ECLI:NL:RBROT:2025:11013 - Rechtbank Rotterdam - 8 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team jeugd(vul parketnummer in)
Parketnummers: 10/200610-23, 10/082805-23 en 10/089312-24 (gevoegd ttz) Datum uitspraak: 8 juli 2025 Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres] [postcode] [woonplaats] , raadsman mr. J.E.F.K. Liauw, advocaat te Rotterdam.
1 Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 24 juni 2025.
2 Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3 Eis officier van justitie
De officier van justitie, mr. M.W. van Eck,heeft gevorderd:
4 Waardering van het bewijs
4.1. Vrijspraak zonder nadere motivering Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/200610-23 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2. Bewijswaardering parketnummer 10/082805-23 (voorhanden hebben van een mes)
4.2.1. Standpunt verdediging De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde. Er is wel wettig bewijs, maar de overtuiging ontbreekt. De verdachte ontkent dat het door de politie aangetroffen mes van hem is. Er is nagelaten om het mes te onderzoeken op de aanwezigheid van DNA-sporen. Daardoor kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat het mes van de verdachte is geweest.
4.2.2. Beoordeling Uit het dossier blijkt dat twee politieagenten op 23 maart 2023 horen dat er een jongen hun kant op komt rennen. Dit blijkt de verdachte te zijn. Een van de agenten rent recht op hem af. De verdachte draait zich dan om en rent de andere kant op. Tijdens een korte achtervolging ziet de politieagent dat de verdachte een zwart voorwerp in de bosjes gooit. De politieagent geeft dit door aan zijn collega’s. Kort daarna vindt een andere politieagent op de plaats die zijn collega heeft doorgegeven een zwart mes. De politieagent die de verdachte een zwart voorwerp in de bosjes heeft zien gooien, heeft zijn bevindingen uitgewerkt in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de inhoud van dat proces-verbaal te twijfelen. Gelet op de bevindingen van de politie, en op het korte tijdsbestek tussen het weggooien van het zwarte voorwerp door de verdachte en het aantreffen van het zwarte mes door de politie, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte degene is die het aangetroffen mes in de bosjes heeft gegooid en dus voorhanden heeft gehad. Dat er is nagelaten om het mes te onderzoeken op de aanwezigheid van DNA-sporen, maakt dat oordeel niet anders.
4.2.3. Conclusie Het onder parketnummer 10/082805-23 ten laste gelegde voorhanden hebben van een mes is wettig en overtuigend bewezen.
4.3. Bewijswaardering parketnummer 10/200610-23 feit 1 subsidiair (openlijke geweldpleging)
4.3.1. Standpunt verdediging De verdediging bepleit vrijspraak van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde. De verdachte was aanwezig bij het ten laste gelegde feit, maar stond op een dusdanige afstand, dat geen sprake kan zijn geweest van een wezenlijke bijdrage en een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte wist ook niet dat er een mishandeling zou gaan plaatsvinden. In een groepsgesprek op Snapchat is gesproken over een set-up. Dat de verdachte aan dit groepsgesprek is toegevoegd, betekent echter niet dat hij de berichten die zijn gestuurd ook gelezen heeft. **
4.3.2. Beoordeling Uit het dossier blijkt dat de medeverdachten het plan hebben bedacht de aangever via een Snapchat- en Tiktok-account van een meisje, onder valse voorwendselen, te lokken naar metrostation Rhoon, met de bedoeling om hem daar in elkaar te slaan en te steken. Toen de aangever daar was, is hij aangevallen door de medeverdachten, waarbij hij is geslagen, geschopt en gestoken. De verdachte stond hierbij. Dat de verdachte niet wist dat er geweld zou worden gebruikt tegen de aangever, acht de rechtbank niet aannemelijk. Hoewel de verdachte geen actieve bijdrage heeft geleverd in de groepschat voorafgaand aan het delict, waarin onder meer over het “sheffen” (de rechtbank begrijpt: steken) van de aangever werd gesproken, nam hij hier wel aan deel. Vervolgens is hij met de metro naar Rhoon gegaan. Een uur na de berichten in de groepschat heeft de verdachte in een privégesprek met een van de medeverdachten gevraagd: “wnr is hij er”. Volgens de rechtbank wordt hierbij gedoeld op de aangever. Tien minuten later stuurde de verdachte: “K bn er” (de rechtbank leest: “ik ben er”). Uit deze gang van zaken leidt de rechtbank af dat de verdachte wist wat er ging gebeuren, dat hij vervolgens naar de plaats delict is gegaan, dat hij onderdeel uitmaakte van de groep jongens die geweld heeft toegepast en dat hij zich daar niet van heeft gedistantieerd. Door aldus te handelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tegen de aangever gebruikte geweld. Dat niet is gebleken dat er door de verdachte geweldshandelingen zijn gebruikt, doet daar niet aan af en is ook voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging niet vereist.
4.3.3. Conclusie De onder parketnummer 10/200610-23 subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging is wettig en overtuigend bewezen.
4.4. Bewijswaardering parketnummer 10/089312-24 ten laste gelegde (bedreiging)
4.4.1. Standpunt verdediging De verdediging bepleit primair vrijspraak van het ten laste gelegde wegens gebrek aan voldoende bewijs en verzoekt subsidiair om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
4.4.2. Beoordeling Uit het dossier volgt dat de aangeefster (de moeder van de verdachte) op 11 maart 2024 melding heeft gemaakt van bedreiging door de verdachte. Als de verbalisanten ter plaatse komen, verklaart de moeder direct dat de verdachte haar op 10 en 11 maart 2024 meerdere keren woordelijk heeft bedreigd, door te roepen: “ik maak je dood!”, “Ik maak je kankerdood”, “Kom dan! Kom dan!”. De verdachte ontkent zijn moeder te hebben bedreigd, maar verklaart ter zitting toen wel hevige ruzie met zijn moeder te hebben gehad. Dat de verdachte daarbij bedreigende woorden heeft geroepen, zoals de moeder verklaart, wordt ondersteund door de bevindingen van de verbalisanten die kort na de gedane melding door de moeder ter plaatse zijn gegaan. Door de verbalisanten wordt opgemerkt dat de moeder heel onrustig en zeer emotioneel was. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zijn moeder woordelijk heeft bedreigd.
4.4.3. Conclusie De rechtbank acht de onder parketnummer 10/089312-24 ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
4.5. Bewezenverklaring In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/082805-23 ten laste gelegde, het onder parketnummer 10/200610-23 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/089312-24 heeft begaan op die wijze dat:
In de zaak met parketnummer 10/082805-23 hij op of omstreeks 23 maart 2023 te Poortugaal, terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes (met opdruk 101 inc/one-o-one-incorporated en/of doodshoofden), voorhanden heeft gehad;
In de zaak met parketnummer 10/200610-23 feit 1 subsidiair hij op of omstreeks 10 augustus 2023 te Rhoon, gemeente Albrandswaardopenlijk, te weten, aan de Anthony van Hobokenstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] , meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)- te steken met (een) mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in het lichaam en/of- te slaan en/of te schoppen op/tegen het lichaam;
In de zaak met parketnummer 10/089312-24 hij in of omstreeks de periode 10 maart 2024 tot en met 11 maart 2024 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak je dood" en/of "Ik maak je kankerdood" en/of "Kom dan, kom dan", althans telkens woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
5 Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op:
In de zaak met parketnummer 10/082805-23 handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie;
In de zaak met parketnummer 10/200610-23 feit 1 subsidiair
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
In de zaak met parketnummer 10/089312-24 bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.
6 Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7 Motivering straf
7.1. Algemene overweging De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2. Feiten waarop de straf is gebaseerd Allereerst heeft de verdachte op 23 maart 2023, op 15-jarige leeftijd, op straat een mes bij zich gehad waarmee letsel kan worden toegebracht dan wel waarmee kan worden gedreigd. Het voorhanden hebben van een dergelijk mes brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich. De ervaring leert dat het bezit van een mes gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan, met (ernstig) lichamelijk letsel of zelfs de dood tot gevolg. Het is een minderjarige daarom verboden om een dergelijk mes voorhanden te hebben.
Op 10 augustus 2023 heeft de verdachte samen met anderen grof geweld gebruikt tegen een andere jongen. De medeverdachten hadden een valstrik bedacht: het slachtoffer dacht dat hij een afspraak had met een meisje, maar werd op de afgesproken plaats opgewacht en belaagd door een groep van zeven jongens. Een paar medeverdachten hadden messen bij zich, waarmee het slachtoffer meerdere keren is gestoken. Zoals blijkt uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring, heeft het feit veel impact gehad op het slachtoffer.
Tot slot heeft de verdachte zich op 10 en 11 maart 2024, op 16-jarige leeftijd, schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn moeder met de dood. In haar aangifte heeft de moeder verklaard dat zij op dat moment erg bang was voor de verdachte en dat zij vreesde dat hij haar echt wat aan zou doen.
7.3. Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1. Strafblad De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2. Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting GZ-psycholoog dr. [persoon A] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 december 2023. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) heeft rapportages over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 juni 2023 en 29 maart 2024. Deze adviezen zijn inmiddels verlopen.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: te noemen JBRR) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 juni 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het begin van de schorsing van de voorlopige hechtenis is niet goed verlopen. Er is een terugmelding gedaan in verband met het overtreden van de schorsingsvoorwaarden. Na een nieuwe schorsing, een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing is een ommekeer te zien. De verdachte heeft zich sindsdien redelijk goed aan de voorwaarden gehouden, zijn mbo niveau 1 diploma gehaald en het lukt hem om positieve contacten aan te gaan. De verdachte loopt inmiddels twee jaar in een schorsing en het recidiverisico wordt ingeschat op laag. Dit maakt dat het advies is om de verdachte een geheel onvoorwaardelijke detentiestraf op te leggen gelijk aan de duur van het al ondergane voorarrest. Er wordt geen meerwaarde gezien in oplegging van een jeugdreclasseringsmaatregel en een voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur. De verwachting is dat de moeder en het netwerk de verdachte voldoende kunnen ondersteunen.
Op de zitting heeft de deskundige [persoon B] , werkzaam als jeugdreclasseerder bij JBRR, verklaard dat de verdachte het lastig vindt om een studiekeuze te maken. Als hij daarin een keuze heeft gemaakt, dan heeft JBRR er vertrouwen in dat hij een opleiding (werken en leren) zal gaan volgen. De familie van de verdachte is zeer betrokken en dat is voldoende om hem te ondersteunen bij het maken van keuzes in het leven. Als er toch behoefte bestaat aan ondersteuning, zal de familie worden uitgelegd bij wie zij zich kunnen melden bij de gemeente.
7.4. Conclusies van de rechtbank Gelet op dat wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, en ook op de duur van het voorarrest. De rechtbank is van oordeel dat de duur van de op te leggen jeugddetentie niet langer moet zijn dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Na een stroef begin van de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft de verdachte een stijgende lijn laten zien, die nog steeds voortduurt. Dat weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte mee, evenals dat hij sinds het laatste strafbare feit, dat hij zestien maanden geleden heeft gepleegd, geen nieuwe politie- en justitie contacten heeft gehad. De verdachte heeft zich herpakt en heeft zijn leven grotendeels op orde, waardoor begeleiding van de jeugdreclassering niet langer noodzakelijk is. Het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met eventuele bijzondere voorwaarden – om de kans op herhaling te beperken – dient geen doel. Volstaan wordt daarom met het opleggen van een onvoorwaardelijke straf. Anders dan door de verdediging is verzocht, ziet de rechtbank geen reden om, ten aanzien van de bedreiging van de moeder, de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden. De rechtbank constateert dat in de zaken met parketnummers 10/082805-23 en 10/200610-23 sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), maar verbindt daar geen gevolgen aan omdat de verdachte zijn straf al heeft uitgezeten.
8 Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 1] , bijgestaan door mr. T. Arkesteijn, ter zake van het onder parketnummer 10/200610-23 onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 3.494,91 aan materiële schade en een bedrag van € 6.000,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1. Standpunt officier van justitie De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Gelet op de beslissing die al is genomen in de zaken van de medeverdachten, is het voorstelbaar dat er een lager bedrag aan materiële schade wordt toegewezen. Het verzoek is om het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2. Standpunt verdediging De verdediging stelt zich op het standpunt dat, vanwege de bepleite vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.3. Beoordeling Materiële schade De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De materiële schadeposten ‘ziekenhuisopname" van € 35,-, ‘kilometervergoeding en reiskosten’ van €121,20 en de ‘kleding’ van € 100,- zijn voldoende onderbouwd en niet betwist door de verdachte. De vordering zal ten aanzien van deze schadeposten worden toegewezen.
Met betrekking tot de schadepost 'gestolen goederen' is de rechtbank van oordeel dat er een voldoende causaal verband bestaat tussen het bewezen verklaarde strafbare feit en de geleden schade. Vast staat dat de goederen van de aangever gestolen zijn gedurende de aanval waaraan de verdachte heeft deelgenomen. Als gevolg van die aanval is de aangever in een positie gebracht waarvan medeverdachten hebben kunnen profiteren door zijn spullen te stelen. Weliswaar is er in strafrechtelijke zin geen sprake van medeplegen van die diefstal door de verdachte, maar in civielrechtelijke zin is er wel sprake van een zodanig nauw verband tussen de gedraging van de verdachte en het ontstaan van de schade dat hij daarvoor aansprakelijk is. De rechtbank zal de vordering met betrekking tot deze schadepost derhalve deels toewijzen. De rechtbank acht de hoogte van de vordering met betrekking tot de sieraden (oorbel, ring en ketting) onvoldoende onderbouwd en zal, op basis van haar schattingsbevoegdheid bepalen dat een vergoeding van een bedrag van € 300,- redelijk is.
De vordering met betrekking tot de materiële schade zal derhalve tot een bedrag van € 761,15 worden toegewezen, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit en de inbreuk die daarmee is gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de benadeelde partij, zal die schade naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Wettelijke rente De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 augustus 2023.
Proceskostenveroordeling De benadeelde partij is bijgestaan door zijn advocaat. De advocaat heeft een veroordeling in de proceskosten gevorderd. De benadeelde partij heeft in de zaken van alle medeverdachten een gelijkluidende vordering ingediend. Nu voor het opstellen en indienen van die vordering reeds in de zaak van een medeverdachte een vergoeding is toegewezen en de advocaat de zitting niet heeft bijgewoond, zal de rechtbank de tot op heden gemaakte proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij vaststellen op nihil.
8.4. Conclusie De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van € 6.017,35,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
9 Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77gg, 141 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 54 van de Wet wapens en munitie.
10 Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
11 Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/200610-23 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/082805-23 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 10/200610-23 onder 1 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/089312-24 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentievoor de duur van90 (negentig) dagen; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 6.017,35 (zegge: zesduizend zeventien euro en vijfendertig eurocent, bestaande uit € 1.017,35 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken .
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 6.017,35(hoofdsom, zegge: zesduizend zeventien euro en vijfendertig eurocent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door: mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs. H. Biemond en R. van den Wildenberg, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2025.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 10/200610-23
1hij op of omstreeks 10 augustus 2023 te Rhoon, gemeente Albrandswaardtezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) heeft gestoken met eenmes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in het/de be(e)n(en) en/of vinger(s) en/of bil(len) en/of heeft geschopt tegen/op het hoofd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 10 augustus 2023 te Rhoon, gemeente Albrandswaardopenlijk, te weten, aan de Anthony van Hobokenstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] , meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)- te steken met (een) mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in het lichaam en/of- te slaan en/of te schoppen op/tegen het lichaam;
2hij op of omstreeks 10 augustus 2023 te Rhoon, gemeente Albrandswaardtezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een tas (inhoudende onder meer een paspoort, ov-kaart, portemonnee, geld) en/of een mobiele telefoon (Iphone 12) en/of een ketting en/of een oorbel en/of een pet, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door meermalen, althans eenmaal (telkens) (met geweld)- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij de kraag van de jas en/of- te steken met (een) mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in het lichaam en/of- te slaan en/of te schoppen op/tegen het lichaam en/of (hierbij)- de woorden toe te voegen: "Pak hem, pak hem" en/of "Doe je tas af", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of- te trekken/rukken aan (het hengsel van) de tas;
In de zaak met parketnummer 10/082805-23 hij op of omstreeks 23 maart 2023 te Poortugaal, terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes (met opdruk 101 inc/one-o-one-incorporated en/of doodshoofden), voorhanden heeft gehad;
In de zaak met parketnummer 10/089312-24 hij in of omstreeks de periode 10 maart 2024 tot en met 11 maart 2024 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak je dood" en/of "Ik maak je kankerdood" en/of "Kom dan, kom dan", althans telkens woorden van gelijke dreigende aard of strekking.