ECLI:NL:RBOVE:2025:5004 - Rechtbank Overijssel - 28 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.129812.23 (P) Datum vonnis: 28 juli 2025
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] , wonende aan [adres 1] .
1 Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juli 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie.
Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 11 mei 2022: feit 1: in Deventer en/of Emmeloord samen met anderen of alleen opzettelijk 1.441,5 kilogram onveraccijnsde tabak voorhanden en/of in opslag heeft gehad; feit 2: samen met anderen of alleen twee tabaksproductieapparaten voorhanden heeft gehad, zonder een daartoe strekkende vergunning, terwijl verdachte wist of redelijkerwijs kon weten dat de tabaksproductieapparaten werden gebruikt tot de ontduiking van accijns.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 11 mei 2022 te Deventer en/of Emmeloord, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen, opzettelijk (een) grote hoeveelheid accijnsgoed(eren), te weten (ongeveer) 1.441,5 kilogram (rook)tabak, althans een (grote) hoeveelheid (rook)tabak, voorhanden en/of in opslag heeft/hebben gehad, terwijl die/dat accijnsgoed(eren) niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken;
hij op of omstreeks 11 mei 2022 te Deventer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), en/of alleen, twee tabaksproductieapparaten, althans één of meer tabaksproductieappara(a)t(en), te weten een snijmachine en/of een droogtrommel, voorhanden heeft/hebben gehad, zonder een daartoe strekkende vergunning van de inspecteur te hebben verkregen, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), wist(en) en/of redelijkerwijs kon(den) weten dat het/de tabaksproductieappara(a)t(en) bestemd was/waren of zou worden bestemd om te worden gebruikt tot ontduiking van de accijns.
3 De bewijsmotivering
3.1 Inleiding
In het onderzoek Coates staan twee partijen onveraccijnsde tabak en twee tabaksproductie-apparaten centraal, aangetroffen op locaties in Deventer en Emmeloord. Hierbij zouden vier natuurlijke personen, genaamd [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en verdachte, en de rechtspersoon [medeverdachte bedrijf] BV (hierna: [medeverdachte bedrijf] ) betrokken zijn.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de volgende redengevende feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
De aangetroffen tabak in Deventer en Emmeloord
In een bedrijfspand aan de [adres 2] is op 11 mei 2022 een grote hoeveelheid onveraccijnsde tabak aangetroffen, na een melding van getuige [getuige] die een sterke chemische geur had geroken afkomstig van het door [medeverdachte 2] gehuurde deel van de bedrijfsruimte. Bij het betreden van het bedrijfspand via het laad- en losplatform roken de verbalisanten voor de roldeur een sterke geur die zij herkenden als de geur van tabak. De tabak was verpakt in zowel 200 kilogram verpakkingen, als in doorzichtige plastic zakken en zakjes met het opschrift ‘[naam]’.
Een transportsticker met daarop de naam van [medeverdachte 3] op één van de dozen met tabak, leidden verbalisanten naar een bedrijfspand aan de [adres 3] , unit [nummer] in [vestigingsplaats] . Ook daar werd een grote hoeveelheid onveraccijnsde tabak aangetroffen. De tabak was verpakt in 200 kilogram verpakkingen en in zakjes met het opschrift ‘[naam]’.
Na weging bleek er in het bedrijfspand in Deventer in totaal 1.229,5 kilogram tabak en in het bedrijfspand in Emmeloord in totaal 870 kilogram tabak in beslag te zijn genomen.
De niet afgedragen accijns over de in Deventer aangetroffen tabak is berekend op
€ 91.960,--.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de huurder is van het bedrijfspand aan de [adres 2] , waarin hij twee transportbedrijven heeft gevestigd. [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat hij opdracht had gekregen om goederen te vervoeren. Hij heeft daartoe in Emmeloord goederen van een chauffeur van [bedrijf 1] in ontvangst genomen die waren vervoerd onder een CMR-vrachtbrief waarop vermeld stond dat het netto 1.200 kilogram Tobacco betrof.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op naam van medeverdachte [medeverdachte bedrijf] de tabak heeft gekocht bij het bedrijf [bedrijf 2] Hiervan is een factuur en een transportdocument overgelegd. Volgens [medeverdachte 1] heeft verdachte hem in contact gebracht met [bedrijf 2]
In het kader van een partij aangetroffen waterpijptabak in Diemen heeft [medeverdachte 3] verklaard dat verdachte waterpijptabak in Italië verkoopt en dit door heel Europa brengt. Volgens [medeverdachte 3] zou verdachte hem hebben verteld dat hij alles legaal doet.
De aangetroffen tabaksproductieapparaten in Deventer
In het bedrijfspand te Deventer werden op 11 mei 2022 ook een snijmachine en een droogtrommel aangetroffen, die bestemd zijn voor de verwerking van tabak.
Aan [medeverdachte 2] zijn foto’s van de machines getoond. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij deze machines anderhalve maand eerder heeft opgehaald in het bedrijfspand in Emmeloord en naar het bedrijfspand in Deventer heeft gebracht. Hij zou de machines in opdracht van verdachte demonteren. De machines zouden volgens [medeverdachte 2] samen met de tabak naar Turkije worden vervoerd.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij een brander en versnipperaar heeft gekocht bij een Pools bedrijf. Verdachte heeft hem in contact gebracht met het Poolse bedrijf en was erbij toen [medeverdachte 1] beide machines heeft besteld, aldus [medeverdachte 1] . Door [medeverdachte 1] is een factuur in de Poolse taal verstuurd naar de verbalisanten, op naam van [bedrijf 4] en gericht aan [medeverdachte bedrijf] met de datum 15 december 2021.
Op 25 mei 2022 heeft ‘ [e-mailadres] ’ een e-mail gestuurd naar de Belastingdienst/FIOD met de volgende tekst:
“One year ago we bought a machine through the company [bedrijf 5] the owner of this company is [verdachte] we got the machine here in Istanbul.
Later he let us come in contact with other company the name of the company is [medeverdachte bedrijf] we bought a months ago the complete machines for our project but we didn't get it till now
they told us some months ago that they are ready to sent it and that they know a good quality of tobacco from Italy we asked to sent us that too”
“I paid for the goods I have already two machines is was through [bedrijf 5]
And I paid for [medeverdachte 1] cash in istanbul.
[medeverdachte bedrijf] told us that they are busy with guys
We sent to you the last connection with the dutch company”
[medeverdachte 1] is bovenstaande e-mail getoond en heeft verklaard dat het bedrag in contanten door [bedrijf 3] aan hem is betaald. Ook heeft [medeverdachte 1] verklaard dat het geld was van zijn bedrijf.
In het KvK-uittreksel van [bedrijf 5] van 27 juli 2022 staat dat tussen 1 augustus 2017 tot en met 11 februari 2021 verdachte eigenaar was van [bedrijf 5] .
Tot slot heeft ‘ [e-mailadres] ’ op 13 juni 2022 een e-mail gestuurd naar de Belastingdienst/FIOD, met als bijlage een factuur gedateerd 5 januari 2022, op naam van verdachte en gericht aan [bedrijf 3] . De factuur vermeldt een verkoopbedrag van
€ 35.100,-- voor de twee verkochte apparaten.
De overwegingen van de rechtbank
Feit 1
Met betrekking tot de rooktabak
Op grond van voorgaande feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de in Deventer en Emmeloord aangetroffen 1.441,5 kilogram tabak – mede op basis van de prejudiciële uitspraak van het Hof van Justitie van 6 april 2017, zaak C-638/15 (Eko Tabak-arrest) – kan worden aangemerkt als “rooktabak” en dus aan accijnsheffing onderhevig zijn. Ook stelt de rechtbank vast dat door het ontbreken van accijnszegels op de aangetroffen tabak deze niet in overeenkomstig de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken en dat op de adressen [adres 2] en de [adres 3] , unit [nummer] geen vergunning-houder was gevestigd die tabaksproducten voorhanden mocht hebben of mocht bewerken.
Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte
De rechtbank ziet zich gelet op het voorgaande eerst voor de vraag gesteld of verdachte de tabak voorhanden heeft gehad in de zin van de Wet op de accijns. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte opzettelijk heeft gehandeld.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de FIOD verklaard niets te weten van de aangetroffen tabak en de tabaksproductieapparaten en ontkent elke betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten. Ook heeft verdachte verklaard hij dat hij [medeverdachte 1] , [medeverdachte bedrijf] en [medeverdachte 2] niet kent.
Voorhanden hebben
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij opzettelijk de onveraccijnsde rooktabak voorhanden heeft gehad als bedoeld in artikel 5, eerste lid onder b, van de Wet op de accijns.
Op grond van artikel 5 lid 1 onder b van de Wet op de accijns is het niet toegestaan om accijnsgoederen voorhanden te hebben die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing zijn betrokken. Het begrip voorhanden hebben moet Unierechtelijk worden uitgelegd, omdat de Wet op de accijns een implementatie is van een EG-richtlijn. Die uitleg is ruimer dan in het gewone spraakgebruik. Niet alleen de persoon die de feitelijke beschikkingsmacht over de accijnsgoederen heeft, maar ook enig ander persoon die bij het voorhanden hebben betrokken is kan worden aangemerkt als degene die accijnsgoederen voorhanden heeft.
Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte degene is geweest die het transport van de in Deventer en Emmeloord aangetroffen tabak naar Turkije zou regelen. In afwachting daarvan heeft verdachte aan [medeverdachte 2] de opdracht gegeven om een deel van de tabak te bewaren.
Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte de onveraccijnsde tabak voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen in de zin van artikel 5, eerste lid onder b, van de Wet op de accijns.
Opzet
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte de onveraccijnsde tabak opzettelijk voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen. Daarvoor is op zijn minst vereist dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat op de locatie in Deventer en Emmeloord tabak voorhanden was en lag opgeslagen die niet in de accijns was betrokken (voorwaardelijk opzet). De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden – in het bijzonder de verklaring van [medeverdachte 3] – kan worden afgeleid dat verdachte bekend is met de handel in (waterpijp)tabak. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte bekend was met de regelgeving omtrent accijns en dat hij daarom ook wist dat over tabak accijns worden geheven.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid. De bewijsmiddelen laten echter geen twijfel bestaan over zijn betrokkenheid bij de aangetroffen tabak en zijn rol als degene die verantwoordelijk is voor het transport van de tabak. De rechtbank stelt de verklaring van verdachte dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
Uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] blijkt dat verdachte een sleutelpositie had bij het leggen van de contacten tussen partijen en medeverdachten, de inkoop van de tabak en de opslag daarvan in Nederland, en het transport en de verkoop van de tabak naar Turkije. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat de in Deventer en Emmeloord aangetroffen tabak niet in de heffing van accijns was betrokken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 mei 2022 opzettelijk 1.441,5 kilogram onveraccijnsde tabak voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen in de zin van artikel 5, eerste lid onder b, van de Wet op de accijns.
Feit 2
Op basis van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat op 11 mei 2022 in het bedrijfspand aan de [adres 2] twee tabaksproductie-apparaten zijn aangetroffen, waarvoor geen accijnsvergunning was afgegeven.
Ook stelt de rechtbank vast dat verdachte al eerder machines heeft geleverd aan het bedrijf [bedrijf 3] . Bovendien was verdachte op de hoogte van het feit dat de twee tabaks-productieapparaten samen met de tabak – waarvan verdachte wist dat het ging om onveraccijnsde tabak – lag opgeslagen in het bedrijfspand te Deventer. Verdachte zou eveneens regelen dat deze apparaten samen met de onveraccijnsde tabak naar [bedrijf 3] in Turkije zouden worden vervoerd.
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs kon weten dat de snijmachine en droogtrommel tabaksproductieapparaten waren, bestemd om te worden gebruikt tot het ontduiken van accijns.
Met betrekking tot het medeplegen
De rechtbank is op basis van de vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte en medeverdachten op een nauwe en bewuste wijze hebben samengewerkt bij de ten laste gelegde feiten.
Verdachte heeft de koper van de tabak en machines, [medeverdachte 1] , in contact gebracht met de bedrijven die deze tabak en machines verkocht en was erbij toen [medeverdachte 1] beide machines heeft besteld. Ook heeft verdachte [medeverdachte 1] in contact gebracht met het bedrijf die de tabak heeft gekocht. Verdachte zou hiervoor het transport regelen en heeft in afwachting van dit transport aan [medeverdachte 2] de opdracht geven de tabak te bewaren en de tabaksproductie-apparaten te demonteren.
Gelet hierop acht de rechtbank de betrokkenheid van verdachte van voldoende gewicht om hem aan te merken als medepleger van als medepleger van zowel het voorhanden en in opslag hebben van de onveraccijnsde tabak als het voorhanden hebben van de twee tabaksproductieapparaten.
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 mei 2022 te Deventer en Emmeloord tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een grote hoeveelheid accijnsgoederen, te weten 1.441,5 kilogram rooktabak voorhanden en in opslag heeft gehad, terwijl die accijnsgoederen niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken;
hij op 11 mei 2022 te Deventer, tezamen en in vereniging met anderen, twee tabaksproductieapparaten, te weten een snijmachine en een droogtrommel, voorhanden heeft gehad, zonder een daartoe strekkende vergunning van de inspecteur te hebben verkregen, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders, wisten en/of redelijkerwijs konden weten dat de tabaksproductieapparaten bestemd waren om te worden gebruikt tot ontduiking van de accijns.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 5 van de Wet op de accijns, in samenhang met artikel 97 van de Wet op de accijns, artikel 90a van de Wet op de accijns, in samenhang met artikel 99 van de Wet op de accijns, en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 het misdrijf: medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod, meermalen gepleegd;
feit 2 het misdrijf: medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 90a van de Wet op de accijns opgenomen verbod, terwijl hij weet (of redelijkerwijs kon weten) dat het tabaksproductieapparaat bestemd is of zal worden bestemd om te worden gebruikt tot ontduiking van de accijns, meermalen gepleegd.
5 De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
6 De op te leggen straf of maatregel
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden.
6.2 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en opslaan van een grote hoeveelheid onveraccijnsde tabak en het voorhanden hebben van twee tabaksproductieapparaten. Het voorhanden hebben van deze goederen verstoort de reguliere markt voor tabakswaren, de economische ordening en het fiscale systeem van Nederland. Illegale tabaksproducten worden vaak verkocht voor een prijs die ver onder de reguliere prijs voor zulke producten ligt. Hiermee ontduikt verdachte de accijnsverplichting die op deze producten van toepassing is en ontstaat ten onrechte een significant concurrentievoordeel. Het nadeel voor de Nederlandse staat door het niet afdragen van de verschuldigde accijns op de tabak is vastgesteld op € 231.951,--. Tot slot heeft het handelen van verdachte een negatieve invloed op het anti-rookbeleid van de Nederlandse overheid. Met de handel in illegale tabaksproducten wordt dit beleid ondermijnd, nu prijsverhogingen door heffingen en accijns worden ontweken. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 14 maart 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat rekening gehouden met straffen die rechters in soortgelijke strafzaken opleggen en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ten aanzien van fraude. Bij een benadelingsbedrag van tussen de € 125.000,-- tot € 250.000,-- houden de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in van negen tot twaalf maanden.
De door de officier van justitie geëiste straf doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de rol van verdachte met betrekking tot de hoeveelheid aangetroffen tabak en de tabaksproductieapparaten. De rechtbank acht, gelet op die rol en de aan de medeverdachten opgelegde straffen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden.
7 De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.
8 De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feiten
-
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
-
verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 het misdrijf: medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod, meermalen gepleegd;
feit 2 het misdrijf: medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 90a van de Wet op de accijns opgenomen verbod, terwijl hij weet (of redelijkerwijs kon weten) dat het tabaksproductieapparaat bestemd is of zal worden bestemd om te worden gebruikt tot ontduiking van de accijns, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. R.P. van Campen en mr. L. Kesteloo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2025.
Buiten staat Mr. R.P. van Campen en mr. L. Kesteloo zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD met nummer 71587/onderzoek Coates. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek inbeslaggenomen tabak van 24 maart 2023, AMB-005, p. 167, en het proces-verbaal van Forensische Onderzoek – Plaats delict onderzoek [adres 2] , IBN-001-03, p. 195 t/m 200.
Het proces-verbaal van Forensische Onderzoek – Plaats delict onderzoek [adres 2] ,
IBN-001-03, p. 196, laatste alinea, en p. 200, eerste alinea, en het proces-verbaal zaaksdossier van 18 april 2023, ZD-001, p. 76, derde alinea.
Het proces-verbaal Fotodossier " [adres 2] ", IBN-001-04, p. 201 t/m 281, zoals beschreven door verbalisanten in IBN-001-03, p. 195 t/m 200, en waargenomen door de rechtbank en besproken tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-026, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 27 juni 2022, p. 426, vijfde alinea.
Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek inbeslaggenomen tabak van 24 maart 2023, AMB-005, p. 167, in samenhang met een proces-verbaal doorzoeking Object B, [adres 3] van 19 mei 2022, IBN-002-01, p. 325 en 326.
Een proces-verbaal van bevindingen Forensisch Onderzoek - Monstername en onderzoek aan goederen locatie Emmeloord van 30 mei 2022, IBN-002-02, p. 328 en 329, en het proces-verbaal zaaksdossier van 18 april 2023, ZD-001, p. 79, derde alinea.
Het proces-verbaal Fotodossier "Goederen locatie Emmeloord", IBN-002-03, p. 330 t/m 349, zoals beschreven door verbalisanten in IBN-002-01, p. 325 en 326 en waargenomen door de rechtbank en besproken tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-026, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 27 juni 2022, p. 426, vijfde alinea.
Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek inbeslaggenomen tabak van 24 maart 2023, AMB-005, p. 177.
Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek inbeslaggenomen tabak van 24 maart 2023, AMB-005, p. 177, in samenhang met een proces-verbaal onderzoek Douane Laboratorium van 8 juli 2022, IBN-002-04, p. 350 t/m 354 en schriftelijk bescheid met documentcode DOC-042, p. 451, 452, 457 t/m 462.
Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-055, p. 492.
Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-056, p. 493.
Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-020, p. 417.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] van 24 mei 2022, V-001-01, p. 39 t/m 42, en het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 juli 2025.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] van 2 december 2022, V-004-01, p. 61, eerste alinea, en p. 62, een na laatste en laatste alinea, in samenhang met een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-020, p. 417 en 418 en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-014, p. 402.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] van 2 december 2022, V-004-01, p. 63, vanaf de twee na laatste alinea, en p. 64, eerste t/m zesde alinea, in samenhang met een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-018, p. 411.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] van 2 december 2022, V-004-01, p. 61, laatste alinea, en p. 64, vijfde alinea.
Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-009, p. 388.
Een proces-verbaal inzake de doorzoeking van het pand gelegen aan de [adres 2] , IBN-001-01, p. 188 t/m 190.
Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-006, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-048, een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-007 en een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-049, zoals beschreven door verbalisanten in IBN-001-03, p. 195 t/m 200, en waargenomen door de rechtbank en besproken tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Het proces-verbaal van Forensische Onderzoek – Plaats delict onderzoek [adres 2] ,
IBN-001-03, p. 196, onder ‘bestelauto 2’, en p. 197, eerste alinea.
Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-026, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 27 juni 2022, derde alinea p. 426 en Zaaksdossier ZD-001 p. 80 vijfde alinea.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] van 24 mei 2022, V-001-01, p. 41, eerste en tweede alinea.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] van 2 december 2022, V-004-01, p. 67, twee na laatste alinea, en p. 68, vijfde alinea, in samenhang met een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-021, p. 419.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] van 2 december 2022, V-004-01, p. 67, twee na laatste alinea, en p. 68, vijfde alinea, in samenhang met een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-021, p. 419.
Het proces-verbaal van bevindingen inbeslaggenomen machines, AMB-006, p. 179 t/m 185.
Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-017, p. 409.
Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-017, p. 408.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] van 2 december 2022, V-004-01, p. 64, derde en zevende alinea.
Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-035, p. 440 t/m 442.
Het proces-verbaal van bevindingen inbeslaggenomen machines, AMB-006, p. 184 en 185, in samenhang met een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-018, p. 412.
Gerechtshof ’s Hertogenbosch 2 juli 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2140, r.o. C; Richtlijn 2008/118/EG.
Hof van Justitie van de Europese Unie 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:473, r.o. 28.