ECLI:NL:RBOVE:2025:5230 - Rechtbank Overijssel - 19 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-314084-24 (P) Datum vonnis: 19 augustus 2025
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] , Huidig BRP-adres: [adres] .
1 Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 24 december 2023 in Nijverdal:
feit 1: als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer 1] is overleden (primair), dan wel dat hij door zijn rijgedrag gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt (subsidiair), dan wel dat hij zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen (meer subsidiair);
feit 2: als beginnend bestuurder een personenauto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed van alcohol was, waarbij de wettelijke grenswaarde is overschreden (primair), dan wel onder zodanige invloed van alcohol, eventueel in combinatie met een andere stof, dat zijn rijvaardigheid daardoor kon zijn verminderd (subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1 hij op of omstreeks 24 december 2023 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Baron van Sternbachlaan/N347, roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte beginnend bestuurder was en/of terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een kruispunt naderde, welk kruispunt werd gevormd door de wegen de N35/de Baron van Sternbachlaan (N347) en/of terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte, van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds (ongeveer) 1,3 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
-
aldaar heeft gereden met een snelheid (ongeveer) gelegen tussen de 54 en 60 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
-
in strijd met het gestelde in artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het voormeld reglement gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde voertuig (personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de N35) voor die voormelde kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
-
in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of
-
in of nabij een in die weg (de Baron van Sternbachlaan/N347) gelegen, gezien zijn
rijrichting naar links verlopende bocht, niet het verloop van die weg/rijbaan heeft gevolgd en/of
-
bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde in artikel 19 van voornoemd reglement niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
-
met het door hem bestuurde voertuig een of meerdere slingerende/abrupte stuurbewegingen heeft gemaakt en/of ten gevolge waarvan zijn voertuig om de (Z-)as is geroteerd en/of
-
met het door hem bestuurde voertuig (rechts) van de weg is geraakt/gereden en/of tegen een zich aldaar in de berm bevindende boom is gebotst en/of (vervolgens) tot stilstand is gekomen in de naast de rijbaan gelegen sloot, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander werd gedood (te weten [slachtoffer 1] ), terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2023 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Baron van Sternbachlaan, terwijl verdachte beginnend bestuurder was en/of terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een kruispunt naderde, welk kruispunt werd gevormd door de wegen de N35/de Baron van Sternbachlaan (N347) en/of terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte, van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds (ongeveer) 1,3 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
-
aldaar heeft gereden met een snelheid (ongeveer) gelegen tussen de 54 en 60 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
-
in strijd met het gestelde in artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het voormeld reglement gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde voertuig (personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de N35) voor die voormelde kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
-
in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of
-
in of nabij een in die weg (de Baron van Sternbachlaan/N347) gelegen, gezien zijn
rijrichting naar links verlopende bocht, niet het verloop van die weg/rijbaan heeft gevolgd en/of
-
bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde in artikel 19 van voornoemd reglement niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
-
met het door hem bestuurde voertuig een of meerdere slingerende/abrupte stuurbewegingen heeft gemaakt en/of ten gevolge waarvan zijn voertuig om de (Z-)as is geroteerd en/of
-
met het door hem bestuurde voertuig (rechts) van de weg is geraakt/gereden en/of
tegen een zich aldaar in de berm bevindende boom is gebotst en/of (vervolgens) tot stilstand is gekomen in de naast de rijbaan gelegen sloot, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2023 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn als bestuurder van een voertuig (personenauto) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Baron van Sternbachlaan, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij met het door hem bestuurde voertuig (rechts) van de weg is geraakt/gereden en/of tegen een zich aldaar in de berm bevindende boom is gebotst en/of tot stilstand is gekomen in de naast de rijbaan gelegen sloot;
2 hij op of omstreeks 24 december 2023 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,49 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2023 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is, met dien verstande dat verdachte zeer onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden als gevolg waarvan [slachtoffer 1] is overleden. Ook het onder 2 primair ten laste gelegde feit acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen.
3.2 Het oordeel van de rechtbank
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard die avond 200 ml Jägermeister te hebben gedronken. Op het moment van het ongeval reed hij 70 kilometer per uur. In de maand voorafgaand aan het ongeval had hij deze weg tien keer gereden.
Vaststelling redengevende feiten en omstandigheden
Op 24 december 2023 rond 23:42 uur vond op de Baron van Sternbachlaan in Nijverdal een eenzijdig verkeersongeval plaats, waarbij verdachte de personenauto bestuurde en [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2] ) en [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) als inzittenden op de achterbank zaten. Verdachte en [slachtoffer 2] raakten hierbij gewond. [slachtoffer 1] is ter plaatse overleden.
Verdachte naderde het kruispunt op de N35 vanuit de richting van Wierden, met een snelheid tussen de 54 en 60 kilometer per uur. Op dat moment stond het voor hem geldende verkeerslicht al 1,3 seconde op rood. Verdachte reed door dit rode verkeerlicht. Bij het kruispunt sloeg hij meteen na het passeren van de stopstreep rechtsaf in de richting van Hellendoorn, waar hij naar eigen zeggen zijn weg over een bocht naar links heeft vervolgd met een snelheid van 70 kilometer per uur. In die eerste bocht naar links raakte verdachte met het rechter voorwiel van zijn auto de rechterberm. Door een abrupte stuurbeweging naar links verloor hij de controle over het voertuig, waardoor de auto op de verhoogde middenberm terechtkwam en in een slip raakte. Als reactie daarop volgde een stuurcorrectie naar rechts, waarna de auto met de rechtervoorzijde tegen een boom in de rechterberm botste en begon te roteren. Uiteindelijk kwam het voertuig ondersteboven in een sloot tot stilstand.
Op basis van forensisch onderzoek en de analyse van VRI- data wordt de hypothese uitgesloten dat het verkeersongeval werd veroorzaakt door omgevingsfactoren, zoals de staat van het wegdek en de weersomstandigheden op dat moment. Eveneens wordt de mogelijkheid uitgesloten dat het ongeval het gevolg was van een technisch defect aan het voertuig. Verder is vastgesteld dat er weliswaar geen sprake was van een overschrijding van de toegestane maximumsnelheid, maar dat de snelheid waarmee verdachte reed, gezien de verkeerssituatie ter plaatse, te hoog was. Hiermee wordt het scenario bevestigd dat het verkeersongeval het gevolg was van een te hoge snelheid.
Verdachte was op het moment van het ongeval beginnend bestuurder. Er is bij hem een bloedalcoholgehalte van 0,49 milligram alcohol per milliliter aangetroffen, wat hoger is dan de wettelijk grenswaarde van 0,2 milligram alcohol per milliliter. Juridisch kader
De rechtbank dientallereerst te beoordelen of het verkeersgedrag van verdachte de onder feit 1 primair ten laste gelegde vorm van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) oplevert: roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam gedrag. Daarbij komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Een tijdelijk, kort moment van onoplettendheid in het verkeer hoeft geen schuld op te leveren. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde feit dient primair te worden vastgesteld of verdachte onder invloed van alcohol heeft gereden waarbij de voor hem geldende wettelijke grenswaarde is overschreden, subsidiair of hij heeft gereden onder zodanige invloed van alcohol dat zijn rijvaardigheid daardoor was verminderd.
Overwegingen
Verdachte, die op dat moment beginnend bestuurder was, heeft gereden met een snelheid die, gelet op de ter plaatste geldende verkeerssituatie, als te hoog moet worden aangemerkt. De weg bevatte een bocht naar links, zodat van een bestuurder mag worden verwacht dat hij zijn snelheid daarop aanpast. Verdachte heeft dit nagelaten, terwijl hij bekend was met de situatie ter plaatse. Bovendien heeft verdachte kort voor het ongeval en terwijl hij een kruispunt naderde, het rode stoplicht genegeerd en is hij met een snelheid tussen de 54 en 60 kilometer per uur rechtsaf geslagen. Vervolgens heeft hij zijn rit met een te hoge snelheid, gelet op de naderende bocht naar links, voortgezet waardoor hij door (een) verkeerde dan wel abrupte stuurbeweging(en) met zijn voertuig van de weg is geraakt en er een (eenzijdig) verkeersongeval is ontstaan. Daar komt bij dat verdachte op het moment van het ongeval verkeerde onder invloed van alcohol boven de wettelijke grenswaarde voor beginnend bestuurders. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol de rijvaardigheid nadelig beïnvloedt, onder andere door vermindering van het inschattings- en reactievermogen. Dit geldt temeer bij een beginnend bestuurder die nu eenmaal in mindere mate over verkeerservaring beschikt en alleen op grond daarvan al een verhoogd risico loopt een verkeerssituatie verkeerd in te schatten.
De rechtbank is, gelet op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden, van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden en dat het aldus aan verdachtes schuld (in de zin van ernstige schuld) te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden als gevolg waarvan [slachtoffer 1] is overleden. De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol verkeerde, namelijk 0,49 milligram alcohol per milliliter, terwijl de wettelijk toegestane grenswaarde voor beginnend bestuurders 0,2 milligram per milliliter bedraagt.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde onder feit 1 primair en feit 2 primair heeft begaan.
3.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde onder feit 1 en 2 heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 24 december 2023 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Baron van Sternbachlaan/N347, zeer onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte beginnend bestuurder was en terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een kruispunt naderde, welk kruispunt werd gevormd door de wegen de N35/de Baron van Sternbachlaan (N347) en terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte, van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds (ongeveer) 1,3 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
-
aldaar heeft gereden met een snelheid (ongeveer) gelegen tussen de 54 en 60 kilometer per uur, een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en
-
in strijd met het gestelde in artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het voormeld reglement gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde voertuig (personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de N35) voor die voormelde kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en
-
in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en
-
in die weg (de Baron van Sternbachlaan/N347) gelegen, gezien zijn
rijrichting naar links verlopende bocht, niet het verloop van die weg heeft gevolgd en
-
bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde in artikel 19 van voornoemd reglement niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was/waren en
-
met het door hem bestuurde voertuig meerdere abrupte stuurbewegingen heeft gemaakt en ten gevolge waarvan zijn voertuig om de (Z-)as is geroteerd en
-
met het door hem bestuurde voertuig (rechts) van de weg is geraakt en tegen een zich aldaar in de berm bevindende boom is gebotst en (vervolgens) tot stilstand is gekomen in de naast de rijbaan gelegen sloot, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander werd gedood, te weten [slachtoffer 1] , terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994;
2. primair
hij op 24 december 2023 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,49 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
4 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 175 en 176 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van:
feit 1 primair het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
feit 2 primair het misdrijf: overtreding van artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994.
5 De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.
6 De op te leggen straf of maatregel
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (hierna: ontzegging van de rijbevoegdheid) voor de duur van drie jaren.
6.2 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft door zijn rijgedrag een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte is met zijn auto van de weg geraakt en in een slip terechtgekomen, waardoor hij uiteindelijk met zijn voertuig tegen een boom is gebotst en ondersteboven in een sloot is beland. Als gevolg van het ongeval is [slachtoffer 2] gewond geraakt en is [slachtoffer 1] ter plaatse overleden. Met het overlijden van [slachtoffer 1] is haar nabestaanden onherstelbaar leed toegebracht. De rechtbank realiseert zich dat het in deze zaak onmogelijk is om een straf op te leggen die recht doet aan het leed van de nabestaanden. Een strafrechtelijke reactie in welke vorm dan ook zal het door het verlies veroorzaakte intense leed nooit ongedaan kunnen maken.
Verdachte heeft kort voor het ongeval zeer gevaarlijk en onverantwoord rijgedrag vertoond. Hij is op een kruispunt door het rode verkeerslicht gereden en heeft met een te hoge snelheid zijn weg vervolgd. Daarbij komt dat verdachte te veel alcohol had gedronken. Verdachte heeft met zijn rijgedrag een onaanvaardbaar risico genomen, welk risico zich uiteindelijk ook heeft verwezenlijkt. Hiermee heeft verdachte geen rekenschap gegeven van de verantwoordelijkheid die hij als bestuurder van een motorvoertuig heeft ten opzichte van zijn medepassagiers en andere verkeersdeelnemers. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 7 juli 2025 blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest of is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Verdachte heeft bij de politie erkend een fout te hebben gemaakt en dat hij schuldig is. Hij is echter niet op de zitting verschenen om daar verantwoording voor af te leggen. Zijn afwezigheid is niet strafverzwarend, maar verdachte neemt daarmee zichzelf de mogelijkheid om strafverminderende omstandigheden aan te voeren.
Op te leggen straf
Gezien de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen die dit teweeg heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de afspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een ander is gedood en waarbij sprake is van ernstige schuld, is het uitgangspunt een gevangenisstraf van twaalf maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van drie jaren.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat geen redenen bestaan om af te wijken van de LOVS-oriëntatiepunten en de eis van de officier van justitie. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf van twaalf maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van drie jaren opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
7 De schade van benadeelden
7.1 De vorderingen van de benadeelde partijen
De ouders van de overleden [slachtoffer 1] , te weten [moeder van slachtoffer] (moeder) en [vader van slachtoffer] (vader) hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij hebben gevorderd verdachte te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding tot na te noemen bedragen.
[moeder van slachtoffer] en [vader van slachtoffer] vorderen beiden affectieschade ter hoogte van € 20.000,00.
[moeder van slachtoffer] vordert daarnaast (de niet vergoede) uitvaartkosten ter hoogte van PLN 2.380 (złoty, Poolse munteenheid).
De benadeelde partijen vorderen vermeerdering van de gevorderde bedragen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De gevorderde affectieschade ( [moeder van slachtoffer] en [vader van slachtoffer] )
De rechtbank overweegt dat [moeder van slachtoffer] en [vader van slachtoffer] als ouders van de overleden [slachtoffer 1] op grond van artikel 6:108, vierde lid, onder c, van het Burgerlijk Wetboek (BW) vallen binnen de kring van gerechtigden die aanspraak kunnen maken op affectieschade. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de genoemde nabestaanden als gevolg van het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade hebben geleden in de vorm van affectieschade. De rechtbank stelt vast dat het gevorderde schadebedrag niet overeenkomt met het bedrag dat volgens het Besluit vergoeding affectieschade in aanmerking komt voor ouders van de overledene. De overledene was een meerderjarig kind dat niet meer bij haar ouders woonde en in dat geval past op grond van voornoemde besluit een bedrag van € 17.500,00. De rechtbank zal de door [moeder van slachtoffer] en [vader van slachtoffer] gevorderde affectieschade tot dat bedrag toewijzen en het meerdere afwijzen.
De gevorderde materiële schade ( [moeder van slachtoffer] )
De rechtbank overweegt dat [moeder van slachtoffer] , de moeder van de overleden [slachtoffer 1] , kosten heeft gemaakt die verband houden met de uitvaart. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat die kosten zijn aan te merken als kosten voor lijkbezorging als bedoeld in artikel 6:108, tweede lid, BW. De opgevoerde schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de door [moeder van slachtoffer] gevorderde uitvaartkosten toewijzen. Conclusie
De rechtbank zal de vordering van [vader van slachtoffer] toewijzen tot een bedrag van € 17.500,00 (affectieschade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de vordering van [moeder van slachtoffer] toewijzen tot een bedrag van € 17.500,00 (affectieschade) en 2.380 złoty (uitvaartkosten) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Voor wat betreft deze laatste schadepost overweegt de rechtbank dat zij het equivalent van PLN 2.380 thans niet in euro’s zal vaststellen, nu de berekening van de tegenwaarde afhankelijk is van meerdere (variabele) factoren, waaronder de wisselkoers.
7.4 De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 primair is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 124 dagen (voor wat betreft de vordering van [moeder van slachtoffer] ) en 122 dagen (voor wat betreft de vordering van [vader van slachtoffer] ) gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
8 De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 55 Sr en 179 WVW.
9 De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
-
verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
-
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders onder feit 1 primair en feit 2 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
-
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
-
verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair, het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood; feit 2 primair, het misdrijf: overtreding van artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde onder feit 1 primair en feit 2 primair;
straf
-
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
-
ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 (drie) jaren;
schadevergoeding benadeelde partij [moeder van slachtoffer] (feit 1 primair)
-
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [moeder van slachtoffer] van een bedrag van € 17.500,00(immateriële schade) en PLN 2.380(materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2023;
-
wijst de vordering voor een bedrag van € 2.500,00 af;
-
veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
-
legt de maatregel op dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit
tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 17.500,00en PLN 2.380te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 124 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding benadeelde partij [vader van slachtoffer] (feit 1 primair)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [vader van slachtoffer] van een bedrag van € 17.500,00(immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
24 december 2023;
-
wijst de vordering voor een bedrag van € 2.500,00 af;
-
veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
-
legt de maatregel op dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit
tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 17.500,00te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 122 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. T.H. Kapinga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2025.
Mr. T.H. Kapinga is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023591260. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
V: Wat en hoeveel heb je gedronken voor het ongeval? A: 200 ml Jägermeister.
V: Hoe hard mag je daar rijden? A: Ik reed 70.
2. Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf van verbalisant [verbalisant 1] van 5 september 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op p. 6-8:
Locatie ongeval Datum: 24 december 2023 Omstreeks: 23:42 uur Adres: Baron van Sternbachlaan Plaats: Nijverdal
Betrokken 1 (voertuig) Personenauto [kenteken] Citroen C5 (Polen) Bestuurder: [verdachte]
Rijbewijs Datum eerste afgifte: 9 mei 2022, beginnend bestuurder
Dodelijk slachtoffer Bij of kort na het ongeval is onderstaand persoon overleden. Achternaam: [slachtoffer 1] Voornamen: [slachtoffer 1] Rol in relatie tot aanrijding: Passagier van personenauto [kenteken]
3. Het proces-verbaal FO verkeer van verbalisant [verbalisant 2] van 29 augustus 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op p. 19:
De bestuurder van de Citroën met kenteken [kenteken] was de plaats van het verkeersongeval genaderd over de Baron van Sternbachlaan (de N347), komende uit de richting van het kruispunt met de N35. Nadat de bestuurder van de Citroën het kruispunt met de N35 was gepasseerd, was hij in de eerste bocht naar links van de Baron van Sternbachlaan waarschijnlijk eerst met het rechter voorwiel rechts naast de rijbaan geraakt. Dat heeft hij waarschijnlijk met een stuurbeweging naar links gecorrigeerd. Door een (veel) te hoge snelheid, al dan niet in combinatie met een te abrupte stuurbeweging naar links, was de Citroën de verhoogde middenberm op geslipt. Op die verhoogde middenberm werden slipsporen van de linker wielen van de Citroën aangetroffen, waaruit bleek dat daar de achterzijde van de Citroën naar links was uitgebroken. Uit de op de verhoogde middenberm aangetroffen slipsporen bleek een (abrupte) stuurcorrectie naar rechts, waarna de Citroën met de rechter voorzijde tegen een boom in de rechterberm was gebotst. Door die botsing ging de Citroën met de klok mee op zijn Z-as roteren. Vervolgens rolde de Citroën door de rechterberm in de richting van de sloot waarin de Citroën op z’n dak tot stilstand was gekomen.
4
Het proces-verbaal FO verkeer van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 20 augustus 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op p. 31-32:
Forensisch omgevingsonderzoek Wij zagen bij onze komst ter plaatse dat op de plaats van het verkeersongeval straatverlichting aanwezig was, deze straatverlichting in werking was en deze straatverlichting licht uitstraalde.
Wij zagen dat het tijdens ons onderzoek ter plaatse helder en droog weer was. Toen verbalisant op de plaats van het verkeersongeval arriveerde, was het droog. Het wegdek was niet (bijzonder) glad.
Wij zagen dat het verloop van de weg, voorafgaand aan het verkeersongeval, niet de oorzaak kon zijn geweest van het verkeersongeval. De verkeerstekens en wegbelijning op het wegdek waren goed zichtbaar voor de bestuurder van de Citroën. Wij stelden vast dat het zicht voor de betreffende bestuurder door de wegsituatie en/of de inrichting van de weg niet belemmerd werd.
Daarmee is de hypothese dat het verkeersongeval is ontstaan door de factor omgeving uitgesloten. Een (veel) te hoge snelheid van de bestuurder van de Citroën, eventueel in combinatie met te abrupte stuurbewegingen, is wel aannemelijk.
5
Forensisch voertuigonderzoek Het voertuig verkeerde voor het ongeval zeer waarschijnlijk in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud en vertoonde, voor zover wij konden nagaan, geen gebreken die de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval.
6
Uit de analyse van het faselog van VRI [nummer] op het kruispunt van de N35 en de Baron van Sternbachlaan bleek, dat de bestuurder van de Citroen, op 24 december 2023 de stopstreep was gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten ongecorrigeerd minimaal 1,3 seconden rood licht uitstraalden. Van kijken naar de verkeerde verkeerslichten kan geen sprake zijn geweest. De verkeerslichten ernaast, bestemd voor rechtdoor gaand verkeer op de N35, in de richting van Raalte en Zwolle, straalden ook (langdurig) rood licht uit, op het moment dat de bestuurder van de Citroen de stopstreep passeerde. De bestuurder van de Citroen was voorafgaande aan het verkeersongeval het kruispunt genaderd met een gemiddelde indicatieve snelheid die had gelegen tussen de 54 km/u en 60 km/u, een lagere snelheid dan ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 km/u. Gezien de bocht naar rechts die meteen daarna kwam, was dit wel een hoge snelheid.
7
Achternaam: [verdachte] Voornamen: [verdachte]
Op 24 december 2023 om 23:53 uur, de bestuurder gevorderd mee te werken aan een voorlopig ademonderzoek. Het resultaat leidde tot een verdenking van een gedraging in strijd met artikel 8 Wegenverkeerswet 1994.
Op 25 december 2023 om 01:30 uur is bij de verdachte bloed afgenomen conform “Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer”.
De buisjes bloed zijn in de voorgeschreven verpakking, gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld, overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, en overeenkomstig de Regeling alcohol drugs en geneesmiddelen in het verkeer, in de daartoe bestemde vriezer geplaatst, liggend op het grootste oppervlak. Tevens is het opdrachtformulier Toxicologisch onderzoek voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker "Analyse" met het nummer TACO6503NL.
8
In de door mij opgemaakte proces-verbaal van rijden onder invloed van alcohol, heb ik benoemd dat de Toxicologisch onderzoek Analyse TACO6503NL. Dit is door mij abusievelijk verkeerd benoemd. Het nummer van Toxicologisch onderzoek moet zijn Analyse TACO6502NL.
9
TACO6502NL (bloed van [verdachte] ) Aangewezen stof Alcohol Meetbare stof Ethanol Eindresultaat in bloed TACO6502NL 0.49 milligram.