Uitspraak inhoud

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/080046-25 Uitspraakdatum: 6 oktober 2025 Tegenspraak

Verkort strafvonnis (art. 138b Sv)

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 september 2025 in de zaak tegen:

[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie mr. A. Lub en van hetgeen door de verdachte en mr. R.A. Bos, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.

1 Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 14 maart 2025 te Hoofddorp en/of Rozenburg en/of Aalsmeer, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad, 2426,11 gram cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2025 tot en met 14 maart 2025 te Hoofddorp en/of Rozenburg en/of Aalsmeer en/of Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd en/of vervoerd, een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

hij op of omstreeks 14 maart 2025, te Hoofddorp en/of Rozenburg en/of Aalsmeer, gemeente Haarlemmermeer (van) een voorwerp (en) te weten een contant geldbedrag (van (ongeveer) EUR 23.182,24), althans een of meer voorwerpen

Sub a

  • de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)

Sub b

  • heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
  • gebruik heeft gemaakt

terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;

hij op of omstreeks 14 maart 2025 te Hoofddorp, al dan niet opzettelijk, vier, althans één of meer, stuks knalvuurwerk (Cobra 6), in elk geval professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad en/of heeft opgeslagen.

2 Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak[1], dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3 Standpunten van partijen

3.1 Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten. Daarbij heeft hij zich ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 22.782,24 kan worden bewezenverklaard.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Ten aanzien van de vier onder de verdachte inbeslaggenomen telefoons heeft hij zich op het standpunt gesteld dat deze aan de verdachte kunnen worden teruggegeven.

3.2 Standpunt van de verdediging Ten aanzien van de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman betoogd dat niet het gehele ten laste gelegde bedrag van € 23.182,24 uit misdrijf afkomstig is. Slechts een klein gedeelte van dit bedrag is afkomstig uit de drugshandel die de verdachte dreef, het overige deel heeft hij op legale wijze verkregen.

De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van het voorarrest niet overstijgt. Ook heeft hij verzocht de vier onder de verdachte inbeslaggenomen telefoons aan hem terug te geven.

4 Oordeel van de rechtbank

4.1 Bewijs De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.

De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.

4.2 Bewijsmotivering feit 3 Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank het volgende.

In de slaapkamer van de verdachte is een groot geldbedrag aangetroffen en inbeslaggenomen. Bij zijn aanhouding is onder de verdachte zelf nog een geldbedrag aangetroffen en inbeslaggenomen. Het totale onder de verdachte inbeslaggenomen bedrag bestond uit € 22.390 briefgeld[2] en € 392,24 muntgeld[3], dus € 22.782,24 in totaal. De verdachte heeft op de zitting van 22 september 2025 verklaard dat een gedeelte van dit bedrag afkomstig is uit zijn handel in harddrugs. Het overige deel heeft hij op legale wijze in zijn bezit gekregen, zo heeft de verdachte verklaard.

Wat van die gestelde legale inkomsten verder ook zij, het geld dat de verdachte heeft verdiend met de handel in harddrugs is in het onderhavige geval vermengd met het geld dat hij op legale wijze zou hebben ontvangen. Gelet op jurisprudentie van de Hoge Raad[4] dient het vermogen onder deze omstandigheden als gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – van misdrijf afkomstig te worden aangemerkt.

4.3 Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat

hij op 14 maart 2025 te Hoofddorp opzettelijk aanwezig heeft gehad 2426,11 gram cocaïne;

hij in de periode van 27 februari 2025 tot en met 14 maart 2025 in Nederland opzettelijk heeft bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;

hij op 14 maart 2025 te Hoofddorp en Rozenburg en Aalsmeer, gemeente Haarlemmermeer, een voorwerp, te weten een contant geldbedrag (van EUR 22.782,24) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp gedeeltelijk onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;

hij op 14 maart 2025 te Hoofddorp opzettelijk vier stuks knalvuurwerk (Cobra 6) zijnde professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5 Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Ten aanzien van de kwalificatie van het onder 3 bewezenverklaarde feit overweegt de rechtbank het volgende.

Als een verdachte voorwerpen alleen voorhanden heeft gehad of heeft verworven, zonder dat nadere verbergings- of verhullingshandelingen zijn verricht, is de kwalificatie voor witwassen uitgesloten indien de voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit eigen misdrijf. In dat geval kan een bewezenverklaard feit dus niet worden gekwalificeerd als witwassen en komt de bepaling van eenvoudig witwassen in beeld.[5]

In het onderhavige geval is sprake van een eigen misdrijf waaruit het witgewassen geldbedrag onmiddellijk is verkregen, namelijk het handelen in harddrugs door de verdachte. Uit het dossier volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de verdachte ten aanzien van dit geldbedrag nadere verbergings- of verhullingshandelingen heeft verricht. De rechtbank zal het onder 3 bewezenverklaarde feit dan ook kwalificeren als eenvoudig witwassen als omschreven in artikel 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht.

Het bewezenverklaarde levert op:

  1. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,

  2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,

  3. eenvoudig witwassen,

  4. overtreding van een verbod gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6 Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

7 Motivering van de hoofdstraf

Bij de beslissing over de hoofdstraf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.

Ernst van de feiten De verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer twee weken schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne. In zijn woning zijn een handelshoeveelheid van een kleine 2,5 kilogram cocaïne en vier stuks Cobra 6 aangetroffen. Ook is onder de verdachte ruim € 22.000,- aangetroffen, ten aanzien waarvan hij zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudig witwassen.

Door zijn handelen is de verdachte mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Cocaïne is een voor de gezondheid van de gebruikers daarvan zeer schadelijke stof. Bovendien gaat de handel in harddrugs vaak gepaard met verschillende vormen van ernstige criminaliteit en steeds grover geweld waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Deze nadelige effecten zijn ook de reden dat op het dealen van harddrugs forse straffen zijn gesteld. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich niets heeft aangetrokken van de gevolgen van zijn handelen en alleen oog heeft gehad voor financieel gewin.

Cobra’s zijn zware, gevaarlijke explosieven. Door deze Cobra’s op zijn slaapkamer aanwezig te hebben, heeft de verdachte een voor mensen en goederen gevaarlijke situatie in het leven geroepen.

Ten aanzien van de handel in harddrugs, het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en het witwassen van de inkomsten uit die handel, overweegt de rechtbank dat deze feiten sterk met elkaar samenhangen. Dit zal de rechtbank meewegen in het voordeel van de verdachte.

Persoon van de verdachte Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staande strafblad (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 9 september 2025. De verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld, zodat de rechtbank zijn strafblad niet in het nadeel van de verdachte zal meewegen.

De rechtbank heeft ook acht geslagen op de over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadviezen van 21 maart 2025 en 6 juni 2025, allebei geschreven door [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. Het recidiverisico wordt hierin ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt om aan de verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Met betrekking tot de persoon van de verdachte overweegt de rechtbank verder dat sprake is van een jonge verdachte die relatief snel, bij zijn voorgeleiding aan de rechter-commissaris, verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en berouw heeft getoond. Dit zal de rechtbank in het voordeel van de verdachte meewegen.

Conclusie Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat op de bewezenverklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een gevangenisstraf. De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen van 12 maanden. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten 3 maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 2 jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

8 Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten de op de beslaglijst onder 8 vermelde telefoon, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 2 bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp, dat aan de verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.[6]

Bij de beslissing over deze bijkomende straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

9. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de op de beslaglijst onder 5, 6 en 9 vermelde telefoons, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.

10 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: artikel 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 2 en 10 van de Opiumwet, artikel 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

11 Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.

Bepaalt dat de onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.

Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op 2 jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Verklaart verbeurd:

1 STK GSM (Omschrijving: PL1100-202505604-1708955, zwart, merk: Apple iPhone), op de beslaglijst vermeld onder 8.

Gelast de teruggave aan de verdachte van:

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. S. Mac Donald, voorzitter, mr. I.A.M. Tel en mr. M. Rigter, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2025.

Conform Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 7 september 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:8615.

Dossierpagina 74.

Dossierpagina 84.

Hoge Raad d.d. 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN0578, NJ 2010/44.

Hoge Raad d.d. 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1090.

Dossierpagina 145 e.v.


Voetnoten

Conform Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 7 september 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:8615.

Dossierpagina 74.

Dossierpagina 84.

Hoge Raad d.d. 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN0578, NJ 2010/44.

Hoge Raad d.d. 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1090.

Dossierpagina 145 e.v.