Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 21/3635

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker

(gemachtigde: [gemachtigde]),

en

De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het UWV).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van het UWV van 1 juli 2021. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat het UWV op 12 februari 2025 dit besluit heeft vervangen door een beslissing op bezwaar waarbij verzoeker alsnog per 1 januari 2020 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt wordt geacht en recht heeft op een IVA-uitkering.

1.1. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het UWV heeft de rechtbank meegedeeld dat hij akkoord gaat met een proceskostenveroordeling.

1.2. De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.[1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?

3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.[2]

Is verweerder aan verzoeker tegemoetgekomen?

4. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.

4.1. Op 20 augustus 2021 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin is bepaald dat verzoeker met ingang van 1 januari 2020 geen recht had op een IVA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het UWV heeft op 12 februari 2025 het bestreden besluit gewijzigd, en bepaald dat verzoeker 80-100% arbeidsongeschikt wordt geacht, dat deze arbeidsongeschiktheid duurzaam is en dat verzoeker recht heeft op een IVA-uitkering. Hiermee is het UWV tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.

Welk bedrag aan proceskosten moet verweerder aan verzoeker vergoeden?

5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Bpb als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Daarnaast heeft gemachtigde twee keer een schriftelijke reactie na het deskundigenrapport ingediend (ieder een 0,5 punt). In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.721,-.

6. De gemachtigde van verzoeker heeft op 21 januari 2022 ter gelegenheid van het indienen van een deskundigenrapport uit naam van verzoeker ook verzocht om kosten voor de door hem ingeschakelde deskundige. Ten aanzien van kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht is in artikel 1, aanhef en onder b en artikel 2, eerste lid, onder b van het Bpb juncto in artikel 8:36, tweede lid, van de Awb bepaald dat deze kosten worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde en krachtens het Besluit tarieven in strafzaken (het Besluit). In artikel 6 van het Besluit is het tarief voor vergoeding van werkzaamheden waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, vastgesteld op ten hoogste € 134,04 per uur (zoals geldend in het jaar 2021) voor het verrichten van een onderzoek als in dit geval. In artikel 15 van het Besluit is bepaald dat de bedragen, genoemd in het Besluit, worden verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd.

De rechtbank gaat bij het bepalen van het tarief uit van de hoogte van het forfaitaire bedrag, zoals dat geldt op dat de werkzaamheden door de deskundige zijn verricht, namelijk in het jaar 2021.

7. Naar vaste rechtspraak komen de kosten van inschakeling van een deskundige voor vergoeding in aanmerking als deze inschakeling redelijk is en de kosten zelf redelijk zijn. [naam], verzekeringsarts, van [organisatie] is aan te merken als deskundige in de zin van deze bepaling en de inschakeling van een medisch deskundige is redelijk te achten. [naam] heeft eenmaal een advies uitgebracht, dat door de gemachtigde van de verzoeker in de procedure is ingebracht.

8. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde een factuur van [organisatie] heeft overgelegd. Met deze factuur zijn werkzaamheden gefactureerd tot een bedrag van € 2.674,58, te verhogen met 21% btw, zijnde een bedrag van € 3.236,11. Alleen de kosten van de deskundige zelf worden vergoed. De gevorderde kosten voor administratieve en secretariële ondersteuning komen, zoals het UWV terecht heeft aangevoerd, niet voor vergoeding in aanmerking, omdat artikel 1 van het Bpb daarin niet voorziet.[3]

Voor vergoeding komt dan in aanmerking een bedrag van 12,3 uur x € 134,04 = € 1.648,69 + 21% BTW = € 1.994,92. De totale proceskostenveroordeling bedraagt € 4.715,92 (€ 2.721,00 + € 1.994,92).

Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?

9. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden.[4]Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot het UWV wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 4.715,92 aan proceskosten aan verzoeker.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 21 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Centrale Raad van Beroep 19 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020, 2897.

Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.


Voetnoten

Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Centrale Raad van Beroep 19 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020, 2897.

Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.