Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Nederland

ECLI:NL:RBNNE:2025:3278 - Rechtbank Noord-Nederland - 10 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNNE:2025:327810 juli 2025

Rechtsgebieden

Internationaal PubliekrechtMensenrechten

Uitspraak inhoud

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Assen

Bestuursrecht

beschikkingsnummer: 266153899 zaaknummer: 11554887 BU VERZ 25-360

uitspraak van de kantonrechter van 10 juli 2025

in de zaak van

[betrokkene] (de betrokkene),

die woont in [woonplaats] , (gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach, Verkeersboete.nl).

Inleiding

  1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: ‘6 km per uur harder rijden dan mag op een (auto)weg buiten de bebouwde kom’, verricht op 9 mei 2024, om 07:16 uur, op de N381 Rechts van Drachten naar Donkerbroek in Wijnjewoude, met een aanhanger/oplegger (90 km/h) achter motorvoertuig, met kenteken [kenteken] .

1.1. De officier van justitie heeft beslist op het administratief beroep en de inleidende beschikking vernietigd. De officier van justitie heeft het verzoek om proceskosten toegewezen. Daarbij heeft de officier van justitie de volgende berekening gebruikt. 1 (procespunt) x € 624,00 (tarief) x 0,5 (wegingsfactor, licht) x 0,25 (extra wegingsfactor herwaardering proceskostenvergoeding) = € 78,00 proceskostenvergoeding. Tegen die beslissing heeft gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.

1.2. De kantonrechter heeft het beroep op 25 juni 2025 op de zitting behandeld. Daarbij was aanwezig: de vertegenwoordigster van de officier van justitie mr. R.A. van der Velde.

Beoordeling door de kantonrechter

  1. Gemachtigde voert aan dat artikel 13a van de Wahv, niet van toepassing is op de proceskostenvergoeding door de officier van justitie. Dat artikel geldt, volgens de gemachtigde, alleen voor de proceskostenveroordeling door de kantonrechter. De officier van justitie, dient de proceskostenvergoeding toe te kennen op grond van artikel 7:28 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat artikel bevat geen vermenigvuldigingsfactor. De vermenigvuldigingsfactor uit artikel 13a, tweede lid, van de Wahv, geldt daarom alleen voor de proceskostenveroordeling door de kantonrechter. De gemachtigde verzoekt de kantonrechter alsnog een proceskostenvergoeding te berekenen voor het administratief beroep, zónder toepassing van de verminderingsfactor uit artikel 13a van de Wahv, en deze over te maken naar het bankrekeningnummer van de gemachtigde. Subsidiair voert de gemachtigde aan, dat artikel 13a, tweede lid, van de Wahv in strijd is met het gelijkheidsbeginsel dan wel het discriminatieverbod van artikel 14 van het EVRM[1] en/of artikel 26 van het IVBPR[2].

Overwegingen

  1. De beroepsgronden slagen niet. Uit het arrest van de Hoge Raad van 24 juni 2025 volgt dat artikel 13a, tweede lid, Wahv niet leidt tot een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling en niet in strijd is met de verdragsbepalingen, waarop de gemachtigde zich beroept.[3] Daarnaast is artikel 13a, tweede lid, Wahv van toepassing op de proceskostenvergoeding, die de officier van justitie in administratief beroep toekent.[4] Verder is de boete bekendgemaakt na 31 december 2023, waardoor de extra wegingsfactor van toepassing is.[5] De officier van justitie heeft daarom terecht de extra wegingsfactor toegepast.

Conclusie

De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, kantonrechter, in aanwezigheid van mr. W.B. Jongsma, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2025.

griffier kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:

a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of

b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.

Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.

De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.

Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.

Het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.

Hoge Raad, 24 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:985, r.o. 7.2.

Hoge Raad, 24 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:985, r.o. 5.1.

Artikel 4, onderdeel a, van de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm.


Voetnoten

Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.

Het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.

Hoge Raad, 24 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:985, r.o. 7.2.

Hoge Raad, 24 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:985, r.o. 5.1.

Artikel 4, onderdeel a, van de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm.