Uitspraak inhoud

locatie Rotterdam

zaaknummer: 11736265 VV EXPL 25-326

datum uitspraak: 18 augustus 2025

Vonnis in kort geding van de kantonrechter

in de zaak van

Stichting Woonstad Rotterdam, vestigingsplaats: Rotterdam, eiseres, gemachtigde: mr. R.H. Ruysendaal,

tegen

[gedaagde], woonplaats: [plaats] , gedaagde, gemachtigde: mr. A. Rijnsburger.

De partijen worden hierna ‘Woonstad’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1 De procedure

1.1. Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:

1.2. Op 4 augustus 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Hierbij was [persoon A] (sociaal beheerder) van Woonstad aanwezig met de gemachtigde en de gemachtigde van [gedaagde] .

2 De beoordeling

Waar gaat de zaak over?

2.1. Mevrouw [persoon B] huurde een woning van Woonstad. [gedaagde] woonde bij haar in huis. [persoon B] heeft de huurovereenkomst opgezegd per 15 mei 2025 en is uit de woning vertrokken. [gedaagde] woont er nog. Woonstad eist nu dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de woning te ontruimen, omdat hij geen recht heeft om daar te wonen. Ze wil ook dat hij wordt veroordeeld om een vergoeding per maand te betalen. [gedaagde] is het niet eens met de eis. Hij vindt dat hij daar mag blijven wonen omdat hij met [persoon B] getrouwd is en omdat hij al lang met haar samenwoonde.

2.2. De rechter veroordeelt [gedaagde] om de woning binnen veertien dagen te ontruimen. In dit vonnis legt ze uit waarom.

De rechter vindt het aannemelijk dat [gedaagde] geen recht heeft om in de woning te wonen

2.3. De rechter vindt het aannemelijk dat in een gewone procedure wordt geoordeeld dat [gedaagde] geen recht heeft om in de woning te wonen. Zij oordeelt namelijk voorlopig dat allebei de argumenten van [gedaagde] niet opgaan.

Dat [gedaagde] lang heeft samengewoond met [persoon B] is niet van belang

2.4. Het eerste argument van [gedaagde] is dat hij van 2018 tot 2025 samenwoonde met [persoon B] . Dat is niet van belang. In die periode hebben ze namelijk niet samen bij Woonstad een verzoek ingediend om [gedaagde] te laten registreren als medehuurder (artikel 7:267 BW). Daar is het inmiddels te laat voor, omdat [persoon B] de huurovereenkomst heeft opgezegd.

Het is niet aannemelijk dat het huwelijk van [gedaagde] en [persoon B] erkend wordt in Nederland

2.5. Het tweede argument van [gedaagde] is dat hij met [persoon B] getrouwd is. Als dat zou kloppen dan is hij automatisch huurder geworden, doordat de huurovereenkomst van [persoon B] is geëindigd (artikel 7:266 BW). De rechter oordeelt dat dit argument ook niet opgaat, omdat zij het niet aannemelijk vindt dat het huwelijk van [gedaagde] en [persoon B] erkend wordt in Nederland. De rechter gaat ervan uit dat dit wel nodig is om medehuurder te worden. Dit staat niet in de wet of wetsgeschiedenis, maar het ligt wel voor de hand dat dit de bedoeling van de wetgever is geweest.

2.6. [gedaagde] heeft een huwelijkscontract aangeleverd van een huwelijk met [persoon B] in Egypte. Zo’n huwelijk wordt in Nederland erkend als het volgens Egyptisch recht geldig is (artikel 10:31 BW). Het huwelijk van [gedaagde] en [persoon B] is een Islamitisch huwelijk, dat is gesloten op het Islamitische Shariakantoor in Alexandrië. Dit wordt een Orfi-huwelijk genoemd. Dit huwelijk is niet gesloten bij de bevoegde instantie in Egypte: het notariaat van het ministerie van Justitie. Het huwelijk is daarom in Egypte niet erkend. Daar zijn de partijen het over eens. Dit staat ook vermeld op de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, waarnaar beide partijen hebben verwezen.[1]

2.7. Ook is er geen discussie over dat het huwelijk wel alsnog erkend kan worden, zoals ook de door Woonstad geraadpleegde Egyptische advocaat heeft verklaard. De partijen zijn het erover eens dat dit tot op vandaag niet gebeurd is. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van [gedaagde] aangegeven dat [gedaagde] dit wel heeft geprobeerd, maar dat dit niet is gelukt, vermoedelijk omdat [persoon B] daar niet aan mee wil werken.

2.8. Het Orfi-huwelijk van [gedaagde] en [persoon B] is dus op dit moment niet erkend in Egypte. Het wordt daarom ook niet erkend in Nederland. Het is ook niet aannemelijk dat [persoon B] alsnog zal meewerken aan het erkennen van het huwelijk. Ze verblijft namelijk in een blijf-van-mijn-lijfhuis in verband met een conflict met [gedaagde] .

De eis van Woonstad heeft spoed

2.9. Het is dus aannemelijk dat [gedaagde] een woning bezet houdt waar hij eigenlijk geen recht op heeft. Van Woonstad kan niet worden verwacht dat zij de uitkomst van een gewone procedure hierover afwacht. Er zijn veel andere mensen die daar ook willen wonen en al lang op de wachtlijst staan. Woonstad heeft er belang bij dat zij de woning op korte termijn aan die mensen kan verhuren. [gedaagde] moet de woning ontruimen

2.10. [gedaagde] wordt veroordeeld om de woning te ontruimen. De rechter vindt het redelijk dat hij daarvoor veertien dagen de tijd krijgt.

[gedaagde] moet een vergoeding per maand betalen

2.11. [gedaagde] moet een schadevergoeding betalen per maand, omdat hij sinds 15 mei 2025 in de woning woont, terwijl hij daar geen recht op heeft. De vergoeding is net zo hoog als de huur die Woonstad in rekening had kunnen brengen. De eis van Woonstad om die vergoeding te betalen vanaf 1 juni 2025 wordt toegewezen.

[gedaagde] moet de proceskosten betalen

2.12. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Woonstad moet betalen op € 145,45 aan dagvaardingskosten, € 135,- aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 958,45. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.

Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad

2.13. Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonstad dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3 De beslissing

De kantonrechter:

3.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning op het [adres] , [postcode] in [plaats] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en de woning met alle sleutels ter beschikking van Woonstad te stellen;

3.2. veroordeelt [gedaagde] om aan Woonstad vanaf 1 juni 2025 tot de ontruiming te betalen € 621,55 per maand, met de jaarlijkse verhoging per 1 juli die is toegestaan;

3.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Woonstad worden begroot op € 958,45;

3.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

3.5. wijst al het andere af.

Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken. 33394

https://www.nederlandwereldwijd.nl/trouwen/egypte


Voetnoten

https://www.nederlandwereldwijd.nl/trouwen/egypte