Uitspraak inhoud

202305514/1/R1.

Datum uitspraak: 20 augustus 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Greenmen B.V. (hierna: Greenmen), gevestigd in Heerlen,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 13 juli 2023 in zaak nr. 22/2428 in het geding tussen:

Greenmen

en

het college van burgemeester en wethouders van Heerlen.

Procesverloop

Bij besluit van 19 mei 2022 heeft het college aan Hoogveld Heerlen B.V. (hierna: Hoogveld) een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van zeven woningen op de locatie Hoogveld, kavel 28, 29, 30, 31, 36, 37 en 38 (Hoefblad/Akkerwinde) in Heerlen.

Bij besluit van 7 september 2022 heeft het college het door Greenmen daartegen gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 13 juli 2023 heeft de rechtbank het door Greenmen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 7 september 2022 vernietigd, en, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), zelf in de zaak voorzien. De rechtbank heeft het bezwaar van Greenmen ongegrond verklaard en bepaald dat de uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit.

Tegen deze uitspraak heeft Greenmen hoger beroep ingesteld. Hoogveld heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.

Greenmen heeft een zienswijze op het incidenteel hoger beroep gegeven en een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 8 juli 2025, waar Greenmen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], Hoogveld, vertegenwoordigd door mr. J.L. Stoop, advocaat in Maastricht, en het college, vertegenwoordigd door mr. K. Ubags, zijn verschenen.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).

De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 11 februari 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.

Inleiding

2.       Hoogveld is eigenaar van de locatie Hoogveld, kavel 28, 29, 30, 31, 36, 37 en 38 (Hoefblad/Akkerwinde) in Heerlen (hierna: de locatie). Hoogveld heeft voor het bouwen van zeven woningen op de locatie een omgevingsvergunning aangevraagd. Het plan bestaat uit twee type woningen, te weten vier rijwoningen en drie patiowoningen.

Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Hoogveld". De gronden van de locatie hebben de bestemming "Grondgebonden en/of gestapelde woningen". Deze gronden zijn bestemd voor wonen.

Het college heeft de gevraagde omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo, in samenhang met artikel 4, onderdeel 1, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, voor wat betreft de overschrijding van de maximale bouwhoogte van één van de patiowoningen, de overschrijding van de maximale bouwhoogte van de garages bij de woningen, en het bouwen van de vrijstaande rechterzijgevel op de perceelsgrens van de patiowoningen.

Greenmen heeft een agrarisch bedrijf op het perceel Heerlerbaan 200 in de directe omgeving van de locatie. Zij is het niet eens met de verleende omgevingsvergunning. Greenmen vreest dat zij in haar bedrijfsvoering wordt beperkt door de bouw van woningen op de locatie. Het college heeft zich in het besluit op bezwaar van 7 september 2022 op het standpunt gesteld dat Greenmen geen belanghebbende is bij de verleende omgevingsvergunning. Het college heeft het door Greenmen daartegen ingediende bezwaar om die reden kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft geoordeeld dat Greenmen als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat de woningen op een afstand van ongeveer 50 m van het bedrijf van Greenmen gebouwd zullen worden. De rechtbank heeft het besluit op bezwaar van 7 september 2022 vernietigd en zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van Greenmen alsnog ongegrond te verklaren. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college de omgevingsvergunning heeft mogen verlenen. Met deze uitspraak kan Greenmen zich niet verenigen en zij heeft daartegen hoger beroep ingesteld.

Hoogveld heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld voor het geval dat het hoger beroep van Greenmen gegrond wordt verklaard. Volgens Hoogveld heeft het college Greenmen terecht niet als belanghebbend bij de omgevingsvergunning aangemerkt.

Mocht de rechtbank zelf in de zaak voorzien?

3.       Greenmen betoogt dat de rechtbank niet zelf in de zaak had mogen voorzien, door het bezwaar tegen de omgevingsvergunning ongegrond te verklaren. De rechtbank had in plaats daarvan het college moeten opdragen opnieuw op het bezwaar tegen de omgevingsvergunning te beslissen. De rechtbank heeft ten onrechte geen rekening gehouden met de omstandigheid dat in beroep alleen de vraag aan de orde was of Greenmen belanghebbende bij de omgevingsvergunning is. Greenmen was daardoor niet voorbereid op een inhoudelijke behandeling van haar bezwaren tegen de verleende omgevingsvergunning.

3.1.    Gelet op artikel 8:41a van de Awb beslecht de bestuursrechter het hem voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief. Artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter kan bepalen dat zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.

3.2.    De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank zelf in de zaak heeft mogen voorzien. De Afdeling betrekt hierbij, net als de rechtbank heeft gedaan, dat Greenmen in haar beroepschrift heeft aangegeven dat zij een inhoudelijke behandeling van het bezwaar wenst. De Afdeling stelt vast dat het bezwaarschrift als bijlage bij het beroepschrift is gevoegd en dat Greenmen de rechtbank heeft verzocht om het bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen en daar een oordeel over te geven. Ook hebben partijen zich op de zitting van 20 juni 2023 uitgesproken over de inhoudelijke gronden met betrekking tot het besluit waarbij de omgevingsvergunning is verleend. De rechtbank heeft het naar het oordeel van de Afdeling onder die omstandigheden niet nodig hoeven achten dat het college een nieuw besluit op bezwaar nam. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb.

Het betoog slaagt niet.

Heeft het college voldoende rekening gehouden met milieuwetgeving?

4.       Greenmen betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de belangen van Greenmen bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen in de directe nabijheid van haar bedrijf. Ook heeft de rechtbank niet onderkend dat het college ten onrechte milieuwetgeving, die volgens Greenmen de afgelopen jaren in belangrijke mate is gewijzigd, niet bij de beoordeling van de aanvraag om de omgevingsvergunning heeft betrokken. Volgens Greenmen heeft het college de aanvraag ten onrechte alleen getoetst aan het geldende bestemmingsplan dat ruim twintig jaar oud is. Greenmen vreest voor klachten over geur en geluid van de toekomstige bewoners van de woningen. Greenmen voert verder aan dat zij door de woningen wordt gehinderd in haar bedrijfsactiviteiten en in de mogelijkheid om haar bedrijf uit te breiden. Volgens Greenmen wordt hierdoor het vertrouwensbeginsel geschonden. Daarom moet volgens Greenmen een hindercirkel van 100 m rondom haar bedrijf worden aangehouden, waarbinnen geen woningbouw wordt toegestaan.

4.1.    Op grond van artikel 2.10, eerste lid, onder c, van de Wabo moet de gevraagde omgevingsvergunning worden getoetst aan het geldende bestemmingsplan. Dat is het bestemmingsplan "Hoogveld". Niet in geschil is dat de gronden van de locatie de bestemming "Grondgebonden en/of gestapelde woningen" hebben en dat de bouw van zeven woningen op deze gronden is toegestaan. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de omstandigheid dat het bestemmingsplan "Hoogveld" dateert uit 2001 niet afdoet aan de rechtsgeldigheid daarvan.

Anders dan Greenmen betoogt bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college bij de beoordeling van de aanvraag een milieucirkel van 100 m rondom haar bedrijf had moeten aanhouden. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is op de plankaart een milieucirkel van 25 m rondom het bedrijf van Greenmen opgenomen, waarbinnen geen milieugevoelige bebouwing mag worden opgericht, zolang de bestaande milieuhinder niet is opgeheven. De Afdeling stelt vast dat de woningen op een afstand van ongeveer 50 m van het bedrijf van Greenmen worden gebouwd. Greenmen heeft niet geconcretiseerd aan welke milieunormen niet zou worden voldaan met het verlenen van de omgevingsvergunning. De Afdeling ziet in wat Greenman heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat milieuwetgeving aan verlening van de omgevingsvergunning in de weg stond.

Dat Greenmen door de bouw van de nieuwe woningen wordt beperkt in de mogelijkheden om haar bedrijf uit te breiden, leidt, wat daar ook van zij, niet tot een ander oordeel. Woningbouw is immers, zoals hiervoor is overwogen, op grond van het bestemmingsplan toegestaan op de locatie. Van schending van het vertrouwensbeginsel is dan ook geen sprake. Verder is hier van belang dat de beoordeling door het college of sprake is van goede ruimtelijke ordening beperkt is tot die onderdelen van het bouwplan waarbij van het bestemmingsplan wordt afgeweken, zoals de overschrijding van de maximale bouwhoogte. Niet valt in te zien dat Greenmen in haar bedrijfsactiviteiten wordt belemmerd door deze ondergeschikte afwijkingen.

In wat Greenmen aanvoert ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het college de omgevingsvergunning niet heeft kunnen verlenen, gelet op de belangen van Greenmen. De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen.

Het betoog slaagt niet.

Moest het college een voorschrift over een geluidswal aan de omgevingsvergunning verbinden?

5.       Greenmen betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college aan de omgevingsvergunning het voorschrift had moeten verbinden dat een geluidswal tussen de woningen het bedrijf van Greenmen wordt aangebracht. Greenmen verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 27 november 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AF1157, waaruit volgens Greenmen volgt dat een geluidswal moet worden gebouwd om een goed woon- en leefklimaat voor de bewoners van de nieuwe woningen te kunnen garanderen.

5.1.    De rechtbank heeft onder 12 van de aangevallen uitspraak terecht overwogen dat uit de door Greenmen aangehaalde overweging 2.21 uit de uitspraak van 27 november 2002 niet volgt dat een geluidswal noodzakelijk is voor de bouw van de woningen.

De gronden die Greenmen in hoger beroep aanvoert over de geluidswal zijn zo goed als een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die beroepsgrond ingegaan, zoals hierboven kort samengevat is weergegeven. Greenmen heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die grond in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 12 van de uitspraak van de rechtbank opgenomen overweging, waarop dat oordeel is gebaseerd.

Het betoog slaagt niet.

Ladder voor duurzame verstedelijking

6.       Greenmen betoogt dat de behoefte aan woningbouw niet is aangetoond, waarmee volgens Greenmen de vergunning ten onrechte niet is getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

6.1.    Ingevolge artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht zijn alleen voor zover een omgevingsvergunning wordt verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo, de artikelen 3.1.2, 3.1.6 en 3.3.1, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing. De zogeheten laddertoets is dus niet van toepassing op deze omgevingsvergunning waarbij op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan is afgeweken. Zoals de Afdeling hiervoor onder 4.1 al heeft overwogen, is woningbouw op grond van het bestemmingsplan bovendien toegestaan op de locatie.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

7.       Het hoger beroep van Greenmen is ongegrond. Hiermee vervalt het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van Hoogveld. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.

8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door van mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Duits, griffier.

w.g. Van Altena

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Duits

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2025

1093