ECLI:NL:RBOBR:2025:6192 - Rechtbank Oost-Brabant - 9 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch Strafrecht
Parketnummer: 01-293443-24Parketnummer vordering tot tenuitvoerlegging: 01-194944-23
Datum uitspraak: 9 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1970] , zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juli 2025 en 25 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 juli 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1: hij op of omstreeks 12 september 2024 te Budel, gemeente Cranendonck een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
T.a.v. feit 2 : hij op of omstreeks 12 september 2024 te Budel, gemeente Cranendonck opzettelijk en wederrechtelijk een poort en/of muur en/of balk, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
T.a.v. feit 3: hij op of omstreeks 12 september 2024 te Budel, gemeente Cranendonck, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 2] (aspirant politie Oost-Brabant) en/of [verbalisant 2] (brigadier politie Oost-Brabant), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/ hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte door zich te proberen los te rukken en/of zich te bewegen in een andere richting dan aangegeven door politie.
T.a.v. feit 4: hij op of omstreeks 12 september 2024 te Budel, gemeente Cranendonck opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 2] (aspirant politie Oost-Brabant) en/of [verbalisant 2] (brigadier politie Oost-Brabant) en/of [verbalisant 3] (brigadier politie Oost-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening (te weten de aanhouding en overbrenging van verdachte), in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "zieligerds", "jullie hebben een kutberoep", "kankerwouten" en/of "mafkezen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01-194944-23 is aangebracht bij vordering van 1 mei 2025. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Oost-Brabant van 26 september 2023. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 4 vordert zij partiële vrijspraak voor de belediging voor de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] .
Het standpunt van de verdediging. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de feiten 1 en 2 . Daartoe heeft zij – kort samengevat – aangevoerd dat het door verdachte bij de politie geschetste alternatieve scenario, waarin hij de fiets heeft gevonden in de gang en vervolgens is weggelopen, in de weg staat aan een bewezenverklaring. Verdachte heeft de poort ook niet vernield; die stond al open. Aangezien er verschillende agenten in de buurt stonden van de woning waarbij de fiets zou zijn weggenomen en de poort zou zijn vernield, zouden zij, indien verdachte de fiets had gestolen en de poort had vernield, daarvan iets moeten hebben gemerkt. Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat zij met de officier van justitie partiële vrijspraak voor de belediging voor de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] heeft bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van aangifte van 12 september 2024 door aangeefster [slachtoffer] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Een persoon heeft mijn fiets gestolen vanuit de tuin van mijn woonadres. Op 12 september 2024 omstreeks 13.30 uur verscheen er een politieambtenaar in de achtertuin van mijn woning aan de [adres 1] . Ik hoorde dat deze politieambtenaar mij wees op een zwarte damesfiets van het merk Gazelle en mij vroeg of ik deze fiets herkende. Ik zag dat het om mijn eigen fiets ging die ik geparkeerd had staan in de achtertuin van mijn woonadres.
Tevens wil ik vermelden dat de poort, welke toegang geeft tot de achtertuin daar waar de fiets stond, helemaal ontzet is. Deze poort is volledig los gekomen van de muur doordat iemand kennelijk met kracht deze poort heeft losgebroken van de muur. De balk waar de poort aan hangt en welke middels schroeven en pluggen aan de muur is verbonden is volledig los gekomen van de muur. De poort was niet op slot maar je moet weten hoe deze werkt. De poort klemt en je moet echt weten hoe je deze opent anders denk je dat deze op slot zit.
Een proces-verbaal van bevindingen van 12 september 2024, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven: Op 12 september 2024, waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , doende met wijkgericht werken in Cranendonck en waren wij in uniform gekleed en verplaatsten ons in een herkenbaar dienstvoertuig.
Op 12 september 2024, stonden wij voor de woning aan de [adres 2] . Hier verblijft de mij [verbalisant 2] , ambtshalve bekende [verdachte 1] . Toen wij aan de deur stonden zag ik [verbalisant 1] dat [verdachte 1] op het balkon verscheen. Ik [verbalisant 2] riep dat hij was aangehouden en naar beneden moest komen. Wij zagen dat [verdachte 1] ons aankeek en riep dat we normaal moesten doen. Wij zagen dat [verdachte 1] het dak op klom. Wij hoorden dat hij riep fuck jullie ik ga niet mee. Wij zagen dat hij verder het dak opklom en aan het einde van het complex zich liet af zakken op een lager dak en hierna in de tuin van de [adres 3] . Vanuit hier zag ik [verbalisant 2] dat hij over de schutting naar de tuin van nummer [adres 1] klom.
Ik zag dat [verdachte 1] in een steegje op een fiets zat. Ik zag dat de fiets zwart van kleur was. Ik zag dat het een damesmodel betrof. Ik zag dat hij in mijn richting fietste. Ik zei dat de verdachte aangehouden was. Ik zei dat de verdachte met zijn handen tegen de muur moest staan. Ik wees in de richting van de muur waar hij tegenaan moest staan. Ik hoorde dat de verdachte tegen mij schreeuwde. Ik zag dat een van de handen van de verdachte in mijn richting kwam. Ik riep dat de verdachte van mij af moest blijven. Ik riep dat de verdachte zijn handen tegen de muur moest zetten. Ik [verbalisant 2] hoorde collega [verbalisant 1] schreeuwen tegen verdachte en ben ook naast nummer [adres 4] het gangpad in gerend. Ik zag dat er een zwarte fiets op de grond lag.
Ik hoorde [verbalisant 2] roepen dat de verdachte op de grond moest liggen. Ik zag dat [verbalisant 2] ons naderde. Ik [verbalisant 1] pakte de verdachte vast. Ik vertelde dat hij op de grond moest gaan liggen. Ik zag dat de verdachte bleef staan zoals hij vooraf ook stond. Ik had de verdachte vast en ik bewoog hem in de richting van de grond. Ik zag dat [verbalisant 2] hetzelfde deed. Ik zag dat de verdachte richting de grond ging. Ik voelde dat de verdachte probeerde los te komen. Ik duwde harder om de verdachte te fixeren. Wij voelde dat verdachte een andere richting op trachtte te bewegen dan wij hem bewogen en vertelde hem heen te gaan. Wij voelde dat verdachte niet mee wilde werken. Ik zag dat de verdachte weinig bewoog.
Wij hoorden dat we zieligerds waren, dat wij een kut beroep hebben, dat we kankerwouten zijn. Dit schreeuwde hij nog voor dat we in de transport bus zaten. Tijdens transport hoorden wij verdachte schreeuwen en beledigingen uiten naar ons verbalisanten. Wij hoorden dat hij ons mafkezen en kankerwouten noemde. De gehele duur van het transport bleef verdachte beledigingen roepen.
Een proces-verbaal van bevindingen van 12 september 2024, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Ik heb telefonisch contact gehad met verbalisant [verbalisant 2] daar deze op dat moment niet meer in dienst was. Ik vroeg aan hem wat de geuite beledigingen door de verdachte met hem deden. Ik hoorde dat hij zei dat hij zich hierdoor ernstig beledigd voelde en zich in zijn goede naam en eer aangetast was.
Bewijsoverwegingen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het verweer van de verdediging dat zij het door verdachte geschetste alternatieve scenario, dat erop neerkomt dat een onbekend gebleven derde de vernieling zou hebben gepleegd, de fiets vervolgens zou hebben weggenomen en meteen weer hebben achtergelaten in de gang, volstrekt onaannemelijk acht. Het dossier biedt voor dit scenario geen enkel aanknopingspunt. De schade aan de poort kan bovendien, gezien de omvang daarvan en ook gelet op de verklaring van aangeefster daarover, niet ontstaan zijn door er enkel (van de buitenkant) aan te trekken. Dat de schade veroorzaakt moet zijn door vanuit de tuin naar buiten te gaan, past dan ook bij de door de verbalisanten waargenomen vlucht van verdachte door de verschillende achtertuinen en het vervolgens aantreffen van verdachte met de fiets die daarvoor in de tuin stond. De rechtbank acht alle feiten dan ook wettig en overtuigend bewezen op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, met dien verstande dat zij verdachte partieel vrijspreekt van de belediging voor de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] (feit 4).
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen eventueel in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Feit 1 op 12 september 2024 te Budel, gemeente Cranendonck een fiets, die aan [slachtoffer] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Feit 2 op 12 september 2024 te Budel, gemeente Cranendonck opzettelijk en wederrechtelijk een poort die aan een ander toebehoorde heeft vernield en de muur die aan een ander toebehoorde heeft beschadigd.
Feit 3 op 12 september 2024 te Budel, gemeente Cranendonck, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 2] (aspirant politie Oost-Brabant) en [verbalisant 2] (brigadier politie Oost-Brabant), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte door zich te proberen los te rukken en zich te bewegen in een andere richting dan aangegeven door politie.
Feit 4 op 12 september 2024 te Budel, gemeente Cranendonck opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 2] (brigadier politie Oost-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening (te weten de aanhouding en overbrenging van verdachte), in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "zieligerds", "jullie hebben een kutberoep", "kankerwouten" en/of "mafkezen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van de maatregel.
De eis van de officier van justitie. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging. De verdediging heeft de rechtbank, bij een bewezenverklaring van alle feiten, verzocht om te volstaan met een gevangenisstraf conform de duur van het reeds door verdachte ondergane voorarrest. Er is niet voldaan aan het noodzakelijkheidsvereiste voor de ISD-maatregel. De reeds door verdachte in detentie doorgebrachte tijd in het recente verleden heeft op zichzelf een dempend effect op het recidiverisico en verdachte heeft nu ook rust en stabiliteit in zijn leven.
Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stelen van een fiets, het vernielen van een poort, het beledigen van een politieambtenaar in functie en aan wederspannigheid door zich te verzetten tegen zijn aanhouding. Dit zijn vier misdrijven waarbij verdachte geen enkel respect heeft getoond voor zowel personen als goederen. Verdachte heeft geen verantwoording afgelegd voor deze misdrijven en met zijn handelen voor overlast en materiële schade gezorgd.
Persoon van verdachte Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het meest recente uittreksel justitiële documentatie over verdachte. Hieruit volgt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezenverklaarde veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten als de in deze zaak bewezenverklaarde feiten. De reclassering heeft verder in een advies van 10 september 2025 – kort samengevat – het volgende opgemerkt over verdachte. Bij verdachte is sprake van een delictpatroon aangaande vermogensdelicten, met name woninginbraken (regelmatig met een gewelddadig karakter) en het inzetten van geweld jegens beroepsbeoefenaars. Hij heeft een jarenlange geschiedenis van criminele activiteiten in combinatie met middelengebruik, met name: cocaïne, cannabis en alcohol. Er is door de jaren heen vanuit de reclassering op verschillende manieren getracht te werken aan gedragsverandering en daarmee recidivevermindering. Er zijn klinische en ambulante behandeltrajecten, woontrajecten, strakke kaders en lossere kaders ingezet en er is getracht in te zetten op de werkalliantie. Wat veelal naar voren komt in de rapportages is dat verdachte een man is die snel overprikkeld kan raken en daardoor (ook vanwege zijn problematiek) verbaal agressief reageert. Hij heeft behoefte aan duidelijke regels, maar kan daar aan de andere kant ook moeilijk mee omgaan. De ervaring leert dat verdachte afspraken niet goed na kan komen (gedurende een langere periode). De reclassering heeft ook geen contact gekregen met verdachte ten behoeve van het opmaken van het advies.
De reclassering komt tot de conclusie dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op dit moment het enige strafrechtelijk kader is dat mogelijk bijdraagt aan afname van het recidiverisico. Een ISD-maatregel zal in ieder geval de maatschappij (tijdelijk) beschermen tegen het delictgedrag. Het risico op recidive en het risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
Oplegging ISD-maatregel De rechtbank zal voornoemd advies van de reclassering overnemen en de officier van justitie in haar vordering volgen. Daarover overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de vereisten die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van een ISD-maatregel stelt. Diefstal en vernieling zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verder volgt uit het strafblad van verdachte dat hij in de vijf jaren voorafgaande aan het nu door hem begane feit, ten minste drie keer wegens misdrijven onherroepelijk tot gevangenisstraffen is veroordeeld. Bovendien zijn de in deze zaak bewezenverklaarde feiten begaan na de tenuitvoerlegging van deze eerder opgelegde straffen. De rechtbank is ook van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Dat volgt uit zijn strafblad, maar ook uit het hierboven omschreven advies van de reclassering.
Verdachte voldoet ook aan de definitie van stelselmatige dader, als bedoeld in de Richtlijn voor Strafvervolging bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders). Daarnaast eist de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de ISD-maatregel, gelet op de aard van de misdrijven waarvoor verdachte is veroordeeld en het hoge risico op recidive.
Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van een ISD-maatregel in deze zaak verder passend en geboden. Er bestaat geen reëel alternatief voor de oplegging van de ISD-maatregel waarmee het recidiverisico genoegzaam kan worden ingeperkt.
De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opleggen. Om recidive te beëindigen, de aanpak van de problematiek van verdachte een zo groot mogelijke kans van slagen te geven en ter beveiliging van de maatschappij, is het van groot belang dat genoeg tijd wordt genomen om de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de duur van twee jaar opleggen. De tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal de rechtbank niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01-194944-23.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij parketnummer 01-194944-23 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afwijzen. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de mededeling van de voorwaardelijke veroordeling aan verdachte is betekend, waardoor zij de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen: 38m, 38n, 57, 180, 266, 267, 310, 350 Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
-
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
-
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: diefstal;
Feit 2 : opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 3: wederspannigheid;
Feit 4: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
-
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
-
legt op de volgende maatregel: een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren;
-
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 01-194944-23 van de officier van justitie d.d. 1 mei 2025.
Dit vonnis is gewezen door: mr. T. Kraniotis, voorzitter, mr. A. Bernsen en mr. B. Damen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op 09 oktober 2025.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen of paginanummers betreffen dit de bijlagen bij en paginanummers van processen-verbaal gevoegd bij een proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant van 13 september 2024, respectievelijk genummerd PL2100-2024201240, digitaal doorgenummerd pagina 1 t/m 44.
Pagina 5.
Pagina 6 .
Pagina 8.
Pagina 9.
Pagina 13.