Uitspraak inhoud

locatie Dordrecht

zaaknummer: 11246041 CV EXPL 24-3580

datum uitspraak: 28 augustus 2025

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van

[eiser] , woonplaats: [plaats] , eiser, gemachtigde: mr. D. Swildens (Legal Advice Wanted),

tegen

Allbest Kozijnen B.V., vestigingsplaats: Venlo, gedaagde, gemachtigde: mr. M.M.R. Nelissen.

De partijen worden hierna [eiser] en Allbest genoemd.

1 De procedure

1.1. Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:

1.2. Op 24 februari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. [eiser] was daarbij aanwezig, bijgestaan door mr. D. Swildens en mr. R.S. Bosch. Namens Allbest was mr. M.M.R. Nelissen aanwezig.

2 Het geschil

2.1. [eiser] heeft met Allbest op 1 juli 2022 een gecombineerde consumentenkoop/aanneemovereenkomst gesloten waarbij Allbest bij [eiser] tegen betaling van € 27.000,- (inclusief btw) zou leveren en monteren:

Volgens [eiser] is ook overeengekomen dat alle beglazing HR+++ triple glas zou bevatten. Allbest betwist dat dit wat betreft de aluminium vouwwand is overeengekomen.

2.2. Volgens [eiser] is Allbest de overeenkomst niet volledig nagekomen, waardoor [eiser] Allbest tweemaal (op 4 januari 2023 en 16 februari 2024) in gebreke heeft gesteld. Allbest is volgens [eiser] niet tot volledig herstel overgegaan. Naast dat producten niet, althans niet tijdig zijn geleverd en gemonteerd, is een aantal producten volgens [eiser] ook niet conform de overeenkomst geleverd en is gebleken dat Allbest niet over verschillende (relevante) keurmerken beschikt. Omdat Allbest niet binnen de gestelde termijn is overgegaan tot herstel van de gebreken en Allbest [eiser] heeft misleid ten aanzien van de keurmerken waarover Allbest zou beschikken, heeft [eiser] op 26 maart 2024 aan Allbest een verklaring gestuurd waarin hij verklaart dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert. [eiser] vordert daarom primair dat Allbest veroordeeld wordt om vervangende schadevergoeding te betalen. Subsidiair stelt [eiser] dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming, omdat Allbest niet over de overeengekomen keurmerken beschikt, zodat de overeenkomst moet worden ontbonden. Meer subsidiair stelt [eiser] dat hij heeft gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst, omdat Allbest heeft gezwegen dat zij niet over de keurmerken beschikt, zodat de overeenkomst moet worden vernietigd. [eiser] stelt voorts dat hij ook vertragingsschade heeft geleden bestaande uit dubbele woonlasten vanaf datum verzuim (24 januari 2023) en gevolgschade bestaande uit het verrichten van meewerk door derden als gevolg van de tekortkoming in de nakoming aan de zijde van Allbest.

2.3. Tegen deze achtergrond eist [eiser] (na eiswijziging) samengevat: Primair: I. voor recht te verklaren dat de vordering tot nakoming op 26 maart 2024 door [eiser] rechtsgeldig is omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding (in de zin van artikel 7:21 lid 6 BW jo. artikel 6:87 BW) en dat Allbest derhalve verplicht is de kosten die door [eiser] worden gemaakt ten behoeve van een derde te vergoeden; II. veroordeling van Allbest tot betaling van een bedrag van € 34.215,94 aan vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente; III. veroordeling van Allbest tot betaling van € 1.621,61 aan gevolgschade, te vermeerderen met de wettelijke rente; Subsidiair: IV. ontbinding van de overeenkomst en veroordeling van Allbest tot terugbetaling van € 22.800,-; Meer subsidiair: V. vernietiging van de overeenkomst op grond van artikel 6:228 BW en veroordeling van Allbest tot terugbetaling van de al door [eiser] betaalde aanneemsom van € 22.800,-; In alle gevallen: VI. veroordeling van Allbest tot betaling van € 20.196,23 aan vertragingsschade, met wettelijke rente; VII. veroordeling van Allbest tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.335,34, te vermeerderen met de wettelijke rente; VIII. veroordeling van Allbest in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

2.4. Allbest is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Zij is altijd bereid geweest om de werkzaamheden die nog niet of niet goed waren uitgevoerd te herstellen. Er is geen definitieve opleverdatum afgesproken, aangezien zij afhankelijk was van de levertijden van de fabrikant. Daarnaast kon Allbest haar werkzaamheden pas uitvoeren c.q. afronden nadat de door [eiser] ingeschakelde aannemer zijn werkzaamheden had afgerond. Deze aannemer heeft niet de juiste maten aangehouden voor het houtwerk van de erker, zodat de kozijnen niet pasten. Ook klopte het metselwerk van de vouwwand destijds niet, waardoor Allbest niet kon overgaan tot het plaatsen van de vouwwand. Na tussenkomst van een bemiddelaar ( [bemiddelaar] ) heeft Allbest te kennen gegeven de werkzaamheden te zullen afronden als de aannemer klaar was met zijn werkzaamheden. De aannemer was medio oktober 2023 klaar. Partijen hebben afgesproken dat Allbest de werkzaamheden zou komen afmaken en herstellen op 1 en 2 februari 2024, maar die afspraak heeft [eiser] twee dagen van tevoren afgezegd. Er is daarom sprake van schuldeisersverzuim. Allbest is nog altijd bereid de werkzaamheden uit te voeren. Als deze al door een derde zijn uitgevoerd, betwist Allbest dat zij gehouden is de kosten daarvan te vergoeden.

3 De beoordeling

3.1. Niet in geschil is dat partijen een gemengde overeenkomst hebben gesloten in de zin van artikel 6:217 BW met kenmerken van zowel consumentenkoop (levering) als aanneming van werk (plaatsing en montage). De bepalingen die zien op consumentenkoop en op aanneming van werk zijn naast elkaar van toepassing. In geval van strijd zijn de bepalingen van consumentenkoop van toepassing (artikel 7:5 lid 4 BW).

Wat is tussen partijen overeengekomen?

3.2. Eerst zal moeten worden vastgesteld wat tussen partijen is overeengekomen, omdat partijen het daar niet over eens zijn.

3.3. Uit de overgelegde stukken begrijpt dat kantonrechter dat partijen het er inmiddels over eens zijn dat productie 1 bij de dagvaarding de officiële eindofferte (en dus de overeenkomst) is. Volgens Allbest moesten de erker en de aluminium vouwwand echter nog worden ingemeten, wat ook is aangegeven in de offerte, zodat de in de eindofferte opgenomen maten van de erker en de aluminium vouwwand niet juist zijn. Dit is door [eiser] niet, althans onvoldoende, weersproken. Dit betekent dat wat betreft de maten van de erker en de vouwwand niet van productie 1 moet worden uitgegaan, maar van de maten die zijn opgenomen in de door Allbest overgelegde productie 20 (zijnde een tekening inclusief afmetingen na het inmeten van de erker en de vouwwand).

3.4. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat tussen partijen is overeengekomen dat de door Allbest geleverde producten en de montage zouden voldoen aan de VKG-, Politie Keurmerk Veilig Wonen (PKVW)- en KOMO-kwaliteitseisen. Het enkele feit dat op de eerste pagina van de eindofferte de logo’s van de keurmerken staan, maakt niet dat partijen ook zijn overeengekomen dat de door Allbest geleverde producten en de montage zouden voldoen aan deze keurmerken. De eerste pagina van de overeenkomst betreft namelijk de begeleidende (standaard) brief waarin de overeenkomst aan [eiser] wordt aangeboden. Op deze pagina staat nog niet wat tussen partijen qua producten en technische specificaties is overeengekomen, want dit staat pas op de daarop volgende pagina’s. Het had gelet hierop in de lijn der verwachting gelegen dat, als dit tussen partijen was overeengekomen, op de daarop volgende pagina’s was opgenomen dat de producten en montage aan de keurmerken/kwaliteitseisen zouden voldoen. Op de daarop volgende pagina’s staat immers wel aan welke SKG-eisen de sloten moeten voldoen. Nu op de daarop volgende pagina’s verder niets is opgenomen over aan welke keurmerken/kwaliteitseisen de producten en montage zouden voldoen, heeft [eiser] onvoldoende zijn stelling onderbouwd dat de VKG-, PKVW- en KOMO-kwaliteitseisen tussen partijen zijn overeengekomen.

3.5. Voorts is tussen partijen in geschil of is overeengekomen dat de aluminium vouwwand HR+++ triple glas zou bevatten. Gelet op pagina twee van de eindofferte, waarin de technische specificaties staan, is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] voldoende heeft onderbouwd dat tussen partijen is overeengekomen dat de aluminium vouwwand HR+++ triple glas zou bevatten. Daarbij weegt mee dat bij de omschrijving van de vouwwand niet is vermeld dat van de technische specificaties wordt afgeweken. Allbest heeft haar standpunt onvoldoende onderbouwd dat zij heeft geadviseerd HR++ glas te nemen en [eiser] hiermee akkoord is gegaan. Overeengekomen is dus ook dat aluminium vouwwand HR+++ triple glas zou bevatten.

3.6. Wat betreft de op en na de zitting tussen partijen gevoerde discussie over of [eiser] ten behoeve van de erker en de aluminium vouwwand het aanbrengen van stelkozijnen is overeengekomen, is de kantonrechter van oordeel dat uit de eindofferte onvoldoende volgt dat stelkozijnen zijn overeengekomen. Door [eiser] is ook erkend op de zitting dat dit in de offerte niet is omschreven. [eiser] heeft voorts tijdens de nadere aktewisseling onvoldoende onderbouwd waaruit volgt dat tussen partijen wel stelkozijnen ten behoeve van de erker en de aluminium vouwwand zijn overeengekomen, want zijn enkele verwijzing naar ‘de overgelegde stukken’ zonder te onderbouwen welke stukken dat zijn, is daartoe onvoldoende. Dit betekent dat ervan uit moet worden gegaan dat tussen partijen is overeengekomen dat [eiser] renovatiekozijnen heeft besteld.

3.7. Samenvattend zijn partijen dus overeengekomen dat Allbest zou leveren wat in productie 1 bij de dagvaarding is opgenomen, maar dat de erker en de aluminium vouwwand zouden worden besteld conform de maten die zijn opgenomen productie 20 van Allbest. Partijen zijn renovatiekozijnen en HR+++ triple glas overeengekomen. Partijen zijn niet overeengekomen dat de producten en montage zouden voldoen aan de VKG-, PKVW- en KOMO-kwaliteitseisen

Vervangende schadevergoeding

3.8. [eiser] stelt zich primair op het standpunt dat hij zijn vordering tot nakoming heeft omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding (in de zin van artikel 7:21 lid 6 BW jo. artikel 6:87 BW) en dat Allbest derhalve verplicht is de kosten die door [eiser] worden gemaakt ten behoeve van een derde te vergoeden. Deze vordering moet eerst worden beoordeeld.

3.9. [eiser] baseert zijn vordering op zowel artikel 7:21 lid 6 BW als artikel 6:87 BW. Op grond van artikel 7:21 lid 6 BW kan een koper in geval van non-conformiteit, kort gezegd, nakoming dan wel herstel van de gebreken op kosten van de verkoper vorderen. Op grond van artikel 6:87 BW kan de koper, onder omstandigheden, ook kiezen voor vervangende schadevergoeding. Hiervoor is vereist dat nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, dat sprake is van verzuim en de schuldeiser – [eiser] in dit geval – schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert. Niet in geschil is dat [eiser] een dergelijke omzettingsverklaring op 26 maart 2024 aan Allbest heeft verzonden. Beoordeeld moet dus nog worden of sprake is van een non-conformiteit/gebrek, of nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is en, zo nee, of sprake is van verzuim.

Non-conformiteit

3.10. Dat Allbest de overeenkomst nog niet volledig is nagekomen, en dus sprake is van een non-conformiteit, staat voldoende vast. Allbest erkent immers dat zij de overeenkomst nog niet volledig is nagekomen, want zij geeft zelf aan dat zij nog bereid is de herstelwerkzaamheden te verrichten die opgenomen zijn in haar productie 7. Ook is tussen partijen niet in geschil dat de aluminium vouwwand geen HR+++ triple glas bevat, terwijl hierboven is overwogen dat dat is overeengekomen. Verderop in dit vonnis zal aan de orde komen op welke punten Allbest de overeenkomst niet is nagekomen.

Nakoming is niet reeds blijvend onmogelijk

3.11. [eiser] wordt niet gevolgd in zijn stelling dat nakoming reeds blijvend onmogelijk is en verzuim daarom niet vereist is (artikel 6:81 BW). Gelet op wat hiervoor is overwogen zijn partijen namelijk niet overeengekomen dat de door Allbest geleverde producten en de montage zouden voldoen aan de VKG-, PKVW- en KOMO-kwaliteitseisen. Dit betekent dat [eiser] niet gevolgd kan worden in zijn stelling dat nakoming door Allbest blijvend onmogelijk is, omdat zij niet over voornoemde keurmerken beschikt. Verzuim is dus wel vereist.

Verzuim

3.12. Verzuim treedt in, wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft (artikel 6:82 lid 1 BW).

3.13. Bij brief van 4 januari 2023 heeft [eiser] Allbest in gebreke gesteld en haar een termijn tot 24 januari 2023 gegeven om alsnog na te komen. Niet in geschil is dat (volledige) nakoming door Allbest binnen deze termijn is uitgebleven. Allbest beroept zich echter op schuldeisersverzuim, omdat zij de gebreken nog niet kon herstellen doordat de aannemer van [eiser] nog niet klaar was met zijn werkzaamheden. Als dit al waar is, want het wordt gemotiveerd door [eiser] betwist dat zijn aannemer nog werkzaamheden moest verrichten, dan heeft Allbest onvoldoende onderbouwd dat het schuldeisersverzuim zag op alle werkzaamheden. Uit het mailbericht van Allbest van 17 januari 2023 (productie 10 bij de dagvaarding) volgt immers dat de werkzaamheden van de aannemer waarop Allbest wachtte alleen zagen op metselwerk ten behoeve van de aluminium vouwwand. Allbest heeft niet onderbouwd dat hij ook nog op andere werkzaamheden van de aannemer wachtte. Nu het schuldeisersverzuim alleen betrekking kan hebben op de aluminium vouwwand, was Allbest dus voor de overige gebreken wel in verzuim. Het schuldeisersverzuim wat betreft de aluminium vouwwand is voorts geëindigd per 26 januari 2023, omdat [eiser] toen aan Allbest heeft bericht dat de aanbouw is aangepast (zie tevens productie 10 bij de dagvaarding).

3.14. Ook als geoordeeld zou worden dat Allbest wat betreft de aluminium vouwwand en ook wat betreft de andere werkzaamheden nog in afwachting was van werkzaamheden die de aannemer van [eiser] moest verrichten, dan is Allbest vanaf 2 maart 2024 in verzuim geraakt. Volgens Allbest was de aannemer namelijk in oktober 2023 klaar met zijn werkzaamheden. [eiser] heeft Allbest vervolgens op 16 februari 2024 in gebreke gesteld. Allbest is toen niet binnen de door [eiser] gestelde termijn van twee weken tot herstel overgegaan. Of [eiser] een afspraak van 1 en 2 februari 2024 ten onrechte heeft geannuleerd is niet van belang, omdat de ingebrekestelling van na die datum is. Het beroep van Allbest op eigen schuld treft dus geen doel. Allbest is dus in verzuim, omdat zij niet binnen de termijn van de ingebrekestelling tot herstel is overgegaan en niet heeft gesteld dat de termijn die [eiser] haar heeft geboden niet redelijk was.

3.15. Gelet op wat hiervoor is overwogen maakt [eiser] dus terecht aanspraak op een vervangende schadevergoeding/vergoeding van de herstelkosten door een derde, zodat beoordeeld moet worden wat de omvang hiervan is.

De orderbevestiging

3.16. Voordat wordt ingegaan op de omvang van de vervangende schadevergoeding/herstelkosten, zal eerst worden ingegaan op de discussie tussen partijen over de juiste orderbevestiging. In de orderbevestiging staat wat Allbest heeft besteld bij de fabriek.

3.17. Allbest heeft in eerste instantie als orderbevestiging haar productie 5 overgelegd en zich later op het standpunt gesteld dat haar productie 13 en 14 de juiste orderbevestigingen zijn. Volgens [eiser] is productie 13 van Allbest vervalst en bevat productie 5 de officiële orderbevestiging van de fabriek, zodat Allbest een onjuiste bestelling heeft gedaan.

3.18. Overwogen wordt als volgt. Hoewel [eiser] zijn stelling dat productie 13 is vervalst uitgebreid heeft gemotiveerd, heeft Allbest dit standpunt ook voldoende gemotiveerd betwist. Daarom staat op dit moment niet vast dat productie 13 door Allbest is vervalst. Aan bewijslevering wordt echter niet toegekomen. Ook als Allbest namelijk de onjuiste (te grote) producten heeft besteld, dan zal dit bij de beoordeling van de omvang van de schade aan de orde komen. De kantonrechter ziet voorts gelet op de kleine verschillen tussen productie 5 en 13 (de verschillen zien op het aantal raamkozijnen (2 of 4) en de afmeting en draairichting van de voordeur) onvoldoende reden om, als vast komt te staan dat productie 13 een vervalsing is, hieraan gevolgen te verbinden die hij geraden acht (artikel 21 Rv). Daarbij weegt mee dat niet in geschil is dat Allbest de twee ontbrekende raamkozijnen inmiddels heeft besteld en nageleverd en dat Allbest de draairichting van de voordeur heeft veranderd.

Omvang van de schade/herstelkosten

3.19. [eiser] stelt zich op het standpunt dat het € 34.215,94 kost om de gebreken te herstellen. Dit bedrag bestaat uit de offerte van [bedrijf] B.V. ten bedrage van € 19.376,94 inclusief btw voor de vervanging van de vier raamkozijnen, voordeur en erkerkozijnen en uit een offerte van Serre Bouw Brabant ten bedrage van € 19.039,- inclusief btw voor de vervanging van de aluminium vouwwand. Het totaal bedrag van de gevorderde vervangende schadevergoeding komt daarmee uit op € 38.415,94, maar dit bedrag heeft [eiser] verminderd met het bedrag van € 4.200,- wat hij nog niet heeft betaald aan Allbest, waardoor vordert [eiser] een bedrag van € 34.215,94 aan vervangende schadevergoeding.

3.20. Omdat de vervangende schadevergoeding in de plaats treedt van de prestatie zelf zal het in beginsel gaan om vergoeding van de waarde van de prestatie. De waarde zal in het algemeen moeten worden bepaald aan de hand van een objectieve waarderingsmethode, waarbij wordt uitgegaan van de vervangingswaarde in het economisch verkeer. Gelet hierop moet in beginsel worden aangesloten bij de herstelkosten van de gebreken of als herstel niet mogelijk is bij de vervangingskosten. Het kan voorkomen dat de herstelkosten of vervangingskosten hoger zijn dan de aanneemsom. Dat maakt echter niet meteen dat de herstelkosten onredelijk zijn. Allbest heeft immers een lange periode zelf de tijd gehad om tot herstel van de gebreken over te gaan.

3.21. De door [eiser] overgelegde offertes zijn erop gebaseerd dat alle kozijnen worden vervangen en het werk van Allbest dus overnieuw wordt gedaan. Volgens [eiser] is dat noodzakelijk, omdat hij anders geen aanspraak kan maken op de overeengekomen VKG-garantie en VKG-waarborgfonds. Hiervoor is echter overwogen dat niet tussen partijen is overeengekomen dat de te leveren producten en montage aan de kwaliteitseisen van VKG zouden voldoen. Dit betekent dat [eiser] onvoldoende zijn standpunt heeft onderbouwd dat moet worden aangesloten bij de vervangingskosten.

3.22. Op basis van wat tussen partijen is overeengekomen moet dus beoordeeld worden op welke punten Allbest de overeenkomst niet is nagekomen en of deze gebreken kunnen worden hersteld of dat volledige vervanging van de betreffende onderdelen nodig is. Ook moet beoordeeld worden welke kosten hieraan zijn verbonden. De kantonrechter is voornemens om ter beoordeling hiervan een deskundige te benoemen. Deze deskundige moet in zijn beoordeling ook betrekken of de maten van de door Allbest geplaatste kozijnen overeenkomen met de eindofferte ( [eiser] stelt namelijk dat de verkeerde maten besteld zijn) en, als dit niet het geval is, wat de gevolgen hiervan zijn (is herstel mogelijk, is vervanging noodzakelijk of gaat het om een summiere afwijking die geen aanpassing behoeft?). Ook moet de deskundige in zijn beoordeling betrekken of de aluminium vouwwand volledig moet worden vervangen omdat deze geen HR+++ triple glas bevat of dat herstel ook op een andere wijze mogelijk is.

3.23. De kantonrechter is daarom voornemens een deskundige te benoemen ter beantwoording van de volgende vragen:

3.24. Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich gelijktijdig bij akte uit te laten over de hiervoor weergegeven vragen en ook, bij voorkeur eenparig, zich uit te laten over de persoon van de deskundige. Als zij het niet eens worden, dan kunnen zij ieder drie deskundigen voorstellen, waarna de kantonrechter zelf een deskundige zal aanwijzen. Dit hoeft dan niet per definitie een van de door partijen voorgedragen deskundigen te zijn. Het spreekt voor zich dat het de voortgang van de procedure aanzienlijk kan versnellen als partijen met een eensluidend voorstel komen.

3.25. Het voorschot van de deskundige zal vooralsnog door Allbest betaald moeten worden. Omdat Allbest een deel van de gebreken erkent, is het gerechtvaardigd om af te wijken van het uitgangspunt van artikel 187 Rv dat [eiser] het voorschot moet betalen.

Vertragingsschade

3.26. Naast vervangende schadevergoeding vordert [eiser] ook vertragingsschade (artikel 6:85 BW). Hij legt hieraan ten grondslag dat hij als gevolg van de toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Allbest dubbele woonlasten heeft geleden. Over de periode van 24 januari 2023 tot 26 maart 2024 bedragen deze dubbele woonlasten volgens [eiser] in totaal € 20.196,23.

3.27. Allbest betwist dat er een causaal verband is tussen de dubbele woonlasten en haar handelen, want volgens Allbest bevatte de woning voor de levering en plaatsing door Allbest de oude kozijnen en is de woning niet onbewoonbaar geworden door de plaatsing van de kozijnen door Allbest.

3.28. De kantonrechter is van oordeel dat het gelet op de betwisting van Allbest op de weg van [eiser] had gelegen om het causaal verband nader te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan, terwijl hij wel bij meerdere aktes andere stellingen van een nadere onderbouwing heeft voorzien, waaronder de hoogte van de door hem gevorderde vertragingsschade. [eiser] heeft echter niet onderbouwd waarom hij als gevolg van het handelen van Allbest niet in de woning kon wonen. Dit betekent dat [eiser] het causaal verband onvoldoende heeft onderbouwd, zodat de gevorderde vertragingsschade niet toewijsbaar is.

Gevolgschade

3.29. [eiser] vordert ook een bedrag van € 1.621,61 aan gevolgschade, omdat verschillende ingeschakelde derden meerwerk hebben moeten verrichten. [eiser] heeft het door hem gevorderde bedrag echter in zijn geheel niet onderbouwd, terwijl dit door Allbest gemotiveerd is betwist. De gevorderde gevolgschade is daarom niet toewijsbaar.

Vervolg procedure

3.30. In afwachting van de benoeming van een deskundige wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

4 De beslissing

De kantonrechter:

4.1. verwijst de zaak naar de rolzitting van donderdag 25 september 2025 voor reactie van beide partijen op de punten in rechtsoverweging 3.23. en 3.24.;

4.2. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en in het openbaar uitgesproken. 31688