Artikel 17
1. De vakantiebijslag, waarop de werknemer over het loon en de uitkeringen krachtens de Ziektewet, hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1 of de artikelen 4:2b of 6:3 van de Wet arbeid en zorg en de Werkloosheidswet, voor zover een en ander over het tijdvak tot en met 31 mei van het lopende jaar opeisbaar is geworden, recht heeft verworven, wordt behoudens het bepaalde in de volgende leden in de maand juni uitbetaald.
2. Bij publiekrechtelijke regeling of schriftelijke overeenkomst kan ter zake van het tijdstip van uitbetaling van het eerste lid worden afgeweken, met dien verstande, dat uitbetaling ten minste eenmaal per kalenderjaar dient te geschieden.
3. Bij het einde van de dienstbetrekking wordt aan de werknemer het bedrag aan vakantiebijslag uitbetaald, waarop hij op dat tijdstip recht heeft verworven.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2014:3068 - Beslagvrije voet en vakantiegeld: berekening per opbouwmaand - 30 oktober 2014
De Hoge Raad oordeelt dat bij beslag op jaarlijks uitbetaald vakantiegeld de beslagvrije voet per opbouwmaand moet worden berekend. Vakantiegeld valt slechts onder het beslag voor zover het maandelijkse inkomen, inclusief de maandelijkse vakantiegeldaanspraak, de beslagvrije voet in die specifieke opbouwmaand overschreed.