Uitspraak inhoud

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08-001024-25 (P) Datum vonnis: 9 oktober 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte], geboren op [geboortedatum 1] 2003 in [geboorteplaats], wonende aan [woonplaats].

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 september 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. U. Yildirim, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1 en feit 2: meermalen ontucht heeft gepleegd met de veertienjarige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]), mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam;

feit 3: samen met een ander opzettelijk en wederrechtelijk een afbeelding van seksuele aard van [slachtoffer] heeft gemaakt.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1 hij op of omstreeks 23 oktober 2021 te [plaats 1], althans in Nederland met [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] te weten

  • het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of

  • het brengen en/of heen en weer bewegen van een of meer vingers in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of

  • het (tong)zoenen van die [slachtoffer];

2 hij in of omstreeks de periode van 4 maart 2022 tot en met 5 maart 2022 te [plaats 2], althans in Nederland, met [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] te weten

  • het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of

  • het (tong)zoenen van die [slachtoffer];

3 hij op of omstreeks 23 oktober 2021 te [plaats 1], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [slachtoffer] een afbeelding van seksuele aard, te weten een film/video waarop te zien is dat die [slachtoffer] met haar hoofd op en neer gaande bewegingen maakt ter hoogte van de penis van [verdachte], heeft vervaardigd.

3 De bewijsvraag

3.1 Inleiding

-Vaststaande feiten en omstandigheden

De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van het dossier als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.

Verdachte en [slachtoffer] zaten bij elkaar op school en hadden elkaar op Snapchat toegevoegd en stuurden elkaar via die app berichten. Verdachte was toen 18 jaar, [slachtoffer] 14 jaar. Op 23 oktober 2021 spraken zij af in de woning van [naam 1], een vriend van verdachte, in [plaats 1]. [slachtoffer] zat naast verdachte op de bank in de woonkamer. Daar hebben zij gezoend en is [slachtoffer] door verdachte gevingerd. Ook heeft [slachtoffer] verdachte gepijpt. [naam 1] was op dat moment in de woonkamer aanwezig en heeft gefilmd hoe [slachtoffer] verdachte pijpte. Verdachte zag hoe hij en [slachtoffer] door [naam 1] werden gefilmd; hij had kort daarvoor met een knikje aan [naam 1] laten weten dat het akkoord was om te filmen. [slachtoffer] had op dat moment niet door dat zij en verdachte werden gefilmd. Verdachte en [slachtoffer] zijn daarna naar de schuur gegaan en daar heeft [slachtoffer] verdachte nog een keer gepijpt. Zowel verdachte als [slachtoffer] verkeerden onder invloed van middelen. Verdachte wist dat [slachtoffer] onder invloed was. Op 5 maart 2022 is [slachtoffer] na een feestje bij verdachte in de auto gestapt. [slachtoffer] had alcohol gedronken en verdachte was daarvan op de hoogte. Zij hadden weer via Snapchat contact gehad. In de auto hebben [slachtoffer] en [naam 1] gezoend. Verder heeft [slachtoffer] verdachte gepijpt. Op de achterbank van de auto zaten op dat moment een vriendin van [slachtoffer] en een vriend van verdachte.

- Verklaring verdachte

Verdachte heeft, kort gezegd, verklaard dat de seksuele handelingen die tussen hem en [slachtoffer] hebben plaatsgevonden, geen ontuchtig karakter hebben.

3.2 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.

3.3 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de ten laste gelegde feiten. Voor wat betreft feit 1 en feit 2 heeft hij gesteld dat het ontuchtige karakter ontbreekt, omdat sprake was van vrijwillig seksueel contact tussen twee jongeren met een gering leeftijdsverschil, zonder ongelijkwaardige verhouding of overwicht van verdachte. Ten aanzien van feit 3 is aangevoerd dat verdachte niet degene was die heeft gefilmd en dat verdachte hier vooraf geen weet van had.

3.4 Het oordeel van de rechtbank

- Feit 1 en feit 2

De rechtbank stelt vast dat verdachte op 23 oktober 2021 en 5 maart 2022 seksuele handelingen met [slachtoffer] heeft verricht, waarbij hij ook haar lichaam seksueel is binnengedrongen. De rechtbank zal hieronder de vraag beantwoorden of deze handelingen als ontuchtig zijn aan te merken.

In dat kader overweegt de rechtbank het volgende. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), zoals dat gold ten tijde van de ten laste gelegde feiten, strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaar het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing van dergelijke omstandigheden valt in zijn algemeenheid niet te geven. Maatstaf is of de seksuele handelingen algemeen als sociaal-ethisch zijn aanvaard. Bij de vraag of sprake is van omstandigheden die meebrengen dat seksuele handelingen niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt, komt het in belangrijke mate aan op een waardering van de feiten en omstandigheden van het geval.[1]

De rechtbank overweegt, met inachtneming van het voorgaande, het volgende. Verdachte en [slachtoffer] kenden elkaar via school en hadden contact via Snapchat. Er was tussen hen geen sprake van een affectieve relatie, zo heeft verdachte ter zitting verklaard. Vervolgens hebben zij in de woning van [naam 1] en in zijn aanwezigheid, voor de eerste keer met elkaar seksuele handelingen verricht. De tweede keer seksueel contact tussen verdachte en [slachtoffer] vond plaats in de auto van verdachte, wederom in het bijzijn van anderen. De seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden bestonden uit onder meer het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer]. Naar het oordeel van de rechtbank vonden die vergaande seksuele handelingen niet plaats op basis van gelijkwaardigheid, gelet op het leeftijdsverschil en het daaraan verbonden verschil in de ontwikkelingsfase tussen verdachte en [slachtoffer]. Gelet op de jeugdige leeftijd van [slachtoffer] (veertien jaar) verkeerde zij immers in een andere levensfase dan verdachte, die op dat moment achttien jaar was, zodat van een groot verschil in sociaal-emotionele en seksuele ontwikkeling tussen beiden kan worden gesproken. Van een situatie waarin jongeren in het kader van een reguliere seksuele ontwikkeling één op één met elkaar experimenteren op seksueel gebied, is bij verdachte en [slachtoffer] toen geen sprake geweest. Naar het oordeel van de rechtbank passen de verrichte seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer] dan ook niet binnen de sociaal-ethische normen. Aan dit oordeel draagt bij dat de seksuele handelingen zijn verricht terwijl daarbij vrienden van verdachte aanwezig waren. Een van hen heeft de handelingen zelfs, zonder dat [slachtoffer] dit wist, met zijn telefoon gefilmd en deze beelden achteraf verspreid. De seksuele handelingen vonden bovendien plaats in de woning van een vriend van verdachte en in zijn auto, in plaats van in een privé-situatie. Daar komt bij dat [slachtoffer] tijdens het seksueel contact met verdachte onder invloed van alcohol verkeerde, en dat verdachte hiervan op de hoogte was. Verdachte wist daarnaast dat hij te maken had met een kwetsbaar meisje, aangezien hij, zoals hij zelf ter zitting heeft verklaard, op de hoogte was van haar moeilijke thuissituatie.

Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van seksuele handelingen die sociaal-ethisch niet aanvaardbaar zijn en dus een ontuchtig karakter hebben. Dat [slachtoffer] volgens verdachte het initiatief zou hebben genomen tot en volledig zou hebben ingestemd met de seksuele handelingen, maakt dit niet anders nu artikel 245 Sr (oud) juist strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die vanwege hun jeugdige leeftijd niet of onvoldoende in staat worden geacht zelf die integriteit te bewaken, zoals in deze zaak het geval was. De rechtbank acht het ten laste gelegde onder feit 1 en 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen.

- Feit 3

De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte samen met [naam 1] op 23 oktober 2021 een afbeelding van seksuele aard van [slachtoffer] heeft gemaakt, zoals onder feit 3 is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Hoewel niet verdachte maar [naam 1] de door [slachtoffer] bij verdachte verrichte seksuele handeling heeft gefilmd, heeft verdachte hieraan bijgedragen. Verdachte had [naam 1] immers met een knikje toestemming gegeven om te filmen. Verdachte heeft bovendien ter zitting verklaard dat het filmpje niet zou zijn gemaakt indien hij die toestemming niet had gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat verdachte een voldoende intellectuele en/of materiële bijdrage aan het feit heeft geleverd.

3.5 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 23 oktober 2021 te [plaats 1] met [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] te weten

  • het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en

  • het brengen en/of heen en weer bewegen van een of meer vingers in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en

  • het (tong)zoenen van die [slachtoffer];

hij in de periode van 4 maart 2022 tot en met 5 maart 2022 in Nederland, met [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] te weten

  • het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en

  • het (tong)zoenen van die [slachtoffer];

hij op 23 oktober 2021 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [slachtoffer] een afbeelding van seksuele aard, te weten een film/video waarop te zien is dat die [slachtoffer] met haar hoofd op en neer gaande bewegingen maakt ter hoogte van de penis van [verdachte], heeft vervaardigd.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 245 (oud) en 139h (oud) Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1 en feit 2: telkens het misdrijf: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;

feit 3: het misdrijf: het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard van een persoon.

5 De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6 De op te leggen straf of maatregel

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een proeftijd van twee jaren.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft, voor het geval van een bewezenverklaring, verzocht aan verdachte een volledig voorwaardelijke straf op te leggen, al dan niet in combinatie met een taakstraf.

6.3 De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

- Ernst van de feiten

Verdachte heeft vergaande ontuchtige handelingen met [slachtoffer] van destijds veertien jaar oud gepleegd, terwijl hierbij anderen aanwezig waren en er op enig moment ook werd gefilmd. Verdachte had zich, gelet op het verschil in leeftijd en ontwikkelingsfase ten opzichte van de jonge en kwetsbare [slachtoffer], van deze gedragingen moeten onthouden. Dat geldt temeer nu [slachtoffer] beide keren onder invloed was en verdachte dit ook wist. In plaats daarvan heeft hij misbruik gemaakt van het overwicht dat hij op haar had en de situatie waarin [slachtoffer] verkeerde en heeft hij alleen maar gehandeld vanuit zijn behoefte om zijn seksuele gevoelens te bevredigen. Daarmee heeft verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] fors geschonden en op grove wijze inbreuk gemaakt op de normale seksuele ontwikkeling van dit jonge slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat jeugdige slachtoffers van deze feiten nog lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Uit de toelichting bij het verzoek tot schadevergoeding is gebleken dat de feiten een grote impact op [slachtoffer] en het gezin hebben gehad. Naast dat zij zich erg heeft geschaamd voor wat er is gebeurd, heeft zij zich gedurende lange tijd onveilig en weerloos gevoeld. Ook is haar vertrouwen in andere mensen aangetast. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan. Verdachte heeft zich verder samen met een ander schuldig gemaakt aan het maken van een seksuele afbeelding in de vorm van een videopname van [slachtoffer]. Deze videopname is uiteindelijk rondgestuurd (niet door verdachte, maar door zijn vriend). Dit is een zeer ernstig feit, dat grote inbreuk maakt op de privacy van [slachtoffer]. Over het algemeen geldt dat eenmaal verspreid materiaal, niet (volledig) meer verwijderd kan worden, zodat het slachtoffer ook na verspreiding hiermee nog lange tijd geconfronteerd kan worden. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de mogelijke gevolgen van zijn handelen voor [slachtoffer]. Verdachte heeft op geen enkel moment tegen [slachtoffer] gezegd dat dit filmpje was vervaardigd en – daaropvolgend – doorgestuurd. Verdachte heeft daarnaast ter zitting de schuld voor zijn handelen voor een groot deel buiten zichzelf gelegd en daarmee nagelaten volledige rekenschap van zijn daden te nemen. Hieruit volgt dat verdachte niet volledig doordrongen lijkt te zijn van het verwerpelijke karakter van zijn gedragingen. De rechtbank rekent dit verdachte ook zwaar aan.

- Persoon van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 6 september 2025. Hieruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Wel zijn aan hem in 2024 strafbeschikkingen opgelegd wegens overtreding van de Wet wapens en munitie en de Wegenverkeerswet.

De rechtbank heeft verder rekening gehouden met het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 11 april 2025. Hieruit volgt dat verdachte op het moment van de ten laste gelegde feiten verslaafd was aan harddrugs. Het middelengebruik lijkt van invloed te zijn geweest op zijn gedragingen, nu verdachte overwegend handelde vanuit eigen behoeftebevrediging, waarbij in beperkte mate rekening werd gehouden met de gevoels- en belevingswereld van anderen. Verdachte is inmiddels abstinent van het gebruik van harddrugs. Hij heeft hiervoor zelfstandig hulp gezocht. Ook op de overige leefgebieden lijkt sprake te zijn van stabiliteit. Verdachte beschikt over een vast inkomen en over stabiele huisvesting. Tevens heeft hij afstand genomen van de personen die destijds een negatieve invloed op hem hadden. Voor wat betreft het gebied van seksualiteit, lijkt op dit moment geen sprake te zijn van normafwijkend gedrag. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld. In het leven van verdachte zijn weliswaar diverse beschermende factoren, maar hij is in 2024 nog met justitie in aanraking gekomen in verband met een overtreding van de Wet wapens en munitie. Verdachte vertoont impulsief gedrag en lijkt beperkt in staat te zijn de gevolgen van zijn handelen te overzien. De reclassering adviseert om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, nu zij interventies en toezicht niet nodig acht. Dit advies is mede ingegeven door het feit dat de criminogene factoren die ten tijde van de ten laste gelegde feiten een rol speelden, nu niet langer aan de orde zijn.

- Op te leggen straf

De rechtbank is van oordeel dat enkel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is gezien de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank weegt daarin mee de jonge leeftijd en kwetsbaarheid van [slachtoffer] en de schadelijke gevolgen voor haar, alsmede de vernederende setting waarin de vergaande seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. De duur van deze gevangenisstraf wordt bepaald op vijftien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank ziet vanwege de persoon van verdachte aanleiding om een deel van de gevangenisstraf, namelijk vijf maanden, voorwaardelijk op te leggen. De proeftijd wordt gesteld op twee jaren. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook rekening gehouden met het tijdsverloop van deze zaak.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

6.4 Het inbeslaggenomen voorwerp

Onder verdachte is beslag gelegd op een telefoon, te weten een iPhone 13.

Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de telefoon niet vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, nu de relatie met de strafbare feiten ontbreekt. De afbeelding van seksuele aard, waarop het onder feit 3 bewezenverklaarde betrekking heeft, is niet op de telefoon van verdachte aangetroffen. De telefoon dient derhalve te worden teruggegeven aan verdachte.

7 De schade van benadeelde

7.1 De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 9.931,57, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.

De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:

  • weggegooide kleding € 235,93;

  • reiskosten politie en advocaat € 167,64;

  • weerbaarheidstraining € 25,00.

Aan immateriële schade wordt een bedrag van € 9.500,00 gevorderd.

7.2 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel moet worden toegewezen.

7.3 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de vrijspraak die is bepleit. In het geval van een bewezenverklaring, heeft de verdediging ten aanzien van de materiële schadeposten aangevoerd dat het causale verband ontbreekt, zodat de benadeelde partij in die posten niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde immateriële schade primair op het standpunt gesteld dat deze moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard, aangezien het psychisch leed niet (voldoende) is onderbouwd en geen sprake is van een dusdanig ernstige normschending dat psychische klachten zonder nadere motivering kunnen worden aangenomen. Subsidiair is verzocht de immateriële schade te matigen tot € 1.000,00.

7.4 Het oordeel van de rechtbank

Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.

-Materiële schade De opgevoerde schadepost ‘weggegooide kleding’ is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd en de schade door de verdediging gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden en de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

De opgevoerde schadepost ‘reiskosten politie en advocaat’ dient naar het oordeel van de rechtbank onder proceskosten te worden geschaard. Proceskosten kunnen niet worden aangemerkt als schade die rechtstreeks geleden is als gevolg van het strafbare feit, zodat de benadeelde partij deze kosten niet als onderdeel van haar materiële schade kan vorderen. Om die reden zal de rechtbank de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

De opgevoerde schadepost ‘weerbaarheidstraining’ acht de rechtbank, ondanks dat deze door de verdediging gemotiveerd is betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. Uit de bij de vordering gevoegde stukken blijkt immers dat deze training in 2022, en dus in de periode na het plaatsvinden van de feiten, door de benadeelde is gevolgd. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 25,00 daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

- Immateriële schade Het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen ontstaat wanneer is voldaan aan de in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) beschreven criteria. De immateriële schade in onderhavige zaak wordt verzocht op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW: aantasting van de persoon op andere wijze. Volgens vaste rechtspraak is van een dergelijke aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen.

De rechtbank overweegt dat concrete gegevens over de psychische schade en de omvang daarvan bij de benadeelde ontbreken, zodat het bestaan van geestelijk letsel niet kan worden vastgesteld. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan brengen echter mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. Verdachte heeft meerdere keren inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de benadeelde. De rechtbank overweegt dat uit het dossier ook blijkt dat de feiten de benadeelde aanzienlijk hebben getroffen. Zij ondervond concentratieproblemen op school en voelde veel schaamte tegenover haar vrienden over wat er is gebeurd, waardoor zij uiteindelijk een niveau is gezakt. Daarnaast heeft zij aanzienlijke spanning en onzekerheid ervaren als gevolg van het gemaakte filmpje en leeft zij nog altijd in angst dat dit verder wordt verspreid. De rechtbank stelt, op grond van het voorgaande en gelet op wat in soortgelijke zaken wordt toegekend, de omvang van de vergoeding naar billijkheid vast op € 3.000,00. De gevorderde immateriële schade komt daarmee gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank overweegt dat gelet op de betwisting van de hoogte van de schade en de in dat licht beperkte onderbouwing, een hogere immateriële schade nadere onderbouwing behoeft. Dat is echter een onevenredige belasting van het strafproces. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.

Samengevat zal de rechtbank de gevorderde schade gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 3.025,00, bestaande uit € 25,00 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf 23 oktober 2021.

7.5 De schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

9 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

  • verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders onder feit 1, feit 2 en feit is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feiten

  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

  • verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1 en feit 2, telkens het misdrijf: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam; feit 3, het misdrijf: het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard van een persoon

strafbaarheid verdachte

  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezen verklaarde;

straf

  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;

  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren de navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

schadevergoeding

  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (feiten 1, 2 en 3) van een bedrag van € 3.025,00, bestaande uit € 25,00 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2021;

  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;

  • legt de maatregel op dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten 1, 2 en 3 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.025,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 40 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;

  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;

  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige materiële en immateriële deel van de vordering niet-ontvankelijk is, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

het in beslag genomen voorwerp

  • gelast de teruggave van de iPhone 13 aan verdachte.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.G.J. Gehring, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2025.

Mr. R.G.J. Gehring is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage bewijsmiddelen

Leeswijzer Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland onderzoek ‘Splash’ met nummer ONRBC22060. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Feiten 1, 2 en 3

Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 augustus 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:

Op 23 oktober 2021 was ik samen met [slachtoffer] in de woning van [naam 1] in [plaats 1]. [slachtoffer] had gedronken. We zaten naast elkaar op de bank in de woonkamer. We hebben toen gezoend. Ik heb haar gevingerd. Ook heeft [slachtoffer] mij gepijpt. [naam 1] zat op dat moment ook in de woonkamer. Hij heeft gefilmd hoe [slachtoffer] mij pijpte. Ik ben daar op dat moment mee akkoord gegaan. Ik gaf hem een knikje. Als ik dat niet had gedaan, was het filmen nooit gebeurd. Uiteindelijk zijn we naar de schuur gegaan en daar heeft zij mij nog een keer gepijpt. Ik wist dat [slachtoffer] het in die periode moeilijk had. Zij had problemen thuis. Op 5 maart 2022 was ik samen met een vriend. Ik had met [slachtoffer] afgesproken. Zij is bij mij in de auto gestapt. Daar hebben we gezoend en heeft [slachtoffer] mij gepijpt. [naam 2] en [naam 3] zaten toen op de achterbank. [slachtoffer] had alcohol gedronken.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 29 augustus 2022 van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op p. 30-44:

Aangever [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2007.

Verklaring A: De avond voor 23 oktober 2021 was ik aan het appen met [verdachte]. Hij vroeg of ik de volgende dag wilde langskomen. We hadden om 13:00 uur afgesproken bij het huis van [naam 1]. Ik ging op de bank zitten. [verdachte] zoende mij. Hij begon aan mij te zitten. Ik was [verdachte] aan het pijpen. Ik denk dat dat het moment was dat [naam 1] aan het filmen was. [verdachte] had het wel door en hij vertelde mij later dat [naam 1] dit gedaan had. V: Op een gegeven moment zoende [verdachte] jou. Waar was dit en waar was [naam 1]? A: Het was een hoekbank. [naam 1] zat in het midden in de hoek van de bank. [verdachte] en ik zaten in de andere hoek. A: Hij had mij ook gevingerd. A: Hij ging via de voorkant van mijn broek, met zijn vinger(s) in mijn vagina. A: Ik voelde mij niet zo heel erg op mijn gemak. Het was overdag in de woonkamer, [naam 1] zat er bij. A: Daarna heb ik hem gepijpt. A: [verdachte] zei tegen mij:" Kom we gaan het schuurtje." Ik vond het allemaal prima en daar in het schuurtje heb ik het afgemaakt. V: Wat gebeurde er in de schuur? A: Het ging gewoon verder. Er zal vast nog eerst gezoend zijn. [verdachte] deed zijn broek omlaag. Hij deed mijn hoofd omlaag. Ik pijpte [verdachte]. [verdachte] stond en ik zat op mijn knieën. A: Ik voelde mij niet goed. Op dat moment dacht ik dat ik dronken was.

V: Je vertelde tijdens het informatieve gesprek ook dat [naam 1] een filmpje zou hebben gemaakt. Vertel eens. A: Nou hij heeft mij gefilmd toen het gebeurde. V: Wat filmde hij? A: Dat ik [verdachte] pijpte.

V: Over wat er is gebeurd op 5 maart 2022, in de auto bij [verdachte] en [naam 2]. A: Toen was ik thuis gekomen met [naam 3] van een feestje. Ik had best wat gedronken. [verdachte] kwam met de auto naar mij en [naam 3] toe. Ik ben in de auto gestapt met [naam 3]. Ik zat nog steeds bij [verdachte] op schoot. [verdachte] en ik begonnen te zoenen. Enige momenten later ging [naam 2] bij [naam 3] achterin zitten. Ik ben toen op de passagiersstoel gaan zitten. Ik heb [verdachte] gepijpt.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op p. 140-156:

A: We waren bij mij thuis, [verdachte] en ik. [slachtoffer] belde naar [verdachte]. Ze vroeg om langs te komen bij mij. Ze is toen langsgekomen. A: [slachtoffer] bij de penis van [verdachte]. Ik ben dat toen gaan filmen A: Ik zag het hoofd van [slachtoffer] op en neer gaan en toen ben ik het gaan filmen. A: Ik heb het filmpje gemaakt en het is opgeslagen.

ECLI:NL:HR:2010:BK4794


Voetnoten

ECLI:NL:HR:2010:BK4794