Uitspraak inhoud

Team straf 1

Parketnummer: 83/152943-21 Datum uitspraak: 22 juli 2025 Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres 1] , raadsman mr. S.T. van Berge Henegouwen, advocaat te Maastricht.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 2 juli 2025 en 22 juli 2025.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. van der Kallen heeft gevorderd:

4 Waardering van het bewijs

4.1. Bewijswaardering

4.1.1. Standpunt verdediging De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, [medeverdachte rechtspersoon 1] (hierna: [medeverdachte rechtspersoon 1]) en [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) gericht op het ten laste gelegde. De wijze waarop het dossier is samengesteld, maakt dat een verkeerd beeld is ontstaan over de samenwerking tussen de verdachten. In feite komt het erop neer dat [medeverdachte] gebruik heeft gemaakt van de faciliteiten van het bedrijf van de verdachte, op basis van een samenwerking die in een zakelijke overeenkomst was vastgelegd, en vervolgens buiten medeweten van de verdachte en [medeverdachte rechtspersoon 1] strafbare feiten heeft gepleegd. Dat de verdachte blijkens het dossier contact heeft gehad met de [medeverdachte] over containers moet in het licht van die zakelijke overeenkomst worden bezien. De verdachte is door de [medeverdachte] misleid. Van de kant de verdachte was dan ook geen sprake is van opzet op het ten laste gelegde. Meer specifiek is ten aanzien van zaaksdossier Nigeria aanvullend aangevoerd dat de verdachte enkel betrokken is geweest bij het inplannen van het wegen van de inhoud van de container. De container is vervolgens geladen en verzegeld. Dit alles echter onder gezag en verantwoordelijkheid van de [medeverdachte]. Ook ten aanzien van de zaaksdossiers Thailand I & II en Turkije geldt dat alles via de [medeverdachte] verliep. De verdachte noch [medeverdachte rechtspersoon 1] had enige bemoeienis.

4.1.2. Beoordeling De in de tenlasteleggingen genoemde containers zijn op verschillende data verscheept naar onder andere Nigeria, Thailand en Turkije. Deze containers waren volgens het Openbaar Ministerie gevuld met afvalstoffen. De Europese verordening nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (hierna: EVOA)[1] schrijft procedures voor die moeten worden gevolgd bij de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen. Afhankelijk van de aard van de afvalstof, de beoogde wijze van verwerken en het land van bestemming volgt welke procedure in het kader van de EVOA geldt, zoals bijvoorbeeld een kennisgevingsprocedure (artikel 4 EVOA). Als er een exportverbod geldt, is de overbrenging van afvalstoffen naar dat land verboden. Die gedraging is strafbaar gesteld in artikel 10.60 lid 2 van de Wet milieubeheer.

Uit de bewijsmiddelen volgt buiten redelijke twijfel dat de in de tenlastelegging genoemde containers afvalstoffen bevatten. Tijdens zijn verhoor heeft de verdachte ook bevestigd dat hij zich bezighoudt met afvalstoffen. De rechtbank stelt voorts vast dat uit de bewijsmiddelen valt af te leiden dat de verdachte en de medeverdachten betrokken zijn geweest bij de overbrenging van alle aan hen ten laste gelegde containers.

Vorenstaande wordt door [verdachte] in beginsel ook niet ontkend. De verdediging heeft echter betoogd dat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte], [medeverdachte rechtspersoon 1] en [medeverdachte], welke gericht was op het overbrengen van de containers met afvalstoffen zonder het doen van de vereiste kennisgeving. De verdachte was niet op de hoogte van wat [medeverdachte] deed.

De rechtbank stelt voorop dat het verbod op illegale overbrenging van afvalstoffen als bedoeld in artikel 2, onder 35 van de EVOA, neergelegd in artikel 10.60 van de Wet Milieubeheer, geldt voor een ieder. Dit betekent dat een ieder die betrokken is bij een illegale overbrenging van afvalstoffen zich schuldig kan maken aan dit strafbare feit. Als overtreder moet aangemerkt worden diegene die het te handhaven voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden en die het in zijn macht heeft aan de illegale situatie een einde te maken.

De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.

De verdachte is (indirect) bestuurder van [medeverdachte rechtspersoon 1] De samenwerking tussen [medeverdachte rechtspersoon 1], [medeverdachte rechtspersoon 2] (waarvan [medeverdachte] indirect bestuurder en aandeelhouder is) (hierna: [medeverdachte rechtspersoon 2]) en [medeverdachte] is vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst. Hierin is vastgelegd welke dienstverlening [medeverdachte rechtspersoon 1] aan [medeverdachte rechtspersoon 2] leverde, te weten het verzorgen van uitgaande leveringen, overeenkomstig de instructies van [medeverdachte rechtspersoon 2], het laden van vrachtwagens/ containers, het wegen van de vracht en de administratieverwerking. Die werkzaamheden zijn nader gespecificeerd als onder meer het vastleggen van de uitgaande vracht in een weekverzendlijst, het produceren van de weegbon, het tekenen als afzender op de CMR en het archiveren van deze documenten, waaronder ook het Annex VII-document. Voor de verzegeling van de vracht werd gebruik gemaakt van zegels van [medeverdachte rechtspersoon 1] [medeverdachte rechtspersoon 2] betaalde voor deze dienstverlening een vergoeding aan [medeverdachte rechtspersoon 1] De werkzaamheden van [medeverdachte] en [medeverdachte rechtspersoon 2] werden op het bedrijfsterrein van [medeverdachte rechtspersoon 1] verricht, waar zij beschikten over een locatie voor opslag en een kantoorruimte. Zij maakten gebruik van de weegbrug en huurden ook personeel in van [medeverdachte rechtspersoon 1] Kort gezegd: [medeverdachte rechtspersoon 1] bood de faciliteiten die [medeverdachte] en [medeverdachte rechtspersoon 2] nodig hadden voor het uitvoeren van de werkzaamheden van hun bedrijf. Daarnaast leidt de rechtbank uit het dossier af dat de verdachte zich ook persoonlijk bezighield met de handel in en het overbrengen van afvalstoffen. In het dossier is correspondentie te vinden tussen de verdachte en [medeverdachte] over bijvoorbeeld het maken van afspraken over de planning. Daarnaast is correspondentie aangetroffen die verband hield met de handel in afval, zoals de overbrenging van afval naar Nigeria en Turkije. Uit deze correspondentie komt ook naar voren dat zowel [medeverdachte] als [verdachte] op de hoogte waren van (de formaliteiten van) de EVOA-wetgeving. Ook uit de Whatsappgesprekken volgt dat zij samen spraken over contracten, deals rondkrijgen, betalingen van afvalstoffen, het samen plannen van overbrengingen en over de samenwerking met elkaar.

Uit het dossier en het vorenstaande leidt de rechtbank dan ook af dat de verdachte en [medeverdachte rechtspersoon 1] een onmisbare schakel vormden bij de overbrenging van de afvalstoffen en de samenwerking veel verder ging dan slechts het wegen en verwerken van afvalstoffen.

Het verhandelen en het laten overbrengen van afvalstoffen zijn gedragingen die passen binnen de normale bedrijfsvoering van [medeverdachte rechtspersoon 1] De verdachte en de andere medewerkers van [medeverdachte rechtspersoon 1] waren bevoegd [medeverdachte rechtspersoon 1] te vertegenwoordigen en het was dus in de macht van [medeverdachte rechtspersoon 1] of de gedragingen al dan niet zouden plaatsvinden. [medeverdachte rechtspersoon 1] noch de verdachte heeft voldoende zorg betracht om de verboden gedragingen te voorkomen. Dit terwijl van een bedrijf dat werkzaam is in deze branche mag worden verwacht dat zij alles doet wat in haar macht ligt om te voorkomen dat afvalstoffen in strijd met de EVOA worden overgebracht.

Het verweer van de verdediging dat [medeverdachte rechtspersoon 1] niet op de hoogte was van de strafbare gedragingen en dat alles enkel onder het gezag en de verantwoordelijkheid van [medeverdachte] plaatsvond, wordt gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, verworpen. Dit geldt ook voor het verweer dat specifiek ziet op de zaaksdossiers Nigeria en Thailand I & II.

De rechtbank is alles overziend dan ook van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten en dat sprake is van opzet op het ten laste gelegde.

Feitelijk leidinggeven Voor de vraag of iemand als feitelijk leidinggevende kan worden beschouwd zijn in de jurisprudentie criteria ontwikkeld. Het moet gaan om een bevoegde functionaris die redelijkerwijs gehouden moet zijn geweest maatregelen te nemen ter voorkoming van de gedraging, de functionaris heeft achterwege gelaten deze maatregelen te nemen en de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verboden gedraging zich voordoet. De rechtbank heeft hierboven vastgesteld dat de verdachte indirect bestuurder is van [medeverdachte rechtspersoon 1] Hij is eindverantwoordelijk voor de dagelijkse leiding. Blijkens het bovenstaande is [verdachte] niet alleen persoonlijk betrokken geweest bij het tenlastegelegde, maar ook uit hoofde van zijn functie bij [medeverdachte rechtspersoon 1] Hij had een bepalende rol ten aanzien van de verboden gedragingen, was gehouden maatregelen te nemen en heeft dit nagelaten. Daarmee heeft hij de verboden gedragingen ook aanvaard. Tot slot heeft de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten geen effectieve maatregelen getroffen ter voorkoming van de verboden gedraging. Daarmee heeft hij de aanmerkelijke kans aanvaard dat de verboden gedraging zich voordeed.

De rechtbank is daarom van oordeel dat [verdachte] als feitelijk leidinggevende kan worden aangemerkt.

4.1.3. Conclusie Bewezen is het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde.

4.2. Bewezenverklaring In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1 Feit 1 ( ZD Nigeria) [medeverdachte rechtspersoon 1] in of omstreeks de periode van 810november 2018 tot en met 18 december 2018 te Uithoorn en/of Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen, immers was of waren [medeverdachte rechtspersoon 1] en/of haar mededader(s) doende één container ([containernummer 1]), waarvan de inhoud bestond uit kunststofafval (pvc kabel scrap) (GH 013 en/of B 3010) als bedoeld in Bijlage III van deze verordening, over te brengen van Nederland naar Nigeria, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van alle betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening, aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;

2. Feit 2 ( ZD Thailand I) [medeverdachte rechtspersoon 1] in of omstreeks de periode van 22 november 2018 tot en met 1 februari 2019 te Uithoorn en/of Venlo en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, (een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen, immers was of waren [medeverdachte rechtspersoon 1] en/of haar mededader(s) doende een of meer containers ([containernummer 2] en/of [containernummer 3]), waarvan de inhoud bestond uit kunststofafval (B 3010) als bedoeld in Bijlage III van deze verordening over te brengen van Nederland naar Thailand, terwijl die overbrenging(en) geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van alle betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening, aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;

3. Feit 3 (ZD Thailand II) [medeverdachte rechtspersoon 1] in of omstreeks de periode van 3 december 2018 tot en met 22 februari 2019 te Uithoorn en/of te Venlo en/of te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, (een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen, immers was of waren [medeverdachte rechtspersoon 1] en/of haar mededader(s) doende een of meer containers ([containernummer 4] en/of [containernummer 5] en/of [containernummer 6]), waarvan de inhoud bestond uit kunststofafval (B 3010) als bedoeld in Bijlage III van deze verordening over te brengen van Nederland naar Thailand, terwijl die overbrenging(en) geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van alle betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening, aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;

4. Feit 4 (ZD Turkije) [medeverdachte rechtspersoon 1] in of omstreeks de periode van 26 juli 2019 tot en met 12 augustus 2019 te Uithoorn en/of Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, (een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen, immers was of waren [medeverdachte rechtspersoon 1] en/of haar mededader(s) doende een of meer containers ([containernummer 7] en/of [containernummer 8] en/of [containernummer 9]), waarvan de inhoud bestond uit plastic afval vermengd/verontreinigd met (onder andere) papier en/of karton en/of hout en/of glas en/of drankblikjes en/of glas, in elk geval uit (een) niet in bijlage III en/of bijlage III A en/of bijlage III B van genoemde verordening (onder één code) ingedeeld(e) (mengsel van) afvalstof(fen), over te brengen van Nederland naar Turkije, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van alle betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening, aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1 Primair,

2 primair,

3 primair,

4 primair,

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De feiten zijn dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straf

Ernst en gevolgen van het feit De verdachte heeft zich als feitelijk leidinggever van [medeverdachte rechtspersoon 1] samen met de medeverdachten beziggehouden met het transport van in totaal 9 containers met daarin plasticafval en textielafval naar Nigeria, Thailand en Turkije. Die transporten vereisten op grond van de EVOA-wetgeving een voorafgaande kennisgeving aan de betrokken autoriteiten, en die ontbrak.

Dat zijn ernstige feiten. De geschonden bepalingen in de EVOA beogen internationale transporten van afvalstoffen te controleren en te reguleren en zo ongewenste gevolgen dan wel risico’s voor het milieu te vermijden. In het geval van plasticafval geldt dat veel plastic importerende landen niet beschikken over de handhaving en de faciliteiten om dit afval op de juiste manier te verwerken. Vaak wordt het verbrand of ergens gedumpt, hetgeen resulteert in vervuiling van de zee, de lucht, rivieren, grondwater, het land en uiteindelijk ook mens en dier. Uit onderzoek komt steeds meer naar voren hoe sterk de wereld inmiddels is vervuild door (kleine deeltjes) plastic en dat arme mensen in de landen waar het afval wordt gedumpt lijden onder de gevolgen daarvan.

Uit het dossier blijkt niet wat er uiteindelijk met het afval in de containers is gebeurd. Het is echter zeer wel mogelijk dat ook dit afval heeft bijgedragen aan verdere vervuiling van de wereld. Zoals [medeverdachte] bijvoorbeeld zelf op 8 augustus 2019 treffend zegt, blijft het troep. De verdachte vormde misschien niet het brein achter de misdrijven maar hij was wel een onmisbare schakel. Zonder hem en [medeverdachte rechtspersoon 1] had [medeverdachte] zich nooit op deze schaal kunnen bezighouden met illegale afvaltransporten. De verdachte onderhield nauw contact met [medeverdachte] over de transporten en [medeverdachte rechtspersoon 1] stelde een deel van haar bedrijfsterrein en haar personeel aan hem ter beschikking. De verdachte en [medeverdachte] handelden tezamen en hadden zelfs plannen voor het opzetten van één groot kunststofbedrijf. Ook komt uit het dossier naar voren dat de verdachte wetenschap had van de EVOA-wetgeving en dus ook moet hebben geweten dat de overbrengingen illegaal waren.

Persoonlijke omstandigheden De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Bij monde van zijn raadsman heeft hij te kennen gegeven ernstige stressklachten te hebben ontwikkeld, mede als gevolg van deze strafzaak en de gevolgen daarvan voor [medeverdachte rechtspersoon 1]

Passende straf Gelet op de ernst en omvang van de feiten zou normaliter een hogere straf passend zijn dan geëist. In het bijzonder de grootschaligheid en het stelselmatige karakter van de overtredingen van de EVOA-wetgeving gaven daartoe aanleiding. Gezien de forse overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de verdachte zou moeten zijn berecht zal de rechtbank echter een straf opleggen conform de eis van de Officier van Justitie. Daarbij speelt ook mee dat aan [medeverdachte rechtspersoon 1] een forse geldboete wordt opgelegd en de strafzaak de nodige consequenties heeft gehad voor de verdachte en voor [medeverdachte rechtspersoon 1] De rechtbank zal daarom volstaan met een taakstraf van 150 uur, te vervangen door 75 dagen hechtenis bij het niet-voldoen van de taakstraf.

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 10.60 van de Wet milieubeheer en de artikelen 2 onder 35 van de Europese verordening nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (oud).

9 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;

beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van75 (vijfenzeventig) dagen.

Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter, en mrs. J.J. Klomp en J.C. Tijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1 Feit 1 ( ZD Nigeria)

[medeverdachte rechtspersoon 1] in of omstreeks de periode van 8 november 2018 tot en met 18 december 2018 te Uithoorn en/of Venlo, althans in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

al dan niet opzettelijk,

(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen,

immers was of waren [medeverdachte rechtspersoon 1] en/of haar mededader(s) doende één container ([containernummer 1]), waarvan de inhoud bestond uit kunststofafval (pvc kabel scrap) (GH 013 en/of B 3010) als bedoeld in Bijlage III van deze verordening,

over te brengen van Nederland naar Nigeria,

terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van alle betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening,

aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;

subsidiair:

[medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2] in of omstreeks de periode van 8 november 2018 tot en met 18 december 2018 te Uithoorn en/of Venlo, althans in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

al dan niet opzettelijk, meermalen, althans eenmaal,

(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen,

immers was of waren [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2] doende één container ([containernummer 1]), waarvan de inhoud bestond uit kunststofafval (pvc kabel scrap) (GH 013 en/of B 3010) als bedoeld in Bijlage III van deze verordening,

over te brengen van Nederland naar Nigeria,

terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van alle betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening,

tot en/of bij het plegen van welk misdrijf [medeverdachte rechtspersoon 1] in of omstreeks de periode van 10 november 2018 tot en met 20 november 2018 te Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:

  • zijn personeel ( een heftruckchauffeur en/of een administratieve kracht) ter

beschikking te stellen aan [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2] en/of

  • zijn bedrijfsterrein ( [adres 2], de hal en het buitenterrein) ter beschikking

te stellen aan [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2] en/of

  • zijn weegbrug ter beschikking te stellen aan [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2]

voor het wegen van de container met kunststofafval ( pvc kabel scrap)

aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;

2. Feit 2 ( ZD Thailand I)

[medeverdachte rechtspersoon 1] in of omstreeks de periode van 22 november 2018 tot en met 1 februari 2019 te Uithoorn en/of Venlo en/of Arnhem, althans in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

al dan niet opzettelijk,

meermalen, althans eenmaal,

(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen,

immers was of waren [medeverdachte rechtspersoon 1] en/of haar mededader(s) doende een of meer containers ([containernummer 2] en/of [containernummer 3]), waarvan de inhoud bestond uit kunststofafval (B 3010) als bedoeld in Bijlage III van deze verordening over te brengen van Nederland naar Thailand,

terwijl die overbrenging(en) geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van alle betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening,

aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;

subsidiair:

[medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2] in of omstreeks de periode van 22 november 2018 tot en met 1 februari 2019 te Uithoorn en/of Venlo en/of Arnhem, althans in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

al dan niet opzettelijk, meermalen, althans eenmaal,

(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen,

immers was of waren [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2] doende een of meer containers ([containernummer 2] en/of [containernummer 3]), waarvan de inhoud bestond uit kunststofafval (B 3010) als bedoeld in Bijlage III van deze verordening over te brengen van Nederland naar Thailand,

terwijl die overbrenging(en) geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van alle betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening,

tot en/of bij het plegen van welk misdrijf [medeverdachte rechtspersoon 1] in of omstreeks de periode van 7 december 2018 tot en met 10 december 2019 te Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:

  • zijn personeel ( een heftruckchauffeur en/of een administratieve kracht) ter

beschikking te stellen aan [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2] en/of

  • zijn bedrijfsterrein ( [adres 2], de hal en het buitenterrein) ter beschikking

te stellen aan [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2] en/of

  • zijn weegbrug ter beschikking te stellen aan [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2]

voor het wegen van de container met kunststofafval ( pvc kabel scrap)

aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;

3. Feit 3 (ZD Thailand II)

[medeverdachte rechtspersoon 1] in of omstreeks de periode van 3 december 2018 tot en met 22 februari 2019 te Uithoorn en/of te Venlo en/of te Arnhem, althans in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

al dan niet opzettelijk,

meermalen, althans eenmaal,

(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen,

immers was of waren [medeverdachte rechtspersoon 1] en/of haar mededader(s) doende een of meer containers ([containernummer 4] en/of [containernummer 5] en/of [containernummer 6]), waarvan de inhoud bestond uit kunststofafval (B 3010) als bedoeld in Bijlage III van deze verordening over te brengen van Nederland naar Thailand,

terwijl die overbrenging(en) geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van alle betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening,

aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;

subsidiair:

[medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2] in of omstreeks de periode van 3 december 2018 tot en met 22 februari 2019 te Uithoorn en/of te Venlo en/of te Arnhem, althans in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

al dan niet opzettelijk,

meermalen, althans eenmaal,

(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen,

immers was of waren [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2] doende een of meer containers ([containernummer 4] en/of [containernummer 5] en/of [containernummer 6]), waarvan de inhoud bestond uit kunststofafval (B 3010) als bedoeld in Bijlage III van deze verordening over te brengen van Nederland naar Thailand,

terwijl die overbrenging(en) geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van alle betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening,

tot en/of bij het plegen van welk misdrijf [medeverdachte rechtspersoon 1] in of omstreeks de periode van 4 januari 2019 tot en met 28 januari 2019 te Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:

  • zijn personeel ( een heftruckchauffeur en/of een administratieve kracht) ter

beschikking te stellen aan [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2] en/of

  • zijn bedrijfsterrein ( [adres 2], de hal en het buitenterrein) ter beschikking

te stellen aan [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2] en/of

  • zijn weegbrug ter beschikking te stellen aan [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2]

voor het wegen van de container met kunststofafval ( pvc kabel scrap)

aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;

4. Feit 4 (ZD Turkije)

[medeverdachte rechtspersoon 1] in of omstreeks de periode van 26 juli 2019 tot en met 12 augustus 2019 te Uithoorn en/of Venlo, althans in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

al dan niet opzettelijk,

meermalen, althans eenmaal,

(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen,

immers was of waren [medeverdachte rechtspersoon 1] en/of haar mededader(s) doende een of meer containers ([containernummer 7] en/of [containernummer 8] en/of [containernummer 9]), waarvan de inhoud bestond uit plastic afval vermengd/verontreinigd met (onder andere) papier en/of karton en/of hout en/of glas en/of drankblikjes en/of glas,

in elk geval uit (een) niet in bijlage III en/of bijlage III A en/of bijlage III B van genoemde verordening (onder één code) ingedeeld(e) (mengsel van) afvalstof(fen),

over te brengen van Nederland naar Turkije,

terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van alle betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening,

aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;

(10.60 lid 2 Wet milieubeheer jo art. 2 onder 35 sub a en/of b EVOA jo art 51 Sr) (art 10.60 lid 2 Wet milieubeheer)

subsidiair:

[medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2] in of omstreeks de periode van 26 juli 2019 tot en met 12 augustus 2019 te Uithoorn en/of Venlo, althans in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

al dan niet opzettelijk,

meermalen, althans eenmaal,

(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen,

immers was of waren [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2] doende een of meer containers ([containernummer 7] en/of [containernummer 8] en/of [containernummer 9]), waarvan de inhoud bestond uit plastic afval vermengd/verontreinigd met (onder andere) papier en/of karton en/of hout en/of glas en/of drankblikjes en/of glas,

in elk geval uit (een) niet in bijlage III en/of bijlage III A en/of bijlage III B van genoemde verordening (onder één code) ingedeeld(e) (mengsel van) afvalstof(fen), over te brengen van Nederland naar Turkije,

terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van alle betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening,

tot en/of bij het plegen van welk misdrijf [medeverdachte rechtspersoon 1] in of omstreeks de periode van 26 juli 2019 tot en met 30 juli 2019 te Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:

  • zijn personeel ( een heftruckchauffeur en/of een administratieve kracht) ter

beschikking te stellen aan [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2] en/of

  • zijn bedrijfsterrein ( [adres 2], de hal en het buitenterrein) ter beschikking

te stellen aan [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2] en/of

  • zijn weegbrug ter beschikking te stellen aan [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon 2]

voor het wegen van de container met kunststofafval ( pvc kabel scrap)

aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;

Verordening 1013/2006 is thans ingetrokken en vervangen door Verordening (EU) 2024/1157. Steeds als in dit vonnis wordt verwezen naar de EVOA, wordt verwezen naar de EVOA zoals deze gold ten tijde van het ten laste gelegde.


Voetnoten

Verordening 1013/2006 is thans ingetrokken en vervangen door Verordening (EU) 2024/1157. Steeds als in dit vonnis wordt verwezen naar de EVOA, wordt verwezen naar de EVOA zoals deze gold ten tijde van het ten laste gelegde.