ECLI:NL:RBZWB:2025:4793 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 24 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5477
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
- In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 19 oktober 2023. De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2020 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een bedrag van € 651 (aanslagnummer [bsn].06.01).
1.1. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
Beoordeling door de rechtbank
- De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
- Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken.
[1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar.[2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen.[3]
3.1. Als een beroepschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan, dan wordt het beroepschrift zo spoedig mogelijk doorgezonden naar het bestuursorgaan dat wel bevoegd is. Voor de beoordeling of het beroepschrift in dat geval tijdig is ingediend, geldt het tijdstip van indiening bij het onbevoegde bestuursorgaan, tenzij sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
3.2. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Is het beroep te laat ingediend?
- Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 19 oktober 2023 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 30 november 2023. De brief van belanghebbende aan de inspecteur is door de inspecteur op 28 april 2024 ontvangen. Deze datum heeft dus te gelden als datum van indiening (hoewel dus bij het verkeerde loket, zie hiervoor onder 3.1) Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
- Belanghebbende is bij brieven van 30 juli 2024, 17 september 2024 en 10 oktober 2024
[6] in de gelegenheid gesteld om redenen aan te geven voor deze termijnoverschrijding. Belanghebbende heeft niet gereageerd. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van M.H. Timmermans, griffier, op 24 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en is aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.
Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
Dit volgt uit artikel 26c van deAlgemene wet inzake rijksbelastingenn.
Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
Artikel 6:15, derde lid, van de Awb.
Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
Per gewone post op het bij het GBA bekende adres, in verband met de retour gekomen aangetekende brief van 17 september 2024.