Arrest inhoud

18 maart 2016

Nr. 16/00665

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van het Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden van 22 december 2015, nr. 15/01367, betreffende een ingevolge artikel 8:81 van de Awb gedaan verzoek om een voorlopige voorziening.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad enkel kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de administratieve rechter voor zover dit bij wet is bepaald. Op grond van artikel 28, lid 4, van de AWR, gelezen in verbinding met artikel 8:84, lid 2, van de Awb kan geen beroep in cassatie worden ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van het Gerechtshof, die is gedaan op een ingevolge artikel 8:81 van de Awb gedaan verzoek om een voorlopige voorziening en die – zoals in het onderhavige geval - strekt tot onbevoegdverklaring van de voorzieningenrechter en afwijzing van het verzoek voor het overige. Het beroep in cassatie dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2016.