Terug naar bibliotheek
Besluit tarieven in strafzakenArtikel 6
Artikel 6
Laatste versie
1. Voor reis- en verblijfkosten als bedoeld in artikel 6 van de Wet tarieven in strafzaken zijn vergoedingen verschuldigd berekend naar de volgende tarieven:
- aan personen, als bedoeld in artikel 2, lid 2 f 3,40 per retourkilometer; het aantal retourkilometers wordt berekend naar de kortste reisroute, met dien verstande dat voor de eerste 4 retourkilometers geen vergoeding wordt gegeven.
- aan personen, aan wie op grond van artikel 3, derde lid, sub c, d en e, van de Wet tarieven in strafzaken geen vergoeding wegens tijdverzuim toekomt, ... op de voet van het Reisbesluit 1971
- aan personen, aan wie werkzaamheden zijn opgedragen, die niet van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, aan getuigen, aan voogden die wegens een strafzaak tegen een onder hun gezag staande minderjarige ingevolge het Wetboek van Strafvordering moeten worden opgeroepen, aan curatoren, bij toepassing van artikel 509d van het Wetboek van Strafvordering, en aan noodzakelijke geleiders van deze personen, van personen aan wie werkzaamheden zijn opgedragen, van verdachten en van gerekwestreerden. de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse, alsmede verblijfkosten tot ten hoogste f 83,40 per dag, met inbegrip van overnachting; een taxi wordt niet aangemerkt als openbaar middel van vervoer.
2. Voor het gebruik van een bijzonder middel van vervoer in de in artikel 7 van de Wet tarieven in strafzaken bedoelde gevallen is een vergoeding verschuldigd, berekend naar de werkelijke kosten, tegen overlegging van een bewijs van betaling. Voor het gebruik van een eigen auto wordt ten hoogste f 0,60 per kilometer vergoed.
3. Vergoeding voor reis- en verblijfkosten wordt niet meer dan éénmaal toegekend, ook al wordt de reis gemaakt ten behoeve van verschillende zaken.
Details
[Regeling vervallen per 01-10-2003]
Gerelateerde rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam
ECLI:NL:GHAMS:2024:1645 - Gerechtshof Amsterdam - 22 mei 2024
ECLI:NL:GHAMS:2024:1645•22 mei 2024•Dit wetsartikel wordt 10 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag
ECLI:NL:RBDHA:2024:6923 - Rechtbank Den Haag - 9 januari 2024
ECLI:NL:RBDHA:2024:6923•9 januari 2024•Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep1x keer aangehaald in latere zaken
ECLI:NL:CRVB:2024:476 - Centrale Raad van Beroep - 12 maart 2024
ECLI:NL:CRVB:2024:476•12 maart 2024•Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken
ECLI:NL:HR:1997:AA2134 - Hoge Raad - 25 maart 1997
ECLI:NL:HR:1997:AA2134•25 maart 1997•Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
ECLI:NL:RBZWB:2024:5557 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 12 augustus 2024
ECLI:NL:RBZWB:2024:5557•12 augustus 2024•Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Rotterdam
ECLI:NL:RBROT:2024:5652 - Rechtbank Rotterdam - 19 juni 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:5652•19 juni 2024•Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Oost-Brabant
ECLI:NL:RBOBR:2023:6091 - Rechtbank Oost-Brabant - 28 december 2023
ECLI:NL:RBOBR:2023:6091•28 december 2023•Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad
ECLI:NL:HR:2003:AI0923 - Hoge Raad - 7 augustus 2003
ECLI:NL:HR:2003:AI0923•7 augustus 2003•Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak