Uitspraak inhoud

Afdeling Privaatrecht

Locatie Groningen

zaak-/rekestnummers: C/18/245146 / FA RK 25-2157 ( [kind 1] ) C/18/246004 / FA RK 25-2589 ( [kind 2] )

beschikking over de eigen rechtsingang van een minderjarige van 15 augustus 2025

in de zaken van

[kind 1], die is geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , en die hierna " [kind 1] " wordt genoemd, en

[kind 2], die is geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , en die hierna " [kind 2] " wordt genoemd,

die beiden worden vertegenwoordigt door mr. E. Henkelman, in zijn hoedanigheid van bijzondere curator over [kind 1] en [kind 2] .

De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam vader], die woont in [woonplaats] , en die hierna "de vader" wordt genoemd,

Stichting Nidos jeugdbescherming voor vluchtelingen, die is gevestigd in Utrecht, en die hierna "Nidos" wordt genoemd,

[naam pleegouders] , die wonen in [woonplaats] , en die hierna "de pleegouders" worden genoemd.

In zijn adviserende taak is in deze procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Arnhem, en die hierna "de Raad" wordt genoemd.

1 Het (verdere) verloop van de procedure

In de zaak C/18/245146 / FA RK 25-2157 ( [kind 1] )

1.1. Bij beschikking van 11 juli 2025 is, samengevat weergegeven, een bijzondere curator over [kind 1] benoemd, is de bijzondere curator verzocht om de wens van [kind 1] en het standpunt van Nidos te onderzoeken, daarover verslag uit te brengen en een standpunt in te nemen. Er is ook een mondelinge behandeling bepaald. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

1.2. Op 8 augustus 2025 heeft de rechtbank een brief van Nidos ontvangen. Daarin schrijft Nidos dat het niet in [kind 1] ’s belang is dat hij bij de vader gaat wonen.

In de zaak C/18/246004 / FA RK 25-2589 ( [kind 2] )

1.3. Bij beschikking van 7 augustus 2025 is, samengevat weergegeven, een bijzondere curator over [kind 2] benoemd, is de bijzondere curator verzocht om de wens van [kind 2] en het standpunt van Nidos te onderzoeken, daarover verslag uit te brengen en een standpunt in te nemen. Er is ook een mondelinge behandeling bepaald. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

1.4. Op 8 augustus 2025 heeft de rechtbank een brief van Nidos ontvangen. Daarin schrijft Nidos dat het niet in [kind 2] ’s belang is dat hij bij de vader gaat wonen.

In beide zaken

1.5. Op 7 augustus 2025 heeft de rechtbank het verslag van de bijzondere curator ontvangen.

1.6. Op 12 augustus 2025 heeft de rechtbank de zaken (gevoegd) mondeling behandeld. De rechter heeft toen gesproken met de bijzondere curator, de vader (ondersteund door een tolk), [naam vertegenwoordiger] en [naam vertegenwoordiger] namens Nidos, de pleegouders en [naam vertegenwoordiger] , die de Raad vertegenwoordigt. De rechter heeft verder, aan het einde van de mondelinge behandeling, gesproken met [kind 1] , [kind 2] , broer [broer 1] , broer [broer 2] en zus [zus] .

1.7. Ten slotte is bepaald dat deze beschikking wordt gegeven.

2 De feiten

2.1. De rechter gaat in deze procedure uit van de volgende feiten, die blijken uit de onweersproken gebleven inhoud van de stukken en hetgeen tijdens de kindgesprekken en de mondelinge behandeling naar voren is gebracht.

2.2. [kind 2] en [kind 1] zijn geboren uit het huwelijk van hun ouders. De moeder is op [datum] 2023 overleden.

2.3. In de periode van 3 maart 2009 ( [kind 2] ) en 29 oktober 2009 ( [kind 1] ) tot 25 juli 2016 hebben de kinderen onder toezicht gestaan van Bureau Jeugdzorg (tot 26 augustus 2014) en Nidos (van 26 augustus 2014 tot 25 juli 2016).

2.4. Bij beschikking van 25 juli 2016 heeft de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, het ouderlijke gezag van de vader en de moeder over [kind 2] en [kind 1] beëindigd. Nidos is tot voogd over [kind 2] en [kind 1] benoemd.

2.5. [kind 2] en [kind 1] wonen sinds 2015 bij de pleegouders in [woonplaats] . Zij verblijven de laatste tijd (in ieder geval) ieder weekend en iedere zomervakantie bij de vader.

2.6. [kind 2] en [kind 1] hebben meerderjarige broers ( [broer 1] en [broer 2] ) en een meerderjarige zus ( [zus] ). [broer 1] woont zelfstandig. [broer 2] en [zus] wonen bij de vader. Zij zijn daar vanuit pleegzorg komen wonen. [kind 2] en [kind 1] hebben ook een minderjarige broer en drie minderjarige zussen. Zij wonen (samen) in ander pleeggezin.

2.7. [kind 2] is dit jaar geslaagd voor haar havodiploma en heeft een tussenjaar genomen onder meer om na te denken over welke vervolgopleiding zij wil gaan doen. [kind 2] is actief met hiphop dansen op nationaal en Europees niveau en vindt veel steun in de kerkgemeenschap.

2.8. [kind 1] gaat naar de havo. Daarnaast danst hij op hoog niveau, heeft hij ambities om acteur te worden en doet hij fotosessies voor reclames.

3 De brief van [kind 1]

3.1. heeft de rechter in een brief van 4 juni 2025, samengevat weergegeven, het volgende geschreven.

3.2. [kind 1] wil bij zijn vader wonen, in [woonplaats vader] . [kind 1] wil ook in [woonplaats vader] naar school, waar hij havo 4 wil gaan doen. Deze wens heeft hij met Nidos besproken, maar hij heeft van Nidos begrepen dat dit niet mogelijk is. [kind 1] begrijpt niet goed waarom. Eerder maakte Nidos geen bezwaar, maar sinds er andere medewerkers van Nidos zijn ingeschakeld, is er opeens wel een probleem. Wat dat probleem is, is niet goed uitgelegd. [kind 1] heeft het idee dat ook niet goed genoeg is onderzocht of het mogelijk is dat hij weer bij zijn vader gaat wonen. Hij wil graag dat de rechter zijn verzoek gaat bekijken, omdat deze kwestie voor hem heel belangrijk is.

4 Het e-mailbericht van [kind 2]

4.1. heeft de rechter in een e-mailbericht van 18 juli 2025, samengevat weergegeven, het volgende geschreven.

4.2. [kind 2] wil graag bij haar vader wonen. Zij heeft haar havodiploma gehaald en heeft nu een tussenjaar. Zij wil in deze periode bij haar vader zijn en hem verder leren kennen. Daarna wil zij gaan studeren. Deze wens heeft zij met Nidos besproken, maar Nidos maakt bezwaar. [kind 2] begrijpt dit niet goed. Haar oudere broer en zus zijn ook rond hun zestiende bij de vader gaan wonen. Eerder maakte Nidos ook niet echt bezwaar, maar nu er andere medewerkers van Nidos zijn ingeschakeld is wel een probleem. Wat dat probleem is, is daarbij onduidelijk gebleven. [kind 2] heeft daarom, net als [kind 1] , de rechter een bericht gestuurd.

5 De standpunten

5.1. Het standpunt van de bijzondere curator De bijzondere curator concludeert in het rapport na een afweging van alle omstandigheden dat [kind 2] en [kind 1] bij de vader zouden moeten kunnen wonen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de bijzondere curator namens hen verzocht om hun hoofdverblijf bij de vader te bepalen. Samengevat weergegeven, wordt daaraan het volgende ten grondslag gelegd.

[kind 2] is ruim zeventien jaar en [kind 1] is bijna zestien. Beide kinderen hebben de nadrukkelijke wens om onderdeel uit te maken van het gezin van de vader, zich daar te hechten en daar het overlijden van de moeder te verwerken. De situatie van de vader en het betrokken netwerk is daar goed genoeg voor. [kind 2] wordt over een klein jaar meerderjarig. Dan valt Nidos weg en kan [kind 2] hoe dan ook bij de vader wonen. Het is niet nodig om haar daar op te laten wachten. De wens van [kind 2] is hierin doorslaggevend en er worden geen noemenswaardige uitdagingen gezien bij een terugplaatsing van haar. Voor [kind 1] is dat anders. Bij [kind 1] is nog steeds sprake van hechtingsproblematiek. Hij krijgt daar geen hulpverlening voor en wil dat momenteel ook niet. Het kan zijn dat deze problematiek op een later moment naar boven komt en dat hij dan ondersteuning nodig heeft. De zorg is in hoeverre hij die ondersteuning bij de vader thuis kan krijgen. Tegelijkertijd is [kind 1] zelfstandig en neemt hij zijn verantwoordelijkheden, zoals met school, de omgang met de vader en de terugkeer naar de pleegouders. [kind 1] krijgt van Nidos en de pleegouders veel ruimte om naar de vader toe te gaan. Hij gaat daar elk weekend en de volledige zomervakantie heen en heeft dan in totaal zes uren reistijd voor de heen- en terugreis. Als Nidos het goed vindt dat [kind 1] zoveel bij de vader verblijft, is het lastig om vol te houden dat hij daar niet kan wonen. Beide kinderen zijn eraan toe om bij de vader te wonen en dit moet voor hen dan ook mogelijk worden gemaakt. Bij [kind 1] kan daarbij een voorbehoud worden gemaakt, in die zin dat het netwerk en Nidos randvoorwaarden overeenkomen en dat het thuis wonen van [kind 1] eerst een voorlopig karakter krijgt, om te zien of hij zich aan die randvoorwaarden kan houden.

5.2. Het standpunt van Nidos Nidos wil niet regelen dat de kinderen bij de vader kunnen wonen. Nidos heeft dit standpunt, samengevat weergegeven, schriftelijk en mondeling als volgt onderbouwd. De vader is slechts beperkt emotioneel beschikbaar voor de kinderen, zij moeten veelal zonder zijn actieve betrokkenheid functioneren. De vader stelt geen vragen aan Nidos of de pleegouders over de ontwikkeling van de kinderen, noch initieert hij met hen enig contact. Omdat de vader de Nederlandse taal helemaal niet machtig is, verlopen afspraken, voor zover die er al zijn, via de oudere broer ( [broer 1] ) van de kinderen. De kinderen spreken op hun beurt niet de moedertaal van de vader, zodat zij niet goed met hem kunnen communiceren. De kinderen verblijven momenteel in hun vrije tijd bij de vader, zodat nu kan worden volstaan met beperkte communicatie, maar het alledaagse leven met onder meer de schoolverplichtingen vereist meer aan communicatieve vaardigheden dan aanwezig. De vader toont ook weinig reflectie: volgens hem is voor terugplaatsing niet meer nodig dan een bed en eten. Dat miskent de behoeften van de kinderen. In het verleden is het Nidos ook wel gebleken dat de ouders niet open stonden voor hulpverlening. Illustratief is ook dat onlangs het ouderlijke gezag over de vier jongste kinderen, die in een pleeggezin wonen, is beëindigd. De vader heeft ook aangegeven dat hij de wens heeft dat zijn kinderen voor hem zorgen. Er bestaat daarmee het risico dat de kinderen worden belast met te veel zorgtaken, iets dat hun ontwikkeling in de weg staat.

5.3. Het standpunt van de pleegouders De pleegouders hebben geen standpunt ingenomen. Zij willen zich niet positioneren in deze kwestie. De kinderen zijn en blijven, wat de uitspraak ook wordt, welkom bij hen.

5.4. Het standpunt van de vader De vader wil dat [kind 2] en [kind 1] bij hem komen wonen. Dat moet ook lukken. Hij begrijpt dat de kinderen naar school of werk moeten en zal hen helpen. En anders vraagt hij de broers en zussen om te helpen. De vader kan op zijn eigen manier met de kinderen communiceren en begrijpt wat zij zeggen. Hij vindt het jammer dat de taal een argument is om de kinderen niet naar huis te laten komen. Het contact met Nidos beschrijft de vader als een paradox, omdat Nidos zijn kinderen uit huis heeft geplaatst. Er zijn veel familieleden die kunnen helpen met dit contact. De vader wil voor de kinderen zorgen.

5.5. Het standpunt van de Raad De Raad adviseert om [kind 2] en [kind 1] bij de vader te laten wonen. Het is in het belang van de kinderen om het laatste deel van hun jeugd bij de vader, bij en in de buurt van de rest van de familie en in verbinding met de culturele gemeenschap op te groeien. Ten aanzien van [kind 2] ziet de Raad geen enkel bezwaar tegen een verhuizing naar haar vader. Zij is zelfstandig, sterk en ruim zeventien jaar oud. De situatie van [kind 1] is complexer omdat hij jonger is en er inderdaad een aantal zorgen worden gezien. Een meer gestructureerde setting dan hem vermoedelijk bij de vader kan worden gegeven, wordt hem gegund. Aan de andere kant ziet de Raad dat [kind 1] een grote behoefte en wens heeft om bij de vader te zijn. Welke motieven daar precies onder liggen, is niet duidelijk, maar de sterke behoefte is er. Daarbij speelt het overlijden van de moeder in 2023 ook een rol. Gelet op de leeftijd van [kind 1] kan de diepe behoefte moeilijk worden genegeerd. Het is daarnaast onwenselijk en niet goed denkbaar dat alleen [kind 2] en niet [kind 1] zou mogen verhuizen. De Raad adviseert wel om hulpverlening in te zetten en te bezien welke omgang er kan zijn met de pleegouders.

6 De beoordeling

6.1. Deze zaak betreft een zogeheten "informele rechtsingang". Die procedure biedt een minderjarig de mogelijkheid om zich op informele wijze tot de rechter de wenden. De rechter kan op een verzoek van een kind, nadat het is besproken en de belanghebbenden zijn gehoord, ambtshalve een beslissing nemen.

6.2. Het is de wens van [kind 2] en [kind 1] om in deze fase van hun leven bij hun vader te wonen, na sinds hun kindertijd in pleegzorg te zijn opgegroeid en na in 2023 hun moeder te hebben verloren. De Nederlandse wet biedt met de artikelen 1:251a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW), 1:253a lid 4 jo. 1:377g BW en artikel 1:377g jo. 1:377a, 1:377b en 1:377e BW geen rechtstreekse grondslag voor de rechter om hierover een beslissing te nemen. Vastgesteld moet echter worden dat de wens van de kinderen betrekking heeft op één van de meest wezenlijke onderdelen van het recht op privé-, familie- en gezinsleven zoals dat wordt beschermd door artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) blijkt daarnaast dat het belang van het kind bij elke beslissing over aangelegenheden die het kind betreffen, een overweging van eerste orde is (artikel 3 IVRK). Bij de vaststelling van wat in het belang van het kind is, komt aan de mening van het kind gewicht toe (artikel 12 IVRK). Aan die mening wordt passend belang gehecht in overeenstemming met de leeftijd en rijpheid van het kind. Geconstateerd kan worden dat het gaat om een bijna zestienjarige ( [kind 1] ) en een ruim zeventienjarige ( [kind 2] ). Het is mede gelet op deze leeftijd en hun ontwikkeling niet te verenigen met de genoemde internationale kaders dat deze jongeren zich niet tot de rechter zouden kunnen wenden en van deze niet een inhoudelijke beslissing zouden kunnen vragen.

6.3. Zowel de bijzondere curator als de Raad komt tot de conclusie dat [kind 2] en [kind 1] bij de vader moeten kunnen wonen. De rechter sluit zich hierbij aan. Dit is vanwege het volgende.

6.4. [kind 2] en [kind 1] zijn gezonde, actieve en zelfstandige kinderen van, zoals gezegd, ruim zeventien en bijna zestien jaar. De gedragswetenschapper van Nidos omschrijft hen als sterke kinderen die veel hebben meegemaakt in hun leven. Zij zijn jong uit huis geplaatst, hebben op verschillende adressen gewoond en hebben hun moeder verloren. Beide kinderen geven uitdrukking aan een duidelijke behoefte om bij hun vader te wonen. Daarvoor geven zij ook duidelijke redenen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben zij hun brief en email nog verder toegelicht. Zij hebben toen benadrukt dat zij de band met hun vader willen verdiepen en onderdeel willen zijn van het familienetwerk. Zij hebben uitgelegd dat dit gevoel voor hen sterker is geworden sinds het overlijden van hun moeder in 2023, met wie zij niet goed een band hebben kunnen opbouwen.

6.5. Het belang van de kinderen om bij hun biologische vader en bij/in de buurt van de rest van de familie te wonen weegt zwaar. Dat is gegeven met het feit dat het, zoals al overwogen, gaat om een van de meest wezenlijke aspecten van het leven van een kind: het wonen, opgroeien en behoren tot het gezin van de biologische ouders en familie. Dat geldt wellicht nog sterker als het gaat, zoals in dit geval, om een familiaire context met een heel eigen culturele identiteit. Het leven is voor [kind 2] en [kind 1] vanwege tal van complexe omstandigheden tot dusver echter anders verlopen. De vraag is of er redenen zijn die zo zwaarwegend zijn dat een terugplaatsing in deze fase van hun leven niet in hun belang is.

6.6. Nidos vindt van wel. De zorgen die Nidos uit, kan de rechter echter maar beperkt delen. Nidos maakt zich zorgen over de opvoedsituatie bij de vader. De vader spreekt geen Nederlands, communiceert niet met Nidos en de pleegouders en sluit emotioneel niet aan bij [kind 2] en [kind 1] . Wat hierover is gesteld is echter niet zo zwaarwegend dat dit opweegt tegen de wens van deze kinderen, mede gelet op hun leeftijd en ontwikkeling, dat zij om die reden niet bij hun vader zouden kunnen wonen. Er is in elk geval geen enkele aanwijzing om aan te nemen dat [kind 2] zich in de gegeven omstandigheden niet zou kunnen redden. Voor [kind 1] geldt dat hij nog wel de nodige kadering nodig heeft, maar ook dat niet alleen de vader hem kan bijsturen, bijvoorbeeld, ten aanzien van school, maar ook de andere aanwezige familieleden. Er is uitgelegd door de vader en de oudere broers en zus, dat sprake is van een hechte familie, die elkaar intensief steunt en waar een eigen weg is gevonden in het omgaan met de taalbarrière. Voor [kind 1] geldt ook dat als hij bij zijn vader zou wonen er nadelen wegvallen die kleven aan de bestaande situatie. Zo moet hij elk weekend zo’n zes uren reizen om bij zijn vader te kunnen zijn. Daarnaast is het niet goed denkbaar om [kind 2] , voor wie geen enkel redelijk beletsel kan worden gevonden om bij de vader te wonen, wel toe te staan te verhuizen, en [kind 1] niet. Dat de vader moeizaam communiceert met Nidos, zoals Nidos ook stelt, is wel een gegeven. Dit is het gevolg van een taalbarrière in combinatie met een emotionele weerstand tegen de uithuisplaatsing van zijn kinderen. Het gaat echter te ver om daaraan de conclusie te verbinden dat [kind 2] en [kind 1] niet bij hun vader zouden mogen wonen. Voor dit aandachtspunt moet een andere oplossing worden gevonden. Die lijkt er ook wel te zijn. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [broer 1] , die niet bij de vader woont, uitgelegd dat hij de communicatie kan ondersteunen en dat dit ook goed werkt met de voogd van de jongste kinderen die niet thuis wonen. Ook overigens ziet de rechter onvoldoende redenen om de wens van de kinderen niet te volgen. Integendeel, er lijkt geen andere uitkomst van de belangenafweging mogelijk die recht doet aan deze situatie.

6.7. Op grond van artikel 3 IVRK zal de kinderrechter daarom de volgende beslissingen nemen.

6.8. De rechter zal de zaak op de rol van 15 september 2025 zetten om de Raad in de gelegenheid te stellen zich nader uit te laten over en gebruik te maken van de bevoegdheid ex artikel 1:278 BW, al dan niet in combinatie met een (verzoek tot) ondertoezichtstelling, en ex artikel 1:299a BW. Als de Raad dat niet zonder nader onderzoek wil doen dan zal de Raad van de rechter de opdracht krijgen om dat onderzoek te doen.

6.9. In afwachting hiervan zal de rechter een ordemaatregel nemen. De rechter zal bepalen dat [kind 2] en [kind 1] vanaf 24 augustus 2025 bij de vader wonen en zo snel mogelijk daar in de registers van de burgerlijke stand worden ingeschreven.

6.10. De rechter zal verdere iedere (definitieve) beslissing aanhouden.

7 De beslissing

De rechter:

7.1. bepaalt dat [kind 2] en [kind 1] vanaf 24 augustus 2025 bij de vader wonen en zo snel mogelijk daar in de registers van de burgerlijke stand worden ingeschreven;

7.2. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

7.3. verzoekt de Raad om uiterlijk op de rol van 15 september 2025 zich nader uit te laten, zoals vermeld onder 6.8.;

7.4. houdt iedere verdere beslissing aan.

MMvR