als er, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen. Dit is mogelijk indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dit vereist.

2. Indien bij de bestuursrechter beroep is ingesteld, kan een verzoek om voorlopige voorziening worden gedaan door een partij in de hoofdzaak.

Dit lid stelt dat wanneer bij de bestuursrechter beroep is ingesteld, een partij in de hoofdzaak (de procedure over het besluit zelf) een verzoek om een voorlopige voorziening kan doen.

3. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan een verzoek om voorlopige voorziening worden gedaan door de indiener van het bezwaarschrift, onderscheidenlijk door de indiener van het beroepschrift of door de belanghebbende die geen recht heeft tot het instellen van administratief beroep.

Dit lid verduidelijkt dat als er, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, een verzoek om een voorlopige voorziening kan worden ingediend door de indiener van het bezwaarschrift. In het geval van administratief beroep kan dit worden gedaan door de indiener van het beroepschrift, of door een belanghebbende die geen recht heeft om administratief beroep in te stellen.

4. De artikelen 6:4, derde lid, 6:5, 6:6, 6:14, 6:15, 6:17, 6:19 en 6:21 zijn van overeenkomstige toepassing. De indiener van het verzoekschrift die bezwaar heeft gemaakt dan wel beroep heeft ingesteld, legt daarbij een afschrift van het bezwaar- of beroepschrift over.

Dit lid geeft aan dat de genoemde artikelen (6:4, derde lid, 6:5, 6:6, 6:14, 6:15, 6:17, 6:19 en 6:21) op een vergelijkbare manier gelden. De persoon die het verzoekschrift indient en die bezwaar heeft gemaakt of beroep heeft ingesteld, moet daarbij een kopie (afschrift) van het bezwaar- of beroepschrift overleggen.

5. Indien een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan nadat bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld en op dit bezwaar of beroep wordt beslist voordat de zitting heeft plaatsgevonden, wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld beroep bij de bestuursrechter in te stellen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep bij de bestuursrechter.

Dit lid regelt de situatie waarin een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan nadat bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld. Als er op dit bezwaar of beroep wordt beslist voordat de zitting over de voorlopige voorziening heeft plaatsgevonden, dan krijgt de verzoeker de mogelijkheid om beroep bij de bestuursrechter in te stellen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt dan beschouwd als een verzoek dat is gedaan terwijl het beroep bij de bestuursrechter al loopt (hangende het beroep).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad51x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:1049 - Bestuursrechtelijke rechtsgang voor collegegeld sluit collectieve actie uit

ECLI:NL:HR:2016:10493 juni 2016Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een collectieve actie bij de burgerlijke rechter tegen de hoogte van het instellingscollegegeld is niet-ontvankelijk. De Wet op het hoger onderwijs (WHW) biedt (aanstaande) studenten een exclusieve en met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang bij het CBHO.

BestuursrechtBestuursprocesrecht
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad45x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BM7040

ECLI:NL:HR:2010:BM704022 oktober 2010Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtBestuursprocesrecht, Omgevingsrecht
Civiel RechtVerbintenissenrecht
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BD3135

ECLI:NL:HR:2008:BD313517 oktober 2008Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtBestuursprocesrecht, Vreemdelingenrecht
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AB1334

ECLI:NL:HR:2001:AB133427 april 2001Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtBestuursprocesrecht, Omgevingsrecht
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2001:AB1209

ECLI:NL:HR:2001:AB120920 april 2001Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
BestuursrechtSocialezekerheidsrecht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2016:450

ECLI:NL:HR:2016:45018 maart 2016Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2011:BU4666

ECLI:NL:HR:2011:BU466618 november 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2011:BU4670

ECLI:NL:HR:2011:BU467018 november 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:1996:AA1834

ECLI:NL:HR:1996:AA183424 januari 1996Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak