ECLI:NL:RBOBR:2025:5116 - Rechtbank Oost-Brabant - 14 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch Strafrecht
Parketnummer: 01.233231.23
Datum uitspraak: 14 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren [1985], wonende te [woonadres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 april 2025 en 31 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 maart 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 september 2023 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Airbornelaan, op de kruising met de John F Kennedylaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
*- meermalen een rood verkeerslicht te negeren en/of*
*- daarbij(meermalen) niet de verplichte rijrichting te volgen en/of*
*- vervolgens (meermalen) een doorgetrokken streep heeft overschreden en/of*
*- (daarbij) zijn snelheid niet zodanig aan te passen dat hij in staat was zijn voertuig tijdig af te remmen of tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of*
*- een voor hem rijdende motorrijder te weten [slachtoffer] niet of niet tijdig op te merken, en/of tegen die motorrijder aan te rijden/botsen,*
*waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een open (scheen)beenbreuk, een gebroken kuit, een gekneusde rib en/of diverse overige (schaaf)verwondingen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.*
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Daarbij kan volgens de officier van justitie niet de roekeloosheid van de gedragingen worden vastgesteld, maar is wel sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag.
Het standpunt van de verdediging. De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat – kort gezegd – de ten laste gelegde gedragingen niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het oordeel van de rechtbank. De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt rechtbank het volgende vast. Op 5 september 2023 reed verdachte als bestuurder van een personenauto op de John F. Kennedylaan en nam de afrit. Ter hoogte van de kruising met de Bisschop Bekkerslaan (verder: eerste kruising) reed de personenauto over de rechterrijstrook. Deze rijstrook is bestemd voor rechtsafslaand verkeer. Verdachte sloeg echter linksaf, richting de Airbornelaan. Op de kruising met de John F. Kennedylaan (verder: tweede kruising) is verdachte in botsing gekomen met een motorfiets die op dat moment overstak. Slachtoffer [slachtoffer] bestuurde deze motorfiets. Door de botsing is de motorfiets ten val gekomen en heeft het slachtoffer letsel opgelopen.
Op de eerste kruising bevindt zich een verkeersregelinstallatie (verkeerslichten). Verdachte is kort voor het ongeval de daar voor hem geldende verkeerslichten gepasseerd. Ook getuige [getuige], die zich op de linker rijbaan voor linkafslaand verkeer bevond, is een verkeerslicht gepasseerd. Deze getuige heeft verklaard dat hij kort voor het ongeval voor een rood verkeerslicht stond te wachten. Toen het verkeerslicht voor rechtsafslaand verkeer op groen sprong, zag getuige [getuige] dat een zwarte Seat via de rechterrijbaan linksaf sloeg. Getuige [getuige] hoorde dat de personenauto met piepende banden een bocht maakte en hoorde vervolgens een harde klap. Daarna sprong het voor hem geldend rood verkeerslicht op groen, waarna hij de Airbornelaan is opgereden. De verklaring van getuige [getuige] wordt ondersteund door de dashcambeelden uit zijn personenauto en door logboekgegevens van de verkeersregelinstallatie. Deze gebeurtenissen staan ook niet ter discussie.
Ook op de tweede kruising bevindt zich een verkeersregelinstallatie. Uit de logboekgegevens in combinatie met het sporenonderzoek blijkt dat verdachte met zijn personenauto eerst over de rechterrijstrook reed die bestemd is voor rechtdoorgaand verkeer richting de Kosmoslaan. Verdachte heeft de doorgetrokken streep overschreden en reed vervolgens over de linkerrijstrook die bestemd is voor linksafslaand verkeer. Zowel het verkeerslicht voor linksafslaand als rechtdoorgaand verkeer stond op rood. Verdachte heeft het rode verkeerslicht genegeerd en is op de kruising in botsing gekomen met het slachtoffer. Verdachte volgde toen ook niet de verplichte rijrichting; de botsing vond plaats op de rijstrook voor rechtdoorgaand verkeer. Deze conclusies zijn gebaseerd op de analyse van de remsporen en op de gegevens uit het zogenoemde faselog, waarin informatie over de detectielussen in het wegdek in combinatie met gegevens van de verkeerslichten is geregistreerd. Geregistreerd is onder andere dat de koplus D69.1 (linksaf) éénmaal is geactiveerd en gedeactiveerd, terwijl deze rijrichting rood licht had van 17:07:58,4 uur tot 17:08:02,2 uur. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog dat het faselog en de conclusies die de verbalisanten daaraan verbinden onbetrouwbaar zijn, omdat onduidelijk zou zijn hoe laat het ongeval heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze registratie. Verbalisanten zagen in het faselog immers dat het verkeersbeeld om 17:08 uur verstoord was, wat in de regel duidt op een belemmering van de doorstroming zoals in het geval van een verkeersongeval. Het ongeval kan daardoor niet op een later tijdstip – waarop het verkeerslicht groen licht heeft uitgestraald – hebben plaatsgevonden. De rechtbank wordt in haar oordeel gesterkt doordat slachtoffer [slachtoffer] heeft verklaard dat hij stilstond voor het stoplicht, optrok toen het groen werd en vervolgens werd aangereden door een auto die van links kwam. Deze verklaring wordt ook ondersteund door de analyse van de gegevens uit het faselog. Bij verkeerslichten krijgen de richtingen die onderling conflicteren beurtelings groen, waardoor het onmogelijk is dat zowel het verkeerslicht geldend voor verdachte als het verkeerslicht geldend voor het slachtoffer groen licht uitstraalde.
Gelet op het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte meermalen een rood verkeerslicht heeft genegeerd, niet de verplichte rijrichting heeft gevolgd en meermalen een doorgetrokken streep heeft overschreden.
Naast deze gedragingen heeft verdachte, toen hij de (tweede) kruising naderde, zijn snelheid niet voldoende aangepast om zijn personenauto tijdig tot stilstand te brengen. Dit terwijl het op dat moment – zoals verdachte zelf heeft verklaard – druk was op de weg. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden. Het verkeersongeval dat hierdoor is veroorzaakt, is aan de schuld van verdachte te wijten.
Als gevolg van het ongeval heeft het slachtoffer onder andere zijn rib gekneusd en kuitbeen gebroken. Ook is er 8 tot 10 cm bot weg uit zijn scheenbeen, waarvoor hij meerdere keren is geopereerd. Uit het dossier blijkt dat sprake is van langdurige ellende. Gelet op de aard van dit letsel, de noodzaak van een medische (operatieve) ingreep, de geschatte duur van het revalidatieproces en de mogelijkheid van blijvende beperkingen, merkt de rechtbank dit letsel aan als zwaar lichamelijk letsel.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 5 september 2023 te Eindhoven, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Airbornelaan, op de kruising met de John F Kennedylaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
*- meermalen een rood verkeerslicht te negeren en*
*- daarbij meermalen niet de verplichte rijrichting te volgen en*
*- meermalen een doorgetrokken streep heeft overschreden en*
*- daarbij zijn snelheid niet zodanig aan te passen dat hij in staat was zijn voertuig tijdig af te remmen of tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en*
*- een motorrijder te weten [slachtoffer] niet of niet tijdig op te merken, en tegen die motorrijder aan te botsen,*
*waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een open (scheen)beenbreuk, een gebroken kuitbeen en een gekneusde rib, werd toegebracht.*
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 120 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie een rijontzegging van 6 maanden gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, kan de raadsman zich vinden in de strafeis van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit Verdachte heeft op 5 september 2023 een ongeval veroorzaakt op de kruising van de Airbornelaan en de John F. Kennedylaan in Eindhoven. Hij heeft meermalen een rood verkeerslicht genegeerd, niet de verplichte rijrichting gevolgd, een doorgetrokken streep overschreden, zijn snelheid niet zodanig aangepast dat hij in staat was zijn voertuig tijdig af te remmen of tot stilstand te brengen en een motorrijder niet of niet tijdig opgemerkt. Daardoor is verdachte tegen een motorfiets gebotst met daarop het slachtoffer. Het slachtoffer is ten val gekomen en heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Hij heeft onder andere breuken opgelopen in zijn scheen- en kuitbeen en een kneuzing aan zijn ribben. Uit de op de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat hij nog altijd fysieke en mentale klachten ervaart als gevolg van het ongeval.
Persoon van verdachte Kijkend naar de persoon van verdachte, heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor verkeersdelicten (rijden onder invloed, rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs en rijden met een ingevorderd rijbewijs). Deze veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden om wederom de Wegenverkeerswet te overtreden. Dit is in strafverzwarende zin meegenomen bij het bepalen van strafmaat en -soort.
In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank ook rekening met de omstandigheid dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad.
Tijdsverloop De rechtbank weegt in strafmatigende zin mee dat het feit dateert van 5 september 2023. Hoewel de redelijke termijn niet is overschreden, wordt onderkend dat verdachte geruime tijd in onzekerheid heeft verkeerd over de afdoening van deze zaak. De op te leggen straffen Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Deze oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Daarin wordt gedifferentieerd naar de mate van schuld, de gevolgen voor het slachtoffer en de vraag of, en zo ja, in welke mate er sprake is van alcoholgebruik. Bij aanmerkelijke schuld aan een ongeval met als gevolg zwaar lichamelijk letsel en waarbij geen sprake was van alcoholgebruik wordt als uitgangspunt een taakstraf van 120 uren en een rijontzegging van 6 maanden gehanteerd.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 120 uren passend en geboden. Om de verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank daarnaast een rijontzegging opleggen van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Hiermee wordt niet alleen beoogd verdachte duidelijk te maken dat zijn rijgedrag buitengewoon onveilig was voor verkeersdeelnemers, maar ook om verkeersdeelnemers voor langere tijd te beschermen tegen mogelijke herhaling van dit rijgedrag.
De rechtbank zal daarmee een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen: 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Wetboek van Strafrecht, en 6, 175, 179 Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
-
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
-
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen:
Een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 80 dagen hechtenis.
Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door: mr. W. Heijninck, voorzitter, mr. M.A. Waals en mr. A.C. van Rossum, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.I.A. Aarts, griffier, en is uitgesproken op 14 augustus 2025.