Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5015 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 1 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:50151 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02-003902-25

vonnis van de meervoudige kamer van 1 augustus 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] wonende te [woonadres] uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg raadsvrouw mr. C.R. Pirone, advocaat te Rijen

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.A.M. Dekkers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen een fatbike heeft weggenomen van [aangever] waarbij geweld werd gebruikt.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en de raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat uit de verklaring van verdachte enkel blijkt dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van de [aangever] en dat zonder zijn medeweten een mededader de fatbike van aangever heeft meegenomen. Omdat het verdachte niet te doen was om de fatbike en hij ook niet de beslissing heeft genomen om die fatbike mee te nemen, is de raadsvrouw van mening dat dit onvoldoende is om te komen tot een bewezenverklaring van de nauwe en bewuste samenwerking om de fatbike met geweld weg te nemen en dat verdachte daarom van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

4.3.1 De bewijsmiddelen De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.

4.3.2 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs Op grond van de bewijsmiddelen is vast komen te staan dat verdachte op 8 oktober 2024 aan het begin van de avond samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en met anderen in het Wilhelminapark in Tilburg was. Op enig moment reed [aangever] op zijn fatbike door het park. Daarbij raakte hij al rijdend verdachte. Deze is, samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , achter aangever aangegaan. [medeverdachte 1] reed daarbij op een gewone (elektrische) fiets, verdachte en [medeverdachte 2] reden ieder op een fatbike. Toen aangever over de Veldhovenring fietste, werd hij door de drie personen tegengehouden. Verdachte heeft aangever een klap gegeven waardoor aangever op de grond terecht is gekomen. Terwijl aangever op de grond lag, heeft verdachte hem nog een aantal klappen gegeven en is hij door verdachte en de medeverdachten tegen het lichaam geschopt. Vervolgens zijn verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en | [medeverdachte 1] gezamenlijk vertrokken. [medeverdachte 1] heeft de fatbike van aangever gepakt en is daarop weggereden. Verdachte is op zijn eigen fatbike weggereden en heeft de elektrische fiets van [medeverdachte 1] aan de hand meegevoerd.

Medeplegen Uit vaste rechtspraak volgt dat voor medeplegen een bewuste en nauwe samenwerking met een ander is vereist. Om van een dergelijke samenwerking te kunnen spreken, is het niet noodzakelijk dat verdachte zelf enige uitvoeringshandeling heeft verricht. Hij moet echter wel een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het delict. Naar het oordeel van de rechtbank – en in lijn met vaste rechtspraak – is het daarvoor niet nodig dat er voorafgaande aan het delict uitdrukkelijke afspraken zijn gemaakt. Een stilzwijgende samenwerking kan ook een bewuste en nauwe samenwerking – en daarmee medeplegen – opleveren.

Uit de feiten en omstandigheden zoals die uit de bewijsmiddelen blijken, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een gezamenlijk optreden door verdachte en de medeverdachten gericht op de diefstal van de fatbike. Omstanders hebben gezien dat drie personen om het slachtoffer staan voordat de fatbike gestolen wordt. Alle drie de verdachten gebruiken geweld tegen aangever Toen [medeverdachte 1] op de fatbike van aangever is weggereden, heeft verdachte de fiets van [medeverdachte 1] aan de hand meegenomen. Verdachte en medeverdachten zijn er samen vandoor gegaan. Als aangever daarna met de bestuurder van een passerende auto achter de verdachten aan gaat, komt het enkele straten verderop opnieuw tot een confrontatie. [getuige] wilde hierbij ingrijpen en ook hij is daarbij door verdachte geslagen teneinde te verhinderen dat de fatbike zou teruggaan naar aangever. [medeverdachte 2] heeft daarbij ook tegen [getuige] geroepen “You stay there”. Na deze confrontatie zijn verdachte, [verdachte] en [medeverdachte 1] (wederom) met de fatbike van aangever vertrokken.

Op grond van het voorgaande in onderling verband en in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vast is komen te staan. De bijdrage van verdachte aan het feit is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht, dat het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als medeplegen.

Opzet en oogmerk Verdachte heeft aangevoerd dat hij, zo begrijpt de rechtbank, geen opzet had op het wegnemen van de fatbike of het oogmerk had om deze te stelen, maar dat hij aangever alleen wilde slaan, zodat verdachte moet worden vrijgesproken. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, is sprake van medeplegen hetgeen impliceert dat verdachte en de medeverdachten opzettelijk hebben samengewerkt tot het plegen van de diefstal. Het verweer wordt verworpen.

Conclusie Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend dat verdachte tezamen en in vereniging met twee anderen een diefstal met geweld heeft gepleegd.

4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op 8 oktober 2024 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen, een fatbike die geheel aan [aangever] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken door die [aangever] :- meermalen te slaan tegen het lichaam, en - meermalen te trappen tegen het lichaam; De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

6.2 Het standpunt van de verdediging Betreffende een aan verdachte op te leggen straf heeft de raadsvrouw verzocht om aan verdachte een zo kort mogelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat hij zo snel mogelijk na zijn detentie kan aanvangen met de voor hem zo noodzakelijke therapie.

6.3 Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld van een fatbike. Aangever is door verdachte geslagen, waardoor hij op de grond terecht is gekomen. Ook is aangever daarbij geschopt. Verdachte verklaart dat hij boos was door de reactie van aangever, nadat deze tegen hem aan was gereden. Vervolgens zijn de verdachten gezamenlijk, met medeneming van de fatbike van aangever, er vandoor gegaan. Door de verdachten is inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Dergelijke straatroven zijn zeer ernstig en veroorzaken sterke gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en bij de slachtoffers in het bijzonder. Bovendien geven zij blijk van een gebrek aan respect voor andermans eigendommen. De rechtbank acht het kwalijk dat een dergelijke geringe gebeurtenis aanleiding is voor verdachte om zo agressief te reageren.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 27 juni 2025, waaruit blijkt dat verdachte op 13 februari 2025 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren voor overtreding van de Wet Wapens en Munitie en voor geweldsmisdrijven. Daarmee is er sprake van toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de rechtbank zal hiermee bij de strafbepaling rekening houden. Ook blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij in 2021 en in 2022 eerder is veroordeeld voor het plegen van geweldsmisdrijven tot telkens forse voorwaardelijke straffen en dat twee van die voorwaardelijke straffen inmiddels bij eerdergenoemd vonnis van 13 februari 2025 ten uitvoer zijn gelegd.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies over verdachte van 15 april 2025. Hieruit komen geen zwaarwegende indicaties naar voren voor het toepassen van het jeugdstrafrecht, hetgeen ook bleek uit het reclasseringsadvies van 20 januari 2025. Dit advies was opgemaakt in de strafzaak waarin verdachte op 13 februari 2025 is veroordeeld. Uit het reclasseringsadvies van 15 april 2025 blijkt voorts dat een straf wordt geadviseerd zonder (aanvullende) bijzondere voorwaarden. Betrokkene heeft in de zaak met parketnummer 02.211279-24 reeds een reclasseringstoezicht opgelegd gekregen, en dit toezicht wordt gecontinueerd nadat hij zijn gevangenisstraf in die strafzaak heeft uitgezeten. Daarom wordt door de reclassering geadviseerd om verdachte in de onderhavige zaak af te straffen en deze straf aan te laten sluiten op zijn huidige gevangenisstraf, zodat verdachte zich daarna volledig kan richten op zijn reclasseringstoezicht.

De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting. Hieruit volgt dat op een straatroof met licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden is gesteld en bij recidive 8 maanden.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden passend en geboden is.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7 De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever] vordert een schadevergoeding van € 1.445,=, bestaande in de waarde van de fatbike.

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de diefstal mede heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding is niet weersproken en acht de rechtbank geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8 oktober 2024 tot aan de dag der voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.

De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

  • verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;

Benadeelde partijen

  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] van € 1.445,= aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8 oktober 2024 tot aan de dag der voldoening.

  • veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

  • bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;

  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [aangever] , € 1.445,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8 oktober 2024 tot aan de dag der voldoening.

  • bepaalt dat bij niet betaling 24 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;

  • bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;

  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door mr. K. Verhoeven, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. L.W. Louwerse, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 augustus 2025. Bijlage I

De tenlastelegging

hij op of omstreeks 8 oktober 2024 te Tilburgtezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een fatbike, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , inelk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/ofbedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om diediefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping opheterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vluchtmogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die[aangever] :- te duwen tegen het lichaam (waardoor die [aangever] ten val is gekomen), en/of- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, te slaan tegen het lichaam, en/of- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, te trappen tegen het lichaam;( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )