ECLI:NL:RBOBR:2025:4814 - Rechtbank Oost-Brabant - 29 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer / rekestnummer: 11641217 \ EJ VERZ 25-207
Beschikking van 29 juli 2025
in de zaak van
DELOITTE ACCOUNTANTS B.V., te Rotterdam, verzoekende partij in het initiële verzoek, verwerende partij in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken, hierna te noemen: Deloitte, gemachtigden: mr. C.E. Dingemans en mr. I. Zaal,
tegen
[verweerder], te [plaats] , verwerende partij in het initiële verzoek, verzoekende partij in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken, hierna te noemen: [verweerder] , gemachtigde: mr. J.C.E. Savelsbergh.
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt de werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer. De kantonrechter wijst het verzoek af, omdat er geen redelijke grond is voor ontbinding. Op verzoek van de werknemer wordt de arbeidsovereenkomst wel ontbonden.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het verzoekschrift van 9 april 2025 met 39 producties;
-
het verweerschrift met (voorwaardelijke) tegenverzoeken met 31 producties;
-
de producties 40 tot en met 43 aan de zijde van Deloitte;
-
de mondelinge behandeling op 17 juni 2025;
-
de spreekaantekeningen van de gemachtigden van Deloitte;
-
de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [verweerder] .
1.2. Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald.
2 De feiten
2.1. [verweerder] , geboren [geboortedatum] 1976, is thans als registeraccountant en partner (werknemer) bij Deloitte in dienst (voltijds, 40 uur per week) en maakt onderdeel uit van het team Audit Public Sector. Zijn laatst verdiende loon bedraagt € 19.678,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
2.2. [verweerder] is op 1 september 2001 bij (de rechtsvoorganger van) Deloitte in dienst getreden in de functie van Supervisor. Na afronding van de daartoe benodigde opleiding is [verweerder] sinds 26 maart 2008 registeraccountant. In 2009 heeft [verweerder] de functie van Director gekregen. Met ingang van 1 juni 2013 is [verweerder] uit dienst getreden bij Deloitte en is hij op basis van een aansluitingsovereenkomst tussen Deloitte Holding B.V., Deloitte en Videnda B.V., waarvan [verweerder] enig bestuurder is, werkzaam geweest voor Deloitte als Equity Partner. Met ingang van 1 juni 2018 is [verweerder] weer in dienst getreden bij Deloitte.
2.3. In artikel 14 van de arbeidsovereenkomst van 23 mei 2018 staat onder andere: ’14 Beroepsregels, integriteit en onafhankelijkheid
14.1 Werknemer verklaart door ondertekening van deze arbeidsovereenkomst de voor hem geldende beroeps- en gedragsregels te zullen naleven en zich te zullen houden aan het beleid van werkgever en Deloitte Touche Tohmatsu Limited inzake integriteit en onafhankelijkheid, zoals onder andere omschreven in het Deloitte Policies Manual zoals die is vastgesteld (inclusief toekomstige wijzigingen) voor de function waarin werknemer werkzaam is. (…) Werknemer verklaart voorts het door het Bestuur vastgestelde beleid terzake van onder andere riskmanagement en integriteit en onafhankelijkheid en de bedrijfscode na te leven.’
2.4. [verweerder] heeft de beroepseed afgelegd waarvan onderdeel uitmaakt: “In de uitoefening van mijn beroep als accountant laat ik mij leiden door fundamentele beginselen van integriteit, objectiviteit, vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid.”
2.5. Per 1 juni 2022 heeft [verweerder] de rol van Serviceline Professional Practice Department (hierna: SPPD) overgenomen van de heer [A] (hierna: [A] ).
2.6. De SPPD is een afgevaardigde van de National Professional Practice Director (hierna: NPPD). De NPPD is eindverantwoordelijke, ook van de Professional Practice Department (hierna: PPD, ook wel vaktechnisch bureau) en moet de SPPD’s van de diverse teams/afdelingen aansturen. De SPPD’s wijzen een plaatsvervangend SPPD aan die het coördinatieteam leidt en leden van het team aanstuurt.
2.7. Na aftekening van een door de accountant uitgevoerde controle moet het controledossier worden gearchiveerd in het Deloitte Landelijk Elektronisch Archief systeem (het LEA-systeem).
2.8. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: IvhO) houdt namens het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) toezicht op door accountants uitgevoerde controles bij onderwijsinstellingen. Jaarlijks beoordeelt IvhO een aantal controledossiers (hierna: de review).
2.9. In de Deloitte Policy Manual 3710 (hierna: DPM 3710) – retention of engagement documentation staat onder andere:
‘ Policies and Guidance
Retention Requirements for All Engagements
‘1. Member Firms should establish and document policies and procedures on the retention of documentation in paper and electronic form for all Engagements, consistent with Local Laws and subject to the requirements set forth in this Section. (…) Archiving of Audit, Assurance and Related Services Engagement Files
(…)
6. If it necessary to modify an archived Engagement file or add new working papers to an archived Engagement file, the Engagement Team should, regardless of the nature of the modifications or additions, document the following:
• When and by whom they were made, and, if applicable, reviewed • The specific reasons for making such modifications • Their effect, if any, on the Member Firm’s conclusions.
When an archived Engagement file is required to be modified engagement documentation shout not be deleted or discarded, however, information may be added.
7. Changes to an Engagement file archive should be subject to an appropriate governance and oversight process established by the Member Firm Audit & Assurance Quality Leader and should not delete or overwrite the original archive Engagement file documents.
(…)
Production of Archives Files
16. In the event that an engagement's files are required to be produced as part of an
internal or external inspection, government or regulatory investigation, or legal proceeding, including but not limited to an external regulatory inspection, peer review or Deloitte practice review, a regulatory or criminal investigation, subpoena, or court case, the file should be extracted from the Member Firm's archives and should be produced without any alteration, addition or redaction. Where laws or regulations require that certain information (e.g. personal data) be redacted or withheld from work papers being provided as part of an internal or external inspection, the recipient should be notified of this fact and the process of withholding or redacting such information clearly communicated. Where such redactions are necessary as part of a legal proceeding, the Member Firm should consult with Legal Counsel on the appropriate way for this to be disclosed and accomplished. (…)’
2.10. In de Standaard 230 Controledocumentatie van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants staat onder andere:
‘6 Voor de toepassing van de Standaarden hebben de volgende termen de hierna weergegeven betekenis:
(…)
Aangelegenheden die na de datum van de controleverklaring aan de orde komen 13 Indien in uitzonderlijke omstandigheden de accountant na de datum van de controleverklaring nieuwe of aanvullende controlewerkzaamheden uitvoert of tot nieuwe conclusies komt, dient hij het volgende te documenteren: (zie Par. A20)
(…)
16 In andere dan de in paragraaf 13 bedoelde omstandigheden waarin de accountant het noodzakelijk acht om veranderingen in de bestaande controledocumentatie aan te brengen dan wel om nieuwe elementen aan de controledocumentatie toe te voegen nadat de samenstelling van het definitieve controledossier is voltooid, dient hij, ongeacht de aard van de veranderingen of toevoegingen het volgende te documenteren: (Zie Par. A 24)
(…)
A24 Een voorbeeld van een situatie waarin de accountant het noodzakelijk kan achten om veranderingen in de bestaande controledocumentatie aan te brengen dan wel om nieuwe controledocumentatie toe te voegen nadat de samenstelling van het definitieve controledossier is voltooid, betreft de noodzaak om de bestaande controledocumentatie te verduidelijken vanwege opmerkingen die zijn ontvangen tijdens monitoringsactiviteiten of door externe inspecties.’
2.11. Op 2 september 2024 is bij de Ethics Office een telefonische melding binnengekomen van een medewerker van Deloitte dat in een door IvhO opgevraagd controledossier aanpassingen zijn doorgevoerd nadat IvhO had aangekondigd dat dossier te willen reviewen.
2.12. Naar aanleiding van deze melding is op 9 september 2024 door de afdeling Reputation & Risk Leadership (RRL) een onderzoek gestart (aangeduid als ‘project Willow’) onder leiding van de heer [B] (hierna: [B] ). In het voorlopige onderzoeksverslag staat onder andere:
‘Beperkingen Niet alle relevante data zijn nog beschikbaar, omdat de dossiers die aan de inspecteurs van IvhO zijn getoond kopieën ("carryforward from an existing engagement") betreffen en niet de gearchiveerde dossiers. Deze kopieën zijn voor de IvhO review van 2019, 2020, 2021 en 2022 niet meer beschikbaar voor een verder analyse in vergelijking met het in LEA gearchiveerde audit dossiers.
Deze kopieën zijn enkel voor de IvhO review van 2023 nog beschikbaar. Voor 2023 waren deze kopieën niet verwijderd en zijn deze beschikbaar voor een verder analyse in vergelijking met het in LEA gearchiveerde audit dossiers. Uit de technische analyse volgt dat voor het audit dossier enkel 1 jaartal is aangepast. Deze aanpassing is verricht door het coördinatieteam en niet door het audit team. Voor de andere twee audit dossiers geldt dat er meerdere verschillen zijn aangetroffen tussen het gearchiveerde dossier en het dossier dat is aangeboden aan IvhO. De detailanalyse van deze verschillen wordt separaat uitgevoerd door RRL. De uitkomsten van deze detailanalyse zullen separaat worden voorgelegd voorwederhoor.
(…)
Opmerkingen vooraf Het onderzoek heeft zich niet gericht op een inhoudelijke beoordeling van de aanpassingen. Er is uitsluitend vastgesteld of er aanpassingen hebben plaatsgevonden of niet. Daarom vindt geen reactie plaats op de wederhoor reacties met betrekking tot het type aanpassing dan wel de inhoud van de aanpassing.
In het rapport zijn schermafdrukken van e-mails en meetings/calls opgenomen. In gevallen waar tijdsnotatie UTC is weergegeven, dient twee uur opgeteld te worden bij de weergegeven tijd.
(…)
Archivering in het elektronisch archief Voor dossiers geldt een termijn van zestig dagen (vanaf de datum van aftekening van het accountantsrapport) om deze dossiers in het elektronisch archief (LEA) te archiveren.
Van gearchiveerde dossiers mag geen documentatie worden verwijderd maar er mag onder voorwaarden wel informatie worden toegevoegd. Wijzigingen in een gearchiveerd dossier zijn onderworpen aan een governance-proces dat is vastgesteld door de AAQL. Ongeacht de aard van de wijzigingen of toevoegingen van een gearchiveerd dossier moet het Engagement Team het volgende documenteren: • Wanneer en door wie ze zijn gemaakt en, indien van toepassing, beoordeeld; • De specifieke reden voor het maken van dergelijke wijzigingen; en • Het effect, indien van toepassing, op de 'Member Firm's conclusions'.
In artikel 16 staat additioneel dat in het geval dat de bestanden van een opdracht moeten worden geproduceerd als onderdeel van een interne of externe inspectie en overige onderzoeken, moet het bestand worden geëxtraheerd uit de archieven en moet het worden geproduceerd zonder enige wijziging, toevoeging of redactie.
(…)
1 Samenvatting
(…)
Bij de reviews van de IvhO verzocht het coördinatieteam de audit teams het dossier terug te halen via EMSen werd het coördinatieteam aan het dossier (als teamlid) toegevoegd, met daarbij de rechten om aanpassingen in het dossier te kunnen maken. De onderwijscoördinator zorgde ervoor dat het dossier, kort voorafgaand aan de review, op de reviewlaptops werd geplaatst.
De "carryforward from an existing engagement" methode werd gebruikt om de dossiers door te rollen in EMS , waarmee een kopie van het gearchiveerde dossier wordt gemaakt. Deze methode is voor de gehele onderzoeksperiode, 2019 tot en met 2023, gebruikt. Voorafgaand aan de review van de IvhO werd over het algemeen een voorbereidende interne review uitgevoerd. De interne review werd uitgevoerd door leden van het coördinatieteam of door het auditteam zelf, waarbij zij aan de hand van de scoretabel van het IvhO een voorreview op het dossier uitvoerde. De IvhO verstrekt namelijk bij de aankondiging van de review de scoretabel die zij hanteren bij de review. In de scoretabel zijn diverse aspecten opgenomen aan de hand waarvan de IvhO de door de audit teams verrichtte controlewerkzaamheden met betrekking tot het vaststellen van de rechtmatigheid van de jaarrekening en de bekostigingscontrole beoordeelt. Deze interne reviews waren initieel bedoeld ter voorbereiding op de review op de dossiers en om aan de voorkant te beoordelen of de dossiers voldeden aan de eisen van de IvhO voordat de daadwerkelijke review plaatsvond. In deze interne reviews uitgevoerd door het coördinatieteam werd inzichtelijk gemaakt welke bevindingen herstelbaar zijn en welke bevindingen niet herstelbaar zijn. Uit het feitenonderzoek komt naar voren dat in tien van de vijftien geselecteerde audit dossiers aanpassingen hebben plaatsgevonden in de audit dossiers die ter review zijn aangeboden aan de IvhO. Dit was mogelijk omdat het audit dossier via de "carryforward from an existing engagement" methode uit EMS werd doorgerold en dit niet gebeurde op de voorgeschreven werkwijze zoals opgenomen in DPM 3710.
Samenvatting per jaar (…)
(…)
Fl
(…)
2.6. Betrokkenheid
(…)
2.6.4. Engagement Partner : betreffen alle partners en director met de onderwijsinstelling waar zij als engagement partners betrokken geweest bij de reviews van de IvhO. Dit betreffen voor de periode 2019 tot en met 2023 de volgende partners en directors: [verweerder] : twee audit dossiers van [verweerder] zijn geselecteerd in de reviews van de IvhO: in 2019 SKPO en in 2021 Summa. In beide dossiers hebben aanpassingen plaatsgevonden. Bij SKPO heeft [verweerder] contact opgenomen met de onderwijsinstelling voor het opvragen van aanvullende gegevens. Deze opgevraagde gegevens zijn toegevoegd aan het dossier. [verweerder] heeft de toegevoegde documenten afgetekend. Aangezien het dossier een kopie betrof was het mogelijk om documenten toe te voegen en af te tekenen na archivering. Bij Summa is de materialiteit aangepast in het kopie dossier en is de presentatie, die tijdens de kick-off van de review aan de IvhO is gepresenteerd, hierop aangepast. In wederhoor geeft [verweerder] aan dat feitelijk onjuist is. In deze presentatie is (en was) de materialiteit opgenomen die ook in de controleverklaring en accountantsverslag is gerapporteerd. Er heeft geen aanpassing van de presentatie plaatsgevonden. [verweerder] heeft meermaals aangegeven geen wetenschap, betrokkenheid te hebben gehad bij aanpassingen in de dossiers. Nadat de bevindingen met betrekking tot SKPO en Summa met [verweerder] zijn gedeeld, erkend [verweerder] dat hij bij SKPO naar de onderwijsinstelling terug te zijn gaan voor informatie en het aftekenen van documenten. [verweerder] verklaart bij wederhoor dat er geen controle informatie is toegevoegd en er geen aanpassingen hebben plaatsgevonden in de dossiers die zijn aangeboden aan de IvhO.’
2.13. In een e-mailbericht van 24 september 2021 gericht aan [verweerder] staat:
2.14. [verweerder] heeft daar dezelfde dag als volgt op gereageerd:
2.15. Bij brief van 11 december 2024 heeft Deloitte aan [verweerder] onder andere medegedeeld dat hij wordt vrijgesteld van het verrichten van arbeid en dat getracht zal worden in onderling overleg tot een regeling te komen. Daarin zijn partijen niet geslaagd.
2.16. In het definitieve rapport van 31 maart 2025 van IvhO opgesteld naar aanleiding van de heruitvoering reviews boekjaar 2021 en 2022 staat onder andere:
‘Belang adequaat functioneren eerstelijnstoezicht onderwijsaccountants
(…) Op 10 december 2024 heeft Deloitte de inspectie inhoudelijk geïnformeerd over de uitkomsten van het interne onderzoek dat Deloitte heeft uitgevoerd naar aanleiding van de klokkenluidersmelding. Deloitte heeft de inspectie hierbij medegedeeld dat de inspectie bij de initiële uitvoering van de reviews over de boekjaren 2021 en 2022, geen inzage heeft gehad in de authentieke gearchiveerde controledossiers. (…)
De inspectie constateert dat dergelijk handelen in strijd is met de gedrags- en beroepsregels voor accountants: bijvoorbeeld ten aanzien van de fundamentele beginselen die zijn genoemd in de Verordening gedrags- en beroepsregels voor accountants (VGBA). De inspectie refereert in dit kader ook aan de Nadere voorschriften kwaliteitssystemen (NVKS artikel 12 lid 2 onder j) waarin vereisten staan over het adequaat en tijdig afsluiten van controledossiers. (…)’
3 Het verzoek, het verweer en de (voorwaardelijke) tegenverzoeken
Het verzoek
3.1. Deloitte verzoekt – samengevat weergegeven – de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
3.2. Aan dit verzoek legt Deloitte – samengevat weergegeven – primair ten grondslag dat [verweerder] bewust in strijd heeft gehandeld met de eed die hij als accountant heeft afgelegd en de beroepsvoorschriften waaraan hij is gebonden door mee te werken aan het doen van ongeoorloofde aanpassingen in reeds gearchiveerde controledossiers die ter review verstrekt moesten worden aan de Inspectie van het Onderwijs (hierna: IvhO). Subsidiair stelt Deloitte dat de handelwijze van [verweerder] er toe heeft geleid dat het noodzakelijke vertrouwen in hem volledig en onherstelbaar is verloren. Meer subsidiair stelt Deloitte zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden op grond van een combinatie van omstandigheden. Deloitte zal het ontbindingsverzoek niet intrekken bij toekenning van een transitievergoeding.
Het verweer en het (voorwaardelijk) tegenverzoek
3.3. [verweerder] verweert zich tegen het verzoek van Deloitte en verzoekt – samengevat weergegeven – bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: PRIMAIR:
1. de verzoeken van Deloitte integraal af te wijzen;
SUBSIDIAIR: voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden:
2. de contractuele opzegtermijn van zes maanden in acht te nemen, zonder aftrek van de proceduretijd;
3. aan [verweerder] ten laste van Deloitte de transitievergoeding toe te kennen, met inachtneming van primair 1 september 2001, subsidiair 1 juni 2013 en meer subsidiair 1 juni 2018 als startdatum van (de keten van) arbeidsovereenkomst(en);
4. bij ontbinding op grond van de cumulatiegrond een extra vergoeding ter hoogte van de helft van de transitievergoeding aan [verweerder] toe te kennen;
5. te verklaren voor recht dat Deloitte ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en/of nagelaten;
6. aan [verweerder] een billijke vergoeding ter hoogte van € 800.000,00 bruto toe te kennen;
7. aan [verweerder] een schadevergoeding toe te kennen van € 35.000,00 netto ten titel van vergoeding voor de door hem gemaakte juridische kosten;
8. Deloitte te veroordelen de financiële eindafrekening op te maken bij einde van de arbeidsovereenkomst onder overlegging van een deugdelijke specificatie en de daarmee gemoeide bedragen binnen een maand na de ontbindingsdatum te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging;
PRIMAIR EN SUBSIDIAIR:
9. Deloitte te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.4. [verweerder] voert – samengevat – aan dat hij geen nieuwe (controle-)informatie over nieuwe elementen aan de reeds gearchiveerde dossiers heeft toegevoegd en dus niet in strijd heeft gehandeld met de door hem afgelegde eed of beroepsvoorschriften voor zover die van toepassing zijn. Evenmin is sprake van een verstoorde arbeidsverhouding, of een combinatiegrond die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, heeft [verweerder] diverse verzoeken gedaan.
3.5. Vervolgens heeft [verweerder] een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend voor het geval de verzochte ontbinding van Deloitte wordt afgewezen, dan wel Deloitte de mogelijkheid wordt geboden om haar verzoeken in te trekken en Deloitte van die mogelijkheid gebruik maakt:
10. de arbeidsovereenkomst tussen [verweerder] en Deloitte te ontbinden; 10. de contractuele opzegtermijn van zes maanden in acht te nemen; 10. te bepalen dat Deloitte ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en/of nagelaten; 10. aan [verweerder] ten laste van Deloitte de transitievergoeding toe te kennen, met inachtneming van primair 1 september 2001, subsidiair 1 juni 2013 en meer subsidiair 1 juni 2018 als startdatum van (de keten van) arbeidsovereenkomst(en); 10. aan [verweerder] een billijke vergoeding ter hoogte van € 800.000,00 bruto toe te kennen; 10. aan [verweerder] een schadevergoeding toe te kennen van € 35.000,00 netto ten titel van vergoeding voor de door hem gemaakte juridische kosten; 10. Deloitte te veroordelen de financiële eindafrekening op te maken bij einde van de arbeidsovereenkomst onder overlegging van een deugdelijke specificatie en de daarmee gemoeide bedragen binnen een maand na de ontbindingsdatum te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging; 10. aan [verweerder] de gelegenheid te bieden zijn verzoek tot ontbinding in te trekken, indien wordt geoordeeld dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Deloitte; 10. Deloitte te veroordelen in de kosten van de procedure;
en in het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden: PRIMAIR:
19. te verklaren voor recht dat Deloitte – omdat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld – geen rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding en het relatiebeding zoals deze zijn overeengekomen in de arbeidsovereenkomst;
SUBSIDIAIR:
20. het concurrentie- en/of het relatiebeding geheel of gedeeltelijk te vernietigen;
MEER SUBSIDIAIR:
21. Deloitte te veroordelen tot betaling van de maandelijkse vergoeding van 1/12e deel van het laatste jaarsalaris voor de periode dat Deloitte [verweerder] aan het concurrentiebeding en/of het relatiebeding houdt.
4 De beoordeling van het verzoek
4.1. Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. Uit artikel 7:671b lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
Is sprake van (ernstig) verwijtbaar handelen (de e-grond)?
4.2. Deloitte voert primair aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in (ernstig) verwijtbaar handelen van [verweerder] .
4.3. Uit artikel 7:669 lid 1 en lid 3 sub e BW volgt dat de arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden als sprake is van zodanig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In de jurisprudentie komt bij de beoordeling of er sprake is van verwijtbaar handelen veel gewicht toe aan de vraag of de werknemer van tevoren duidelijk was wat wel of niet door zijn werkgever als toelaatbaar wordt gezien. Van belang is of de werkgever in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen en zelf geen blaam treft. Bij de beoordeling dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen.
4.4. Deloitte verwijt [verweerder] dat hij een – binnen de accountantspraktijk ervaren – ‘doodzonde’ heeft begaan door in strijd met de beroepsregels wijzigingen aan te brengen in de gearchiveerde dossiers die geselecteerd waren voor een externe review door IvhO. [verweerder] heeft niet alleen meegewerkt aan het aanbrengen van wijzigingen in de reeds gearchiveerde dossiers, door deze goed te keuren en af te tekenen, maar heeft ook actief contact met de klant opgenomen om extra informatie op te vragen om die vervolgens aan het dossier te laten toevoegen. Ook was hij in 2022 en 2023 als SPPD verantwoordelijk voor de coördinatie van de reviews, maar heeft hij geen einde gemaakt aan de ongeoorloofde bestaande praktijk van het doen van aanpassingen van reeds gearchiveerde dossiers voordat deze ter review werden aangeboden. Aangezien niet onderbouwd is waarom [verweerder] een einde aan deze jarenlange bestaande praktijk zou moeten maken, terwijl andere SPPD’s dat in de voorgaande jaren evenmin hebben gedaan, kan dit zonder nadere concrete toelichting van Deloitte, die ontbreekt, geen (ernstig) verwijtbaar handelen van [verweerder] opleveren.
4.5. Concreet gaat het om de verwijten die Deloitte [verweerder] maakt ten aanzien van de dossiers van SKPO (jaarrekening 2018, review IvhO in 2019) en Summa (jaarrekening 2020, review IvhO in 2021). Vaststaat dat de dossiers die aan IvhO ter beschikking zijn gesteld voor de reviews in 2019, 2020, 2021 en 2022 niet meer beschikbaar zijn, zodat die dossiers niet vergeleken konden worden met de in LEA gearchiveerde dossiers (de authentieke dossiers) van Deloitte. Deloitte voert aan dat de verwijten die zij [verweerder] maakt, zijn gebaseerd op e-mailberichten die Deloitte in mailboxen van haar werknemers daarover heeft aangetroffen en verklaringen die werknemers daarover hebben afgelegd.
2019 - SKPO
4.6. Deloitte voert aan dat de onderwijscoördinator op 23 oktober 2019 een e-mailbericht naar [verweerder] heeft gestuurd met het verzoek een aantal documenten af te tekenen die aan het te reviewen dossier door IvhO toegevoegd moesten worden, hetgeen [verweerder] heeft gedaan. Een overzicht van de toegevoegde en afgetekende documenten is in het e-mailbericht bijgesloten. Volgens Deloitte is het toevoegen van informatie aan een reeds gearchiveerd dossier ongeoorloofd. De toegevoegde informatie is immers niet beoordeeld ten tijde van het afgeven van de accountantsverklaring. Hierdoor wordt een onjuist beeld geschetst richting IvhO.
4.7. [verweerder] heeft dit gemotiveerd bestreden. Hij voert aan dat stukken bij de klant zijn opgevraagd en toegevoegd aan het dossier voor IvhO terwijl de inhoud van die stukken reeds ten tijde van de initiële controle is getoetst en vastgelegd middels het invullen van een checklist of anderszins. Uit efficiency overwegingen is er voor gekozen om deze onderliggende stukken bij te voegen en af te tekenen, ook al was dat strikt genomen niet noodzakelijk, maar zo werd IvhO direct in staat gesteld te verifiëren dat Deloitte haar controlewerkzaamheden goed had verricht. Deze stukken zouden anders door IvhO opgevraagd worden. Het e-mailbericht en de aftekening zijn in het dossier van IvhO opgenomen. Ook is zichtbaar dat de toegevoegde stukken na archivering zijn toegevoegd. [verweerder] heeft hiermee in geen enkel opzicht een doodzonde begaan.
4.8. De kantonrechter volgt het standpunt van Deloitte niet dat het toevoegen van de documenten zondermeer ongeoorloofd is. De kantonrechter gaat daarbij uit van de regels opgenomen in de NV COS, Standaard 230. Dat DPM 3710 op de arbeidsverhouding tussen partijen van toepassing is, is gemotiveerd bestreden door [verweerder] door onder andere te stellen dat die gericht is op de Member Firms. Deloitte verwijst in dit verband naar de eerste en laatste zin uit artikel 14 van de arbeidsovereenkomst. [verweerder] zou ook elk jaar de Code of Conduct moeten ondertekenen en de verschillende DPM’s kan hij digitaal opzoeken. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de jaarlijkse ondertekening een standaard ritueel is en dat er honderden DPM’s zijn. Er zijn regels die wereldwijd gelden en er zijn Nederlandse aanvullingen. De kantonrechter is van oordeel dat op grond van deze globale verwijzingen naar honderden documenten geen rechtstreekse gebondenheid van [verweerder] aan de DPM 3710 worden afgeleid. Dat [verweerder] daarnaast nog aan andere wet- en regelgeving is gebonden onder verwijzing naar de concrete artikelen ter zake het feitencomplex dat voorligt, is onvoldoende gebleken. Deloitte heeft nagelaten dit op een concrete wijze naar voren te brengen.
4.9. De kantonrechter is van oordeel dat de verwijzing van Deloitte naar artikel 13 van de Standaard 230 niet opgaat omdat na de datum van de controleverklaring geen nieuwe of aanvullende controlewerkzaamheden zijn uitgevoerd of daarin nieuwe conclusies zijn getrokken. Er zijn immers alleen aan de oorspronkelijk uitgevoerde controle onderliggende documenten toegevoegd. Ingevolge artikel 16 NV COS, Standaard 230 dient in andere gevallen waarin de accountant het noodzakelijk acht om veranderingen in bestaande controledocumentatie aan te brengen, dan wel om nieuwe elementen aan de controledocumentatie toe te voegen, de specifieke redenen daarvan te worden gedocumenteerd en wanneer en door wie zij werden aangebracht en beoordeeld. Het is aan Deloitte om gemotiveerd te stellen en zonodig te bewijzen dat [verweerder] deze regel heeft overtreden ten aanzien van het dossier van IvhO. Tussen partijen is niet in geschil dat de toegevoegde stukken niet op grond van enige regelgeving al in het controledossier aanwezig hadden moeten zijn. De kantonrechter gaat echter op grond van die vaststelling niet mee in het betoog van [verweerder] dat dan ook geen sprake is van toegevoegde controledocumentatie uit artikel 16 zodat daarvoor geen specifieke vastlegging nodig is. Er zijn immers nieuwe elementen aan de controledocumentatie toegevoegd en het controleren van de naderhand bijgevoegde stukken was wel onderdeel van de controle. [verweerder] heeft vervolgens aangevoerd dat hij aan de verplichtingen uit artikel 16 heeft voldaan middels een log-in in het systeem. Deloitte heeft ook aangevoerd dat [verweerder] de stukken heeft afgetekend. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Deloitte daarover nader toegelicht dat [verweerder] dit onzichtbaar zou hebben gedaan. [verweerder] heeft betoogd dat het e-mailbericht waarin hij goedkeuring geeft om de documenten toe te voegen en de aftekening in het dossier van IvhO gevoegd zijn en dat de datum waarop dat gebeurd is (kort voor de review door IvhO) daarbij vermeld was. Voor IvhO waren de toevoegingen dan ook zichtbaar. Gelet op deze betwisting van [verweerder] heeft Deloitte haar stelling onvoldoende nader onderbouwd. Weliswaar heeft Deloitte bewijs aangeboden, maar een bewijsaanbod is niet bedoeld om een lacune in de stelplicht te repareren.
2021 – Summa
4.10. Deloitte verwijt [verweerder] dat hij akkoord is gegaan met een drietal aanpassingsvoorstellen zoals opgenomen in het e-mailbericht van 24 september 2021 (r.ov. 2.13). [verweerder] reageerde daarop dat hij de observaties kan volgen en het eens is met de gekozen oplossingen. Hiermee gaf hij akkoord op de aanpassingen die volgens Deloitte ook daadwerkelijk zijn doorgevoerd in het dossier Summa dat gereed is gemaakt voor IvhO. [verweerder] voert echter aan dat hij geen toestemming heeft gegeven om zaken te wijzigen in het gearchiveerde dossier voor IvhO. Dat was niet de intentie van [verweerder] en dat heeft hij gedurende het onderzoek ook telkens herhaald. Hij ging er vanuit dat de aandachtspunten in het dossier van Summa werden opgenomen in het lopende dossier (boekjaar 2021) en dat dit geadresseerd werd in de presentatie. Het is dan ook logisch dat [verweerder] in dit dossier geen handelingen heeft afgetekend of een verzoek daartoe heeft gekregen. Deloitte heeft hier echter geen nader onderzoek naar willen doen, aldus [verweerder] .
4.11. Ook hier geldt dat de stelplicht en zonodig bewijslast dat [verweerder] akkoord is gegaan met aanpassingen in het dossier voor IvhO en dat dit ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden op Deloitte rusten. [verweerder] heeft dat gemotiveerd bestreden. Het ligt dan op de weg van Deloitte haar stellingen met nadere concrete feiten en omstandigheden te onderbouwen door bijvoorbeeld het lopende dossier (boekjaar 2021) of de presentatie daarbij te betrekken of verklaringen te overleggen van de betrokken collega’s die de e-mailberichten hebben verzonden en waarvan de namen in het door Deloitte aan de kantonrechter gepresenteerde dossier verborgen zijn gehouden. Zeker nu het Summa dossier dat aan IvhO ter beschikking is gesteld niet meer bestaat waardoor niet meer is vast te stellen wat daarin was opgenomen. Hierbij overweegt de kantonrechter (ten overvloede) dat wanneer [verweerder] in enige mate bemoeienis zou hebben gehad bij het (laten) aanpassen van het Summa dossier voor de review door IvhO, dat dan heeft te gelden als enige verwijt dat hem in het gehele onderzoek te maken valt. Mede gelet op de bestaande praktijk binnen het Audit team dat onderwijsinstellingen controleerde en [verweerder] ’s lange staat van dienst, kan deze misstap in redelijkheid niet er toe leiden dat daarom de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden.
4.12. De conclusie van bovenstaande is dat niet gebleken is van (ernstig) verwijtbaar handelen van [verweerder] ten aanzien van het doorvoeren van wijzigingen in de gearchiveerde dossiers die geselecteerd waren voor een externe review door IvhO. Dit geldt zowel voor zijn vermeende actieve rol als verantwoordelijk partner van twee dossiers waarvoor [verweerder] een controleverklaring voor afgegeven heeft, als zijn rol als SPPD.
Is sprake van een verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond) of een combinatiegrond (de h-grond)?
4.13. Er is evenmin reden om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een verstoorde arbeidsverhouding, dan wel op grond van andere omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Deloitte stelt zich in feite op het standpunt dat de arbeidsverhouding is verstoord vanwege de door haar gestelde verwijtbare gedragingen van [verweerder] en dat [verweerder] geen blijk geeft doordrongen te zijn van de ernst van de situatie, als gevolg waarvan Deloitte geen vertrouwen meer heeft in een vruchtbare samenwerking met [verweerder] . Dat [verweerder] bovendien geprobeerd zou hebben ondergeschikten en collega’s te bewegen tot het afleggen van een bepaalde verklaring en het synchroniseren van uitlatingen richting het onderzoeksteam, is door [verweerder] betwist en in het geheel niet nader door Deloitte onderbouwd. Ten aanzien van de combinatiegrond stelt Deloitte zich op het standpunt dat [verweerder] een verwijt kan worden gemaakt, mede gezien de rol die een accountant binnen de maatschappij vervult. Daar komt bij dat hij de situatie heeft laten voortbestaan, in plaats van zich hierover uit te spreken (‘Speak Up’) en hij geen zelfinzicht heeft. Echter, zoals hiervoor al is overwogen, is geen sprake van verwijtbare gedragingen van [verweerder] zodanig dat van Deloitte in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.14. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Deloitte zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus niet op de door haar genoemde gronden zal worden ontbonden. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen nadere bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden. Nu de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden, komt de kantonrechter niet toe aan beoordeling van de overige verzoeken van Deloitte.
De proceskosten
4.15. De proceskosten komen voor rekening van Deloitte, omdat Deloitte overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [verweerder] worden begroot op € 949,00 (€ 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.
5 De beoordeling van het (voorwaardelijk) tegenverzoek
Ontbinding arbeidsovereenkomst
5.1. [verweerder] verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671c BW. Daartoe voert [verweerder] aan dat er erg veel is gebeurd. Deloitte heeft [verweerder] publiekelijk veroordeeld. Hij voelt zich door Deloitte ten overstaan van opdrachtgevers, collega’s en buitenstaanders in een kwaad daglicht gesteld. Een terugkeer is daardoor onmogelijk.
5.2. Op grond van artikel 7:671c BW kan de kantonrechter op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Het verzoek van [verweerder] zal worden toegewezen, nu Deloitte zich daartegen niet verzet en een werknemersverzoek in beginsel gehonoreerd moet worden gelet op het (grond)recht van vrije arbeidskeuze.
5.3. De arbeidsovereenkomst zal billijkheidshalve worden ontbonden per 1 november 2025. Hierbij wordt de contractuele opzegtermijn van zes maanden aan de zijde van werkgever niet in acht wordt genomen, zoals verzocht door [verweerder] , nu de kantonrechter daarvoor geen grond ziet. In alle redelijkheid komt de kantonrechter tot een opzegtermijn van drie maanden hetgeen aansluit bij de opzegtermijn van [verweerder] .
Ernstig verwijtbaar handelen
5.4. [verweerder] heeft een verklaring voor recht verzocht dat Deloitte ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en/of nagelaten. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst of zijn re-integratieverplichtingen bij ziekte ernstig heeft veronachtzaamd, en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat, of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie: Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier voor. Daartoe wordt als volgt overwogen.
5.5. Vaststaat dat naar aanleiding van het onderzoek ter zake van aanpassingen in aan IvhO verstrekte dossiers en de uitkomst daarvan een arbeidsconflict is ontstaan tussen partijen. Daarbij heeft een rol gespeeld dat Deloitte [verweerder] heeft beschuldigd van het schenden van de accountancy normen, terwijl daar op basis van de gepresenteerde onderzoeksresultaten en de toelichting van [verweerder] onvoldoende gronden voor aanwezig waren. In het interne onderzoeksrapport staat als zodanig beschreven dat het onderzoek zich niet richt op een inhoudelijke beoordeling van de aanpassingen. Er is uitsluitend vastgesteld of er aanpassingen hebben plaatsgevonden of niet. Daarom vindt geen reactie plaats op de wederhoor reacties met betrekking tot het type aanpassing dan wel de inhoud van de aanpassing, terwijl dit gelet op NV COS standaard 230 wel degelijk relevant is. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Deloitte daar te weinig oog voor gehad. Dat (register)accountants een belangrijke rol in het maatschappelijk verkeer vervullen en Deloitte er waarde aan hecht dat haar medewerkers te allen tijde integer handelen, is tussen partijen niet in geschil, maar dat neemt niet weg dat van Deloitte ook mag worden verwacht dat zij zorgvuldig te werk gaat en daarbij ook de belangen van haar werknemers afweegt. Desondanks bleef Deloitte herhalen dat het aanpassen van dossiers die zijn geselecteerd voor een externe review een doodzonde betrof ongeacht de aard van de aanpassingen. Op grond daarvan heeft Deloitte [verweerder] vanaf 17 december 2024 vrijgesteld van werk, heeft zij zijn klanten verdeeld onder collega’s en diende [verweerder] in bijzijn van [A] zijn klanten telefonisch te informeren dat zij niet langer door hem ( [verweerder] ) zouden worden bediend maar per direct werden overgedragen aan [A] . Al met al moet worden geconcludeerd dat Deloitte zich niet als goed werkgever heeft gedragen en dat de onwerkbare situatie die is ontstaan hoofdzakelijk op haar conto moet worden geschreven.
5.6. Op grond van het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Deloitte. De verzochte verklaring voor recht zal worden toegewezen.
Transitievergoeding
5.7. [verweerder] heeft een verzoek gedaan om Deloitte te veroordelen een transitievergoeding te betalen. Uit artikel 7:673 lid 1, onderdeel b, ten tweede, BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien de arbeidsovereenkomst als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever op verzoek van de werknemer is ontbonden. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat aan deze voorwaarde is voldaan.
5.8. Bij de berekening van de transitievergoeding is de duur van het dienstverband/de arbeidsovereenkomst van [verweerder] van belang. In dat kader heeft [verweerder] aangevoerd dat rekening gehouden moet worden met opvolgend werkgeverschap vanwege het voortzetten van zijn werkzaamheden gedurende de periode dat hij als Equity Partner niet in loondienst was bij Deloitte, maar wel werkzaamheden voor haar verrichtte.
5.9. In de wet is bepaald dat sprake is van opvolgend werkgeverschap als de werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijs geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn (artikel 7:673 lid 4 onder b BW). De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
5.10. Deloitte heeft genoegzaam aangetoond dat niet is voldaan aan de vereisten van opvolgend werkgeverschap omdat de vaardigheden en verantwoordelijkheden van een Salary Partner en een Equity Partner wezenlijk anders zijn. Een Equity Partner is aandeelhouder met stemrecht en daarmee mede-beleidsbepaler ten aanzien van de strategie van Deloitte en deze heeft invloed op de benoeming van de raad van bestuur en de raad van commissarissen. Dat behoort niet tot de taak van een werknemer met de titel Salary Partner, welke functie [verweerder] vanaf 1 juni 2018 vervulde. De transitievergoeding dient dan ook te worden berekend vanaf die datum. Nu de arbeidsovereenkomst per 1 november 2025 wordt ontbonden bedraagt de transitievergoeding € 67.573,00 bruto zoals Deloitte heeft berekend uitgaande van een maandsalaris van € 27.322,18 bruto zoals opgenomen is in de als productie 28 bij verweerschrift overgelegde berekening aan de zijde van [verweerder] .
Billijke vergoeding
5.11. [verweerder] verzoekt Deloitte te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding. Nu geoordeeld is dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Deloitte, kan aan [verweerder] een billijke vergoeding worden toegekend.
5.12. Een billijke vergoeding moet – naar haar aard – echter in relatie staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding komt het verder aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval (zie: HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR: 2017:1187 (New Hairstyle)). Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De billijke vergoeding heeft echter geen specifiek punitief karakter en bij het begroten daarvan kan dus geen rol spelen welk bedrag voor de werkgever een ‘bestraffend’ effect heeft.
5.13. Tegen de achtergrond van dit toetsingskader heeft [verweerder] aangevoerd dat hij nog geruime tijd nodig zal hebben alvorens zich weer op de arbeidsmarkt te kunnen begeven en ook daadwerkelijk een baan te kunnen accepteren. De kantonrechter constateert dat [verweerder] in zijn berekening van de billijke vergoeding is uitgegaan van 24 maanden loon en extra’s (€ 757.069,29 bruto) en € 50.000,00 aan reputatieschade. Alles overwegend is de kantonrechter van oordeel dat een billijke vergoeding begroot op € 125.000,00 bruto een adequate en voldoende compensatie is voor het ernstig verwijtbaar handelen van Deloitte. [verweerder] is vanaf medio december 2024 vrijgesteld van het verrichten van arbeid met behoud van loon. Hij heeft zelf aangegeven dat hij sindsdien een andere passende baan had kunnen accepteren, maar toen niet met Deloitte tot overeenstemming kon komen over de voorwaarden van een beëindigingsregeling. Nu hij verder ook niet meer wordt gehinderd door een concurrentie- en/of relatiebeding (zie hieronder) zijn er voor [verweerder] wel degelijk kansen op de arbeidsmarkt en zou het voor hem binnen enkele maanden mogelijk zou moeten zijn een baan elders te accepteren. Bij het vaststellen van de hoogte van de billijke vergoeding heeft de kantonrechter ook rekening gehouden met de aan [verweerder] toegekende transitievergoeding. De kantonrechter komt niet toe aan een afzonderlijke vergoeding voor immateriële schadevergoeding, nu de kantonrechter de aspecten waarop dit verzoek is gebaseerd reeds heeft laten meewegen in de aan [verweerder] toe te kennen billijke vergoeding.
Schadevergoeding: kosten voor rechtsbijstand
5.14. [verweerder] maakt in afwijking van het gebruikelijke liquidatietarief aanspraak op vergoeding van daadwerkelijk gemaakte kosten van rechtsbijstand (een schatting) tot een bedrag van € 35.000,00 inclusief btw op grond van het arrest New Hairstyle en artikel 7:686a lid 3 BW. Dit verzoek is gebaseerd op dezelfde grondslag als de hiervoor besproken billijke vergoeding en met de bepaling van de hoogte van deze billijke vergoeding is al rekening gehouden met de door [verweerder] gemaakte juridische kosten, zodat die niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen.
Financiële eindafrekening
5.15. Tegen het verzoek van [verweerder] om Deloitte te veroordelen de financiële eindafrekening op te maken bij einde van de arbeidsovereenkomst onder overlegging van een deugdelijke specificatie en de daarmee gemoeide bedragen binnen een maand na de ontbindingsdatum te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging, is geen verweer gevoerd door Deloitte zodat dit voor toewijzing gereed ligt. Intrekking
5.16. [verweerder] heeft hem verzocht de gelegenheid te bieden om zijn verzoek in te trekken indien wordt geoordeeld dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Deloitte. Nu aan die voorwaarde niet is voldaan, wordt dit verzoek afgewezen.
Geen rechten ontlenen aan concurrentie- en relatiebeding
5.17. Nu geoordeeld is dat Deloitte ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, kan [verweerder] op grond van artikel 7:653 lid 4 BW niet worden gehouden aan het concurrentie- en relatiebeding. In punt 5.3.7 van het verweerschrift heeft [verweerder] toegelicht dat dit verzoek uitsluitend betrekking heeft op artikel 13 lid 1 sub a en b van de arbeidsovereenkomst en dat hij de overige onderdelen van artikel 13 van de arbeidsovereenkomst zal respecteren. Een verklaring voor recht in die zin wordt toegewezen.
Proceskosten
5.18. Aangezien hetgeen [verweerder] heeft verzocht rechtstreeks voortvloeit uit hetgeen reeds is aangevoerd in reactie op het verzoek van Deloitte bepaalt de kantonrechter dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
6 De beslissing
De kantonrechter
op het verzoek van Deloitte
6.1. wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af,
6.2. veroordeelt Deloitte in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Deloitte niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
6.3. verklaart deze beschikking wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
op het (voorwaardelijk) tegenverzoek van [verweerder]
6.4. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen Deloitte en [verweerder] per 1 november 2025,
6.5. bepaalt dat Deloitte ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en/of nagelaten,
6.6. veroordeelt Deloitte om aan [verweerder] een transitievergoeding te betalen van € 67.573,00 bruto,
6.7. veroordeelt Deloitte aan [verweerder] te betalen een billijke vergoeding van € 125.000,00 bruto,
6.8. veroordeelt Deloitte de financiële eindafrekening van de arbeidsovereenkomst op te maken, daarvan een deugdelijke specificatie op te maken en te verstrekken aan [verweerder] en de daarmee gemoeide bedragen aan [verweerder] te betalen, alles uiterlijk binnen één maand na de ontbindingsdatum, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging, gerekend vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling,
6.9. verklaart voor recht dat Deloitte – omdat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld – geen rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding en het relatiebeding zoals deze zijn opgenomen in artikel 13 lid 1 sub a en b van de arbeidsovereenkomst,
6.10. bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
6.11. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.12. wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.M.T. Franke en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2025.