ECLI:NL:RBZWB:2025:5823 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 29 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 16-285773-22
vonnis van de meervoudige kamer van 29 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] , geboren op [geboortedag] 1988 in [geboorteplaats] ( [land] ), zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland, uit andere hoofde gedetineerd in de [verblijfplaats] , raadsman mr. R.A.L.F. Frijns, advocaat te Rotterdam.
1 Onderzoek van de zaak
Overeenkomstig artikel 369 van het wetboek van strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De meervoudige kamer heeft de behandeling van deze zaak op de zitting van 28 februari 2025 aangehouden. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 augustus 2025. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman, mr. R.A.L.F. Frijns. De officier van justitie mr. H.E. Thijssen-de Haze en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachtefeit 1: op 2 september 2020 bij [locatie 1] en [locatie 2] goederen van zeven personen heeft gestolen en daarvoor kluisjes heeft opengebroken;feit 2: op 2 september 2020 in [plaats 1] een auto heeft gestolen; feit 3: op 2 september 2020 in Rotterdam geld heeft gestolen door te betalen met weggenomen pinpassen en een creditcard;feit 4: op 29 juni 2021 bij [locatie 3] goederen van vier personen heeft gestolen en daarvoor kluisjes heeft opengebroken;feit 5: op 29 juni 2021 in Venlo geld heeft gestolen door te betalen met weggenomen pinpassen.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen. Voor feit 1 moet wel partiële vrijspraak volgen voor de ten laste gelegde braak en verbreking.
4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de ten laste gelegde braak en verbreking onder feit 1. Verdachte dient van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bewijsmiddelen Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier. Wel zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de strafverzwarende bestanddelen braak en/of verbreking onder feit 1, nu er geen braaksporen zijn aangetroffen en ook overigens uit het dossier onvoldoende van braak of verbreking blijkt.
4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1 op 2 september 2020 te [plaats 2] en [plaats 1], portemonnees (met inhoud) waaronder pinpassen en creditcards en/of tassen (met inhoud) en/of sieraden en/of kledingstukken en/of sleutels en/of make-up, die aan ([locatie 1]) [benadeelde 1], [benadeelde 2], ([locatie 2]) [benadeelde 3], [benadeelde 4], [benadeelde 5], [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om ze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2 op 2 september 2020 te [plaats 1] een auto (Renault Kadjar kleur: grijs), die aan [benadeelde 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3 op 2 september 2020 te Rotterdam geldbedragen, die aan [benadeelde 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om ze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met een onrechtmatig verkregen pinpas of creditcard (contactloos) betalingen te verrichten;
4 op 29 juni 2021 te [plaats 3], gemeente Venlo, portemonnees (met inhoud) waaronder pinpassen en creditcards en/of tassen (met inhoud) en/of sieraden en/of kledingstukken en/of sleutels en/of make-up, die aan: ([locatie 3])
-
[benadeelde 8],
-
[benadeelde 9],
-
[benadeelde 10] en/of
-
[benadeelde 11]
toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om ze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, door bij [locatie 3] kluisjes open te breken;
5 op 29 juni 2021 te Venlo geldbedragen, die aan [benadeelde 9] en [benadeelde 11] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om ze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met een onrechtmatig verkregen pinpas (contactloos) betalingen te verrichten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijf maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging verzoekt bij het bepalen van de straf rekening te houden met het feit dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is overschreden, alsmede het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) meermalen van toepassing is en te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank De aard en ernst van de feiten Verdachte heeft bij drie verschillende sauna’s meerdere kluisjes opengebroken en daaruit kleding, tassen, portemonnees (met daarin onder andere contant geld, identiteitsbewijzen, pinpassen en creditcards), sieraden, make-up en huis- en autosleutels van een aantal bezoekers weggenomen. Verdachte heeft met een bij de sauna in [plaats 1] weggenomen autosleutel een auto gestolen. Met uit de kluisjes weggenomen pinpassen en creditcard heeft hij bovendien nog diverse betalingen verricht.
Verdachte heeft met zijn handelen een groot aantal personen schade berokkend. Bezoekers moesten al hun kleding en eigendommen in een kluisje achterlaten. Toen zij aan het einde van de dag weer bij hun kluisje terugkwamen, zagen zij dat hun waardevolle en persoonlijke spullen verdwenen waren. Niet alleen betekende dat financieel nadeel, deze bezoekers waren daardoor ook totaal onthand. Wat voor hen een ontspannende dag had moeten zijn, eindigde voor hen in een hoop ellende. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij kennelijk niet heeft stilgestaan bij de schade en overlast die hij heeft veroorzaakt. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te proberen te komen.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee. De rechtbank zal daarentegen ook sterk rekening houden met het feit dat artikel 63 Sr meermalen van toepassing is. Verdachte is namelijk na het plegen van de feiten veroordeeld in andere strafzaken, waaronder tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor soortgelijke feiten.
De overschrijding van de redelijke termijn De rechtbank zal bij het bepalen van de straf in voor verdachte gunstige zin ook rekening houden met het tijdsverloop in deze zaak. De rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken.
De redelijke termijn is in dit geval aangevangen op 15 juli 2021, de dag dat verdachte in verzekering is gesteld en bekend is geworden met de verdenking tegen hem. Het vonnis had uiterlijk 15 juli 2023 gereed moeten zijn. Daarmee is de redelijke termijn met ruim twee jaar overschreden.
Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. In geval van een overschrijding met meer dan twaalf maanden moet naar bevind van zaken worden gehandeld. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte door de overschrijding gedurende een lange tijd in onzekerheid heeft verkeerd over de afloop van zijn strafzaak.
De op te leggen straf Gelet op de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van drie maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden is en zal dit aan verdachte opleggen.
7 De benadeelde partijen
7.1. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] (feit 1) De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 1.124,68 aan materiële schade voor feit 1, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De materiële schade bestaat uit:
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade Nieuwe autosleutels, nieuwe huissleutels en nieuw slot De rechtbank acht deze schadeposten volledig toewijsbaar. Het is begrijpelijk dat het slot is veranderd, nu de huissleutels zijn gestolen. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde handelen.
Contant geld De benadeelde partij vordert een vergoeding wegens weggenomen contant geld. Dat er geld is weggenomen, is onvoldoende gemotiveerd betwist. Ook de omvang van de gestelde schade is onvoldoende gemotiveerd weersproken. De rechtbank zal daarom de vordering van € 350,-- toewijzen.
Spijkerbroek, jurk en tas De benadeelde partij vordert een bedrag van € 270,-- voor een spijkerbroek, een jurk en een tas die zijn weggenomen. De rechtbank is van oordeel dat deze schade in voldoende verband staat met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij heeft de vordering niet kunnen onderbouwen, omdat het om een oudere spijkerbroek, jurk en tas ging waarvan de benadeelde partij geen aankoopbewijzen meer heeft. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de hoogte van de schade gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid, rekening houdend met de afschrijving van de waarde van de goederen. Zij schat de waarde van de kleding en de tas op € 100,-- en wijst deze schadepost tot dit bedrag toe. De vordering wordt voor het overige afgewezen.
Wettelijke rente De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 2 september 2020.
Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
7.2. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] (feit 1) De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 378,10 aan materiële schade voor feit 1, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële schade bestaat uit:
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade Tas, rijbewijs, portemonnee, lippenstiften en contant geld De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 368,10. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde handelen.
Pen De rechtbank is van oordeel dat niet zonder meer kan worden vastgesteld dat deze kosten redelijkerwijs als gevolg van de diefstal kunnen worden toegerekend. Nu de verdediging het causaal verband tussen deze schade en de diefstal gemotiveerd heeft betwist, is nader debat en eventueel bewijsvoering nodig. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank echter een onevenredige belasting van het strafgeding op. Om die reden zal de benadeelde partij in het deel van de vordering dat ziet op de pen niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan haar vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wettelijke rente De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 2 september 2020.
Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
7.3. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] (feit 1) De benadeelde partij [benadeelde 5] vordert een schadevergoeding van € 411,60 aan materiële schade voor feit 1, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële schade bestaat uit:
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade Tas, portemonnee, lippenstift en parfum De benadeelde partij vordert in totaal een bedrag van € 200,- voor een zwarte leren tas, een zwarte leren portemonnee, lippenstift en parfum. De rechtbank is van oordeel dat deze schade in voldoende verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij heeft de vordering niet onderbouwd met aankoopbewijzen. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de hoogte van de schade gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid, rekening houdend met de afschrijving van de waarde van de goederen. Zij schat de waarde van de tas op € 60,--, de portemonnee op € 15,-- en de lippenstift en partum op € 25,-- en wijst deze schadeposten tot die bedragen toe. De vordering wordt voor het overige afgewezen.
Contant geld De benadeelde partij vordert een vergoeding wegens weggenomen contant geld. Dat er geld door verdachte is weggenomen, is onvoldoende gemotiveerd betwist. Ook de omvang van de gestelde schade is onvoldoende gemotiveerd weersproken. De rechtbank zal daarom de vordering van € 170,-- toewijzen.
Rijbewijs Nu de verdediging deze kosten onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, zal de rechtbank de vordering ook in zoverre toewijzen.
Wettelijke rente De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 2 september 2020.
Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
7.4. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10] (feit 4) De benadeelde partij [benadeelde 10] vordert een schadevergoeding van € 301,50 aan materiële schade voor feit 4, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast vordert de benadeelde partij vergoeding van proceskosten van € 2,--.
De materiële schade bestaat uit:
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde handelen.
Proceskosten Onder de post proceskosten zijn de parkeerkosten bij het politiebureau gevorderd. De parkeerkosten bij het politiebureau komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu dit geen rechtstreekse materiële schade betreft en deze kosten niet vallen onder de civiele proceskostenregeling. De rechtbank zal deze post van € 2,-- dan ook afwijzen.
Wettelijke rente De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 29 juni 2021.
Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
7.5. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11] (feit 4) De benadeelde partij [benadeelde 11] vordert voor feit 4 een schadevergoeding van € 270,14, waarvan € 70,14 aan materiële schade en € 200,-- voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële schade bestaat uit:
De materiële schade bedraagt in totaal € 187,70. De benadeelde partij heeft € 117,56 daarvan vergoed gekregen door de verzekeraar. Een bedrag van € 70,14 resteert derhalve.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde handelen.
Immateriële schade De wet geeft slechts in bepaalde gevallen recht op vergoeding van immateriële schade, zoals geregeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor zover hier van belang is, is dat aan de orde indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van ‘een aantasting in zijn persoon op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen.
Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat geestelijk letsel is ontstaan. Daarvoor is nodig dat het bestaan van geestelijk letsel naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld, bijvoorbeeld aan de hand van informatie afkomstig van een psychiater of psycholoog.
Namens de benadeelde partij is aangevoerd dat hij als gevolg van de feiten nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De vordering is echter niet met concrete gegevens onderbouwd. De rechtbank kan daardoor niet zonder meer vaststellen dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte geestelijk letsel heeft opgelopen. De enkele stelling dat de benadeelde partij nu minder vertrouwen in mensen heeft, is daarvoor onvoldoende. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Deze vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente De gevorderde wettelijke rente over de materiële schade zal worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 29 juni 2021.
Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
-
verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: diefstal, meermalen gepleegd; feit 2: diefstal; feit 3: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd; feit 4: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd; feit 5: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
-
verklaart verdachte strafbaar;
-
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie maanden;
-
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen [benadeelde 2] (feit 1)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van
€ 954,68 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2020 tot aan de dag der voldoening;- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;- wijst af het overige deel van de vordering;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], € 954,68 aan materiële schade te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2020 tot aan de dag der voldoening;- bepaalt dat bij niet betaling 19 dagen gijzeling kunnen worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 4] (feit 1)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] van
€ 368,10 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2020 tot aan de dag der voldoening;- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 4], € 368,10 aan materiële schade te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2020 tot aan de dag der voldoening;- bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kunnen worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 5] (feit 1)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 5] van
€ 311,60 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2020 tot aan de dag der voldoening;- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;- wijst af het overige deel van de vordering;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 5], € 311,60 aan materiële schade te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2020 tot aan de dag der voldoening;- bepaalt dat bij niet betaling 6 dagen gijzeling kunnen worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 10] (feit 4)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 10] van
€ 301,50 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2021 tot aan de dag der voldoening;- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;- wijst de vordering voor zover deze ziet op de proceskosten af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 10], € 301,50 aan materiële schade te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2021 tot aan de dag der voldoening;- bepaalt dat bij niet betaling 6 dagen gijzeling kunnen worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 11] (feit 4)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 11] van
€ 70,14 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2021 tot aan de dag der voldoening;- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 11], € 70,14 aan materiële schade te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2021 tot aan de dag der voldoening;- bepaalt dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kunnen worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en H. Remerie, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 augustus 2025.
De oudste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1 hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 2 september 2020 te [plaats 2] en/of [plaats 1],
portemonnees (met inhoud) waaronder pinpassen en creditcards, tassen (met inhoud), sieraden, kledingstukken, sleutels en make-up, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan onder andere:
([locatie 1]) [benadeelde 1] [benadeelde 2]
([locatie 2]) [benadeelde 3] [benadeelde 4] [benadeelde 5] [benadeelde 6] en [benadeelde 7]
in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking,
door bij: [locatie 1] (2 september 2020) [locatie 2] (2 september 2020) één of meerdere kluisjes open te breken/te verbreken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2 hij op of omstreeks 2 september 2020 te [plaats 1] althans in Nederland een auto (Renault Kadjar kleur: grijs), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
3 hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 2 september 2020 te Rotterdam althans in Nederland één of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door één of meermaals met onrechtmatig verkregen pinpassen, betaalpassen en/of creditcards, althans passen waartoe de verdachte niet bevoegd was die te gebruiken, (contactloos) geld te pinnen en/of betalingen te verrichten;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
4 hij op of omstreeks 29 juni 2021 te [plaats 3], gemeente Venlo portemonnees (met inhoud) waaronder pinpassen en creditcards, tassen (met inhoud), sieraden, kledingstukken, sleutels en make-up, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan onder andere:
([locatie 3])
-
[benadeelde 8]
-
[benadeelde 9]
-
[benadeelde 10]
-
[benadeelde 11]
in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking,
door bij: [locatie 3]
één of meerdere kluisjes open te breken/te verbreken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
5 hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 29 juni 2021 te Venlo althans in Nederland één of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 9] en/of [benadeelde 11], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door één of meermaals met onrechtmatig verkregen pinpassen, betaalpassen en/of creditcards, althans passen waartoe de verdachte niet bevoegd was die te gebruiken, (contactloos) geld te pinnen en/of betalingen te verrichten;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )