ECLI:NL:RBROT:2025:10467 - Loondoorbetaling bij arbeidsconflict ondanks ontbreken van ziekte - 21 juli 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank oordeelt dat een werkgever het loon moet doorbetalen op grond van artikel 7:628 BW wanneer een werknemer niet werkt wegens een arbeidsconflict. De situatie komt voor rekening van de werkgever, mede gelet op het advies van de bedrijfsarts om de werknemer vrij te stellen.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
locatie Rotterdam
zaaknummer: 11663952 VZ VERZ 25-2934
datum uitspraak: 21 juli 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoekster], woonplaats: Delfgauw, verzoekster, gemachtigde: mr. A. Cremer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RealPars B.V., vestigingsplaats: Schiedam, verweerster, gemachtigde: mr. A.C. Hansen.
De partijen worden hierna ‘[verzoekster]’ en ‘RealPars’ genoemd.
1 De procedure
1.1. Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
-
het verzoekschrift, ontvangen op 22 april 2025, met producties;
-
het verweerschrift, met producties;
-
de aanvullende productie van de zijde van [verzoekster];
-
de pleitnota van mr. Cremer;
-
de spreekaantekeningen van mr. Hansen.
1.2. Op 23 juni 2025 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun advocaten besproken.
2 Het geschil en de beoordeling daarvan
2.1. Het gaat in deze zaak in de kern om het volgende. [verzoekster] is van 1 februari 2024 tot en met 31 januari 2025 in dienst geweest bij RealPars. Volgens [verzoekster] is de arbeidsovereenkomst financieel niet goed afgewikkeld door RealPars. Zij vordert nu betaling van achterstallig loon, vakantiebijslag, niet genoten vakantiedagen, de transitievergoeding en een billijke vergoeding. RealPars betwist dat zij gehouden is tot enige betaling aan [verzoekster].
2.1.1. De vorderingen van [verzoekster] en de verweren van RealPars worden hierna puntsgewijs besproken.
Betaling van loon
2.2. [verzoekster] heeft na 21 oktober 2024 niet meer voor RealPars gewerkt. Zij stelt – met een beroep op het bepaalde in artikel 7:628 BW – dat RealPars desondanks haar loon moet betalen. RealPars is het daar niet mee eens, zij voert aan dat sprake is van werkweigering.
2.2.1. Voor de beantwoording van de vraag of het loon betaald moet worden is het volgende relevant. Op 26 september 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam], CEO van RealPars (hierna: [naam]), en [verzoekster]. Alhoewel partijen verschillen over de inhoud van dit gesprek, staat wel vast dat de financieel zorgelijke situatie van RealPars is besproken. Het lijkt er op dat vervolgens sprake is van miscommunicatie. [verzoekster] heeft namelijk geopperd dat partijen na zouden gaan of het UWV wellicht een rol kon spelen. Daarmee bedoelde zij naar eigen zeggen of het UWV (een deel van) haar loon kon uitbetalen, zoals is geregeld in de artikelen 61 tot en met 68 WW. [naam] heeft na navraag bij zijn accountant de suggestie van [verzoekster] zo opgevat dat zij aan wilde sturen op een beëindigingsovereenkomst, om zo van het UWV een WW-uitkering te kunnen ontvangen.
2.2.2. Vervolgens heeft RealPars een beëindigingsovereenkomst laten opstellen en aan [verzoekster] toegestuurd. [verzoekster] heeft verklaard dat het nooit haar bedoeling was om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De concept overeenkomst overviel haar en zij voelde veel druk vanuit RealPars om daarmee akkoord te gaan. RealPars op haar beurt betwist enige druk te hebben uitgeoefend. Wat daar ook van zij, de door [verzoekster] ervaren druk liep zo hoog op dat zij op 16 oktober 2024 de huisarts heeft bezocht en op 31 oktober 2024 de bedrijfsarts. Deze adviseerde als volgt:
“ Stand van zaken Er is (nog) geen sprake van ziekte en/of gebrek. Wél ervaart betrokkene ernstige klachten die samenhangen met de werksituatie (met toestemming van werknemer mogen rapporteren) (de zogenaamde “gezonde reactie op een ongezonde situatie’). Er is sprake van een verschil van inzicht tussen beide partijen. Naar ik begrijp is deze problematiek nog niet opgelost.
Advies Om ziekte te voorkomen is het advies aan beide partijen om de ontstane problematiek in de werksituatie op korte termijn constructief te gaan oplossen, waarbij wordt aanbevolen – volgens de beroepsrichtlijnen – Mediation in te zetten.
Ik acht betrokkene voldoende belastbaar om deze gesprekken over de problematiek op korte termijn te gaan doen.
Aan werkgever het advies om betrokkene derhalve tijdelijk vrij te stellen van arbeid tot de ontstane problematiek in de werksituatie is opgelost, soort ‘afkoelingsperiode’ ter bevordering van.( geen mails, apps). Naar ik begrijp is er een contactpersoon bij HR. Wellicht kan zij betrokkene informeren over de verdere gang van zaken. (…)
Op welke termijn is herstel en volledige hervatting van het werk te verwachten? Zodra de problematiek constructief is opgelost, acht ik werknemer weer volledig belastbaar voor arbeid. (…)’ Dit advies is herhaald op 18 november 2024 door de Werk Vermogen Specialist. Geen van partijen heeft een deskundigenoordeel aangevraagd, zodat dit advies in principe leidend is.
2.2.3. RealPars heeft, gelet op de kosten en het feit dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege ging eindigen, ervoor gekozen om niet in te zetten op mediation maar om in plaats daarvan zelf het gesprek aan te gaan. De redenen voor die keuze zijn op zich niet onbegrijpelijk, al had RealPars haar alternatief voortvarender kunnen aanpakken. Partijen hebben pas voor het eerst een gesprek gepland op 13 december 2024, waar [naam] door omstandigheden niet is verschenen. Daarna is een nieuwe datum bepaald, 18 december 2024. In dat gesprek is het partijen samen niet gelukt om de lucht te klaren. Zij hebben toen nog een nieuwe datum voor een gesprek geprikt, maar dit was 3 dagen voor de arbeidsovereenkomst zou eindigen.
2.2.4. Partijen verwijten elkaar dat de situatie niet is veranderd c.q. verbeterd. Volgens RealPars heeft [verzoekster] iedere poging tot constructief overleg geweigerd en [verzoekster] op haar beurt meent dat RealPars de situatie op de spits heeft gedreven. Uit de stukken en hetgeen is besproken ter zitting volgt echter niet dat één van partijen een onwelwillende houding heeft aangenomen. Wel is sprake van een snel afnemend begrip voor elkaars standpunten.
2.2.5. Gelet op de klachten van [verzoekster] door de lastige werksituatie die [verzoekster] niet, althans zeker niet alleen haar, kan worden verweten, de dreigende arbeidsongeschiktheid én het advies van de bedrijfsarts, die gemotiveerd adviseert dat [verzoekster] wordt vrijgesteld van werk totdat de problematiek is opgelost, is in dit geval op grond van het bepaalde in artikel 7:628 BW en daarop gebaseerde rechtspraak van de Hoge Raad
2.2.6. Voor de vordering tot betaling van een deel van het loon over de maand oktober 2024 geldt dat RealPars een bedrag van € 1.035,35 bruto heeft verrekend. Bij dit verrekende bedrag staat als omschrijving ‘*Ingehouden vakantie uren’.*Gesteld noch gebleken is dat [verzoekster] voor de maand oktober 2024 vakantie heeft aangevraagd en dat RealPars dit heeft goedgekeurd. RealPars mag deze dagen niet eenzijdig als vakantiedagen aanmerken
De transitievergoeding
2.3. Niet in geschil is dat [verzoekster] na afloop van de arbeidsovereenkomst recht had op de transitievergoeding. Wel verschillen partijen van mening over de hoogte van die vergoeding.
2.3.1. Nog los van het feit dat de rekenmethode van RealPars (alleen transitievergoeding verschuldigd over uitbetaald loon) geen grondslag vindt in artikel 7:673 lid 2 BW – het betreft hier immers een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar en partijen zijn een vast loon per maand overeengekomen – geldt dat hiervoor is beslist dat RealPars loon moet betalen tot het einde van het dienstverband. De berekening van [verzoekster] wordt daarom gevolgd
2.3.2. Op 2 april 2025 heeft RealPars een bedrag van € 1.448,69 netto betaald aan [verzoekster]. Volgens RealPars betreft dit de betaling van de transitievergoeding en is het bruto equivalent hiervan € 1.677,68. Nu de transitievergoeding dus al voor een deel is betaald, moet deze betaling in mindering worden gebracht op de vordering. Concreet moet nog een bedrag van € 559,23 bruto worden betaald (€ 2.236,91 -/- € 1.677,68). Over dit bedrag is wettelijke rente verschuldigd vanaf 28 februari 2025.
Billijke vergoeding
2.4. Voor toekenning van een billijke vergoeding is slechts plaats wanner het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, zoals hier het geval, is veroorzaakt door ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Volgens RealPars was de reden voor het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst haar financiële positie. Dit kan niet worden gekwalificeerd als ernstig verwijtbaar handelen. Ook overigens is niet gebleken dat sprake is van handelen van RealPars dat als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. De vordering tot betaling van een billijke vergoeding wordt daarom afgewezen.
Vakantiedagen
2.5. Bij het einde van de arbeidsovereenkomst moeten niet opgenomen vakantiedagen worden uitbetaald
2.5.1. Hiervoor is onder 2.2.6. al overwogen dat vakantiedagen niet kunnen worden afgeschreven zonder instemming van de werknemer. Voor zover RealPars het saldo van 80 uren betwist, had het op haar weg gelegen om inzichtelijk te maken hoeveel dagen c.q. uren [verzoekster] vóór 21 oktober 2024 had opgenomen. Als werkgever is RealPars immers gehouden om de vakantiedagen deugdelijk te administreren. Zij heeft echter geen inzicht gegeven in deze administratie. Deze vordering wordt daarom als onvoldoende gemotiveerd betwist toegewezen.
Afrekening vakantiebijslag
2.6. Bij het einde van de arbeidsovereenkomst moet de tot dan toe opgebouwde vakantiebijslag aan de werknemer worden uitbetaald
2.6.1. Hiervoor is beslist dat [verzoekster] recht heeft op loon tot het einde van de arbeidsovereenkomst. Daarom moet ook de vakantiebijslag tot die datum worden betaald, verminderd met het bedrag dat in oktober 2024 al is uitgekeerd (€ 2.402,62 bruto). Het resterende bedrag, zoals ook door [verzoekster] gevorderd, wordt toegewezen.
Wettelijke verhoging
2.7. [verzoekster] vordert ook betaling van de wettelijke verhoging. RealPars heeft verzocht om deze vordering te matigen. In de door haar daartoe gestelde omstandigheden, te weten de samenloop met wettelijke rente en haar financiële situatie, wordt aanleiding gezien om de wettelijke verhoging te matigen tot 15%.
Loonstroken
2.8. RealPars is gehouden tot het verstrekken van salarisspecificaties
Buitengerechtelijke kosten
2.9. [verzoekster] vordert verder betaling van een bedrag van € 3.593,70 aan buitengerechtelijke kosten. Zij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. Op basis van dit Besluit is een bedrag van € 1.021,78 aan buitengerechtelijke kosten toewijsbaar. Geen voorlopige voorziening
2.10. Hiervoor is op alle vorderingen van [verzoekster] beslist. Bij het treffen van een voorlopige voorziening heeft zij daarom geen belang (meer). Deze wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
2.11. RealPars is de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Zij moet daarom de proceskosten betalen
3 De beslissing
De kantonrechter:
3.1. veroordeelt RealPars om aan [verzoekster] te betalen het restant van het loon over de maand oktober 2024, zijnde € 1.035,35 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling;
3.2. veroordeelt RealPars om aan [verzoekster] te betalen het loon over de maanden november en december 2024 en januari 2025, zijnde totaal € 18.640,89 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 24e van de maand waarin het loon verschuldigd is tot de dag van volledige betaling;
3.3. veroordeelt RealPars om aan [verzoekster] te betalen een bedrag van € 1.574,10 bruto aan resterende vakantiebijslag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2025 tot de dag van volledige betaling;
3.4. veroordeelt RealPars om aan [verzoekster] te betalen een bedrag van € 2.868,- bruto aan opgebouwde, maar niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2025 tot de dag van volledige betaling;
3.5. veroordeelt RealPars tot betaling van de wettelijke verhoging van 15% over de hiervoor genoemde bruto bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 42e dag nadat het loon is verschuldigd tot de dag van volledige betaling;
3.6. veroordeelt RealPars om aan [verzoekster] (het restant van) de transitievergoeding te betalen van € 559,23 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2025 tot de dag van volledige betaling;
3.7. veroordeelt RealPars om aan [verzoekster] deugdelijke bruto-/nettospecificaties van de hiervoor toegewezen bedragen te verstrekken;
3.8. veroordeelt RealPars om aan [verzoekster] te betalen een bedrag van € 1.021,78 voor buitengerechtelijke incassokosten;
3.9. veroordeelt RealPars in de proceskosten, die aan de kant van [verzoekster] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.039,-;
3.10. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.11. wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken. 783
Hoge Raad 27 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC7669
Artikel 7:638 lid 2 BW
Productie 14 bij verzoekschrift
Artikel 7:641 BW
Artikel 17 Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
Artikel 7:626 BW
Artikel 289 Rv