Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6303 - Bewijswaardering bij aanranding op de werkvloer met tegenstrijdige verklaringen - 17 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:630317 september 2025

Essentie

De rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat een aangifte van aanranding, ondersteund door getuigenverklaringen en emotioneel bewijs, voldoende is voor een bewezenverklaring. Verschillen in details tussen de verklaringen en de ontkenning door de verdachte doen hier, gelet op de consistente kern, geen afbreuk aan.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Strafrecht

Zittingsplaats: Middelburg

Parketnummer: 02-328272-24

Vonnis van de meervoudige kamer van 17 september 2025

[verdachte] , geboren te [plaats] op [geboortedag] 1977, wonende te [woonadres] , raadsvrouw mr. R.T.K. Davidse, advocaat te Middelburg.

1 Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 september 2025, waarbij de officier van justitie mr. M.C. Fimerius en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontuchtige handelingen bij [aangeefster] heeft gepleegd.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1. Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde ontuchtige handelingen. Zij baseert zich daarbij op de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige] en de verklaring van verdachte dat ze een grapje maakte en aangeefster plagerig door elkaar schudde. De officier van justitie ziet steunbewijs in het telefoongesprek dat aangeefster kort daarna met haar moeder had en ook in de door aangeefster getoonde emoties die door haar moeder werden beschreven.

4.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De verklaringen van aangeefster en [getuige] zijn onvoldoende betrouwbaar. Zij hebben anders over de volgorde van de handelingen verklaard. Daarnaast heeft een andere getuige die kort na het incident aan kwam niets gemerkt. De verklaringen van aangeefster en [getuige] kunnen zijn gekleurd omdat verdachte transgender is en aangeefster en [getuige] hebben beiden verklaard dat ze haar eng vonden. Tot slot kan het geslachtsdeel van verdachte niet tegen de billen van aangeefster zijn aangekomen, omdat zij speciaal ondergoed draagt en vanwege het lengteverschil.

4.3. Het oordeel van de rechtbank

4.3.1. De bewijsmiddelen De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.

4.3.2. De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs

Feiten en omstandigheden De rechtbank stelt vast dat verdachte en aangeefster op 15 maart 2024 aan het werk waren bij het AZC in [plaats] . Op enig moment kwam verdachte aangelopen.

Volgens aangeefster stond ze met haar rug naar de deur waar verdachte binnenkwam. Verdachte pakte haar vast bij haar schouders, zakte met beide handen naar beneden en raakte haar borsten aan. Hoewel aangeefster haar armen stevig tegen haar borst aandrukte, heeft verdachte haar borsten wel deels aan kunnen raken. Verdachte drukte met haar geslachtsdeel tegen de billen van aangeefster.

Verdachte heeft een andere lezing over wat er die dag gebeurd is. Zij heeft verklaard dat zij aangeefster alleen plagerig bij de schouders heeft gepakt en door elkaar heeft geschud.

De rechtbank stelt vast dat een vriendin van aangeefster, getuige [getuige], ter plaatse aanwezig was. [getuige] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte het hok binnenkwam, zij aangeefster bij de nek pakte, achter haar ging staan en met haar onderkant, met haar geslachtsdeel tegen de billen van aangeefster drukte. Verder heeft zij verklaard dat zij zag dat verdachte met haar handen bij aangeefster vanaf haar nek beneden naar haar borst ging terwijl verdachte achter aangeefster stond.

Betrouwbaarheid aangifte Naar het oordeel van de rechtbank is de aangifte betrouwbaar. Aangeefster heeft namelijk concreet en gedetailleerd verklaard. Bovendien komen details over wat er volgens haar gebeurd is overeen met wat zij kort na het incident aan haar moeder verteld heeft, zoals hoe en waar zij betast is maar ook dat [getuige] de sleutels inleverde en dat verdachte nog vroeg om de vloer schoon te maken. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat zij bij haar vertrek nog aan aangeefster vroeg of zij de vloer kon schoonmaken.

Dat aangeefster niet heeft kunnen voelen dat verdachte met haar geslachtdeel tegen haar billen stond, zoals door de verdediging is betoogd, is niet aannemelijk geworden en doet daarom niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. Ook het gegeven dat getuige De Vos niets gezien heeft doet niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaring, omdat aangeefster zelf ook verklaard heeft dat verdachte toen meteen stopte en zijzelf wegliep naar de hoek van de ruimte. Tot slot blijkt nergens uit dat haar verklaringen gekleurd zouden zijn doordat verdachte transgender is.

Steunbewijs De aangifte wordt bovendien ondersteund door de verklaring van [getuige] die bij het incident aanwezig was. Hoewel de verklaringen van [getuige] en aangeefster niet geheel identiek zijn, hebben zij over de aard van de handelingen wel identiek verklaard. Beiden verklaren dat verdachte achter aangeefster stond en met haar handen over haar borsten ging en met haar geslachtsdeel tegen de billen van aangeefster drukte. Dit doet dan ook niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige]. Daarnaast heeft de moeder van aangeefster in het telefoongesprek kort na de gebeurtenis gehoord dat aangeefster heel hoog in de emotie zat terwijl ze aan haar vertelde wat er gebeurd was. Ten slotte overweegt de rechtbank dat voor haar overtuiging van belang is dat zowel aangeefster en haar moeder hebben verklaard dat verdachte aangeefster al eerder fysiek aanraakte door haar te knuffelen en vast te pakken en verdachte dit ook heeft toegegeven.

Gelet op het voorgaande wordt de verklaring van aangeefster gevolgd.

Onverhoeds benaderen Dat er sprake was van onverhoeds benaderen volgt uit de verklaringen van aangeefster en van [getuige] dat aangeefster met haar rug naar verdachte stond toen verdachte haar vastpakte.

Conclusie Concluderend kunnen naar het oordeel van de rechtbank alle ten laste gelegde handelingen wettig en overtuigend bewezen worden. Deze handelingen merkt de rechtbank ook aan als ontuchtig, gelet op de aard van de handelingen, het grote leeftijdsverschil en de ongelijkwaardige (werk)verhouding tussen verdachte en aangeefster.

4.4. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op 15 maart 2024 te [plaats] , [aangeefster] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de borsten van die [aangeefster] en het duwen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel tegen de billen van die [aangeefster] en bestaande die andere feitelijkheid uit het van achteren benaderen van die [aangeefster] en vervolgens het onverhoeds vastpakken van die [aangeefster].

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 160 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

6.2. Het standpunt van de verdediging Verdachte zal moeten worden vrijgesproken en dus dient er geen straf te worden opgelegd.

6.3. Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding door de borsten van aangeefster te betasten, haar geslachtsdeel tegen de billen van aangeefster te duwen, aangeefster van achteren te benaderen en onverhoeds vast te pakken. Ontuchtige handelingen, van welke aard en intensiteit ook, vormen een grove inbreuk op de lichamelijke integriteit. Verdachte heeft met haar handelen geen rekening gehouden met de gevoelens van aangeefster en zich enkel laten leiden door eigen verlangens. Verdachte was werkzaam als beveiliger en heeft in die hoedanigheid de handelingen gepleegd. Dit rekent de rechtbank verdachte aan omdat in het bijzonder in een beveiliger vertrouwen moet kunnen worden gesteld. Daar komt bij dat aangeefster ten tijde van het feit pas zeventien jaar oud was en er aldus sprake was van een groot leeftijdsverschil.

Het handelen van verdachte heeft dan ook een grote impact gehad op aangeefster, die voortduurt tot de dag van vandaag, zoals ook volgt uit de namens haar ter zitting afgelegde slachtofferverklaring. Het was bij verdachte bekend dat aangeefster in therapie zat. Aangeefster is sinds het gebeuren schrikachtig en haar vertrouwen in anderen en haar gevoel van veiligheid is ernstig beschadigd.

De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.

Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.

De rechtbank acht, gelet op het door de reclassering in haar rapport van 19 augustus 2025 beschreven lage recidiverisico, een voorwaardelijke straf niet nodig. De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf passend is. De rechtbank vindt een hogere taakstraf dan door de officier van justitie is geëist op zijn plaats, gelet op de ernst van het feit. Alles afwegend legt de rechtbank op een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 160 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 80 dagen vervangende hechtenis.

7 De vordering van de benadeelde partij

Benadeelde partij [aangeefster] vordert een schadevergoeding van € 1.000,= voor onderhavig feit.

De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat zij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.

De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek. De hoogte van het gevorderde bedrag is ook niet weersproken door de verdediging. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 1.000,= aan immateriële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.

Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 15 maart 2024.

De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.(vul naam in van de benaddelde partij met alleen voorletters)

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9 Beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

  • verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

  • veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 160 (honderdzestig) uren;

  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 80 (tachtig) dagen;

Benadeelde partij

  • veroordeelt verdachte tot betaling aan benadeelde partij [aangeefster] van € 1.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 maart 2024 tot aan de dag der voldoening;

  • veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster], € 1.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 maart 2024 tot aan de dag der voldoening;

  • bepaalt dat bij niet betaling 20 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;

  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door mr. H. Remerie, voorzitter, en mr. G.H. Nomes en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Lorello-Willeboordse, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 17 september 2025.

Mr. Remerie is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. Bijlage I: De tenlastelegging

hij op of omstreeks 15 maart 2024 te [plaats] ,door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid[aangeefster] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtigehandelingen, te weten het betasten van de borsten van die [aangeefster] en/of het duwen van zijn,verdachtes, geslachtsdeel tegen de billen van die [aangeefster] en bestaande dat geweld en/of die anderefeitelijkheid en/of bedreiging mt geweld en/of een andere feitelijkheid uit het van achterenbenaderen van die [aangeefster] en/of vervolgens het onverhoeds vastpakken van die [aangeefster];(Artikel art 246 Wetboek van Strafrecht)