Uitspraak inhoud

Team Straf, zittingsplaats Haarlem

Meervoudige economische strafkamer

Parketnummer: 15/154003-25 (P) Uitspraakdatum: 28 augustus 2025 Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 augustus 2025 in de zaak tegen:

[naam verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.J. van Bree, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. B.H.S. Brinkman, advocaat te Heerlen, naar voren hebben gebracht.

1 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 18 mei 2025 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk zonder registratie, een hoeveelheid ketamine, in elk geval een werkzame stof, heeft uitgevoerd en/of in voorraad gehad en/of te koop aangeboden en/of afgeleverd, dan wel in voornoemde werkzame stof een groothandel heeft gedreven.

2 Voorvragen

2.1 Ontvankelijkheid van de officier van justitie De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv), omdat geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld op het moment dat de verdachte werd staande gehouden door de Koninklijke Marechaussee. Daarnaast heeft de verdachte na zijn staandehouding geen gebruik kunnen maken van zijn recht op consultatie- en verhoorbijstand en zijn bij de verdachte ten onrechte handboeien aangelegd. Volgens de raadsman dient de officier van justitie daarom in de vervolging niet-ontvankelijk te worden verklaard.

De rechtbank stelt voorop dat van de verdediging die een beroep doet op een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv mag worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de factoren die in het tweede lid van het artikel zijn genoemd, te weten het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt, wordt aangegeven welk rechtsgevolg daaraan moet worden verbonden. De rechtbank hoeft slechts op een zodanig verweer te beslissen. Naar het oordeel van de rechtbank is het verweer van de raadsman met betrekking tot voornoemde factoren onvoldoende onderbouwd en voldoet het daarom niet aan de eisen die artikel 359a Sv stelt. Het verweer kan daarom onbesproken worden gelaten.

De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie ontvankelijk is.

2.2 Overige voorvragen De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3 Beoordeling van het bewijs

3.1 Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Volgens de officier van justitie richt artikel 38 van de Geneesmiddelenwet zich niet enkel tot fabrikanten en groothandelaren, maar ook tot de verdachte.

3.2 Standpunt van de verdediging De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat hij niet op de hoogte was van de ketamine in de golftas en daar ook geen beschikkingsmacht over heeft gehad. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat artikel 38 van de Geneesmiddelenwet is geplaatst in de titel “Fabrikanten en groothandelaars van werkzame stoffen” als gevolg waarvan die strafbepaling niet is gericht tot de verdachte.

3.3. Oordeel van de rechtbank

3.3.1 Redengevende feiten en omstandigheden De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.

3.3.2 Bewijsmotivering Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt het volgende. De verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] zijn op 18 mei 2025 met een golftas aangehouden op de luchthaven Schiphol. In de golftas zaten pakketten met daarin ketamine. Het nettogewicht aan ketamine in de golftas bedroeg 49,9 kilogram.

Artikel 38 Geneesmiddelenwet In het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 6 januari 2025 (ECLI:NL:RBNHO:2025:27) heeft de rechtbank enkele overwegingen gewijd aan het in voorraad hebben van ketamine, zoals bedoeld in artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. In voornoemd vonnis heeft de rechtbank overwogen dat artikel 38 van de Geneesmiddelenwet zich, gelet op de plaatsing van dat artikel in de titel “Fabrikanten en groothandelaars van werkzame stoffen”, richt tot fabrikanten en groothandelaars. De rechtbank oordeelde in die zaak dat op basis van het dossier niet kon worden vastgesteld dat de verdachte zich bezig hield met activiteiten betreffende het drijven van een groothandel en dat hij in dat verband de ketamine in voorraad had. De rechtbank ziet dat nu anders. Het eerste lid van artikel 38 van de Geneesmiddelenwet, geplaatst in genoemde titel, bepaalt dat “het verboden [is] om zonder registratie werkzame stoffen te bereiden, in te voeren, in voorraad te hebben, te koop aan te bieden, af te leveren, uit te voeren of anderszins binnen of buiten Nederlands grondgebied te brengen, dan wel in werkzame stoffen een groothandel te drijven.” Gelet op de woorden ‘dan wel’ in de tekst van het artikel, vat de rechtbank de bestanddelen ‘in voorraad te hebben’ en ‘in werkzame stoffen een groothandel te drijven’ op als afzonderlijke gedragingen, beide strafbaar gesteld in artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. Het voorgaande brengt mee dat artikel 38 van de Geneesmiddelenwet zich naar het oordeel van de rechtbank niet enkel richt tot fabrikanten en groothandelaren, maar tot eenieder die zonder registratie werkzame stoffen in voorraad heeft. Dit betekent dat dus ook de gevallen waarin niet kan worden vastgesteld dat activiteiten zijn verricht betreffende het drijven van een groothandel, onder de strafbaarstelling van artikel 38 van de Geneesmiddelenwet vallen.

Opzet De rechtbank overweegt dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte de medeverdachte [medeverdachte] heeft opgehaald in Helmond en vervolgens op Schiphol heeft afgezet. Hij heeft hiervoor, zoals hij zelf heeft verklaard, € 100,00 ontvangen. Nadat bleek dat de golftas van [medeverdachte] niet ingecheckt kon worden omdat deze te zwaar was, is de verdachte gebeld door een persoon – waarvan hij de naam niet wil noemen – met de opdracht om [medeverdachte] te helpen bij het inchecken van de golftas. De verdachte kwam ruim een halfuur na het afzetten van [medeverdachte] terug op Schiphol, waar hij aan de balie heeft geprobeerd de golftas alsnog ingecheckt te krijgen. Volgens de baliemedewerkster was de verdachte daarbij aan het ‘pushen’.

De verklaring van de verdachte dat hij [medeverdachte] uit medemenselijkheid heeft geholpen met het proberen de golftas ingecheckt te krijgen en dat hij niks wist van de inhoud van die tas, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Naar het oordeel van de rechtbank is het onwaarschijnlijk dat de verdachte voor een geldbedrag van € 100,00 vanuit Eindhoven via Helmond naar Schiphol is gereden en vervolgens – voor diezelfde € 100,00 – is teruggekeerd naar Schiphol en, terwijl hij niet wist wat er in de golftas zat, zich dusdanig heeft ingespannen om een golftas van een ander ingecheckt te krijgen. De rechtbank schuift deze verklaring van de verdachte dan ook terzijde.

Uit het voorgaande volgt dat het niet anders kan dan dat de verdachte wist van de aanwezigheid van de aangetroffen ketamine in de golftas. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], opzettelijk zonder registratie 49,9 kilogram ketamine in voorraad heeft gehad.

3.4 Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat

hij op 18 mei 2025 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk zonder registratie, een hoeveelheid ketamine, in elk geval een werkzame stof, in voorraad heeft gehad.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4 Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5 Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6 Motivering van de sanctie

6.1 Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest.

6.2 Standpunt van de verdediging De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd, en aan de verdachte een taakstraf of een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.

6.3 Oordeel van de rechtbank Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.

Aard en ernst van het feit De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk in voorraad hebben van 49,9 kilogram ketamine, zonder over de vereiste registratie te beschikken. Ketamine valt, als werkzame stof, vanwege de geneeskundige toepassing ervan weliswaar onder de Geneesmiddelenwet, maar wordt tegenwoordig steeds vaker voor recreatieve doeleinden gebruikt als dissociatief tripmiddel, anders gezegd: een partydrug. Ketamine is qua werking vergelijkbaar met harddrugs en is een verslavend middel. Het is algemeen bekend dat drugs en illegaal gebruikte geneesmiddelen schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Daarnaast gaat de handel in dergelijke middelen veelal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, zoals geweldsdelicten en illegale geldstromen, waarbij de drugshandel een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ontwrichten. Met zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan deze voor de maatschappij zeer nadelige gevolgen van middelengebruik en de handel daarin.

Persoon van de verdachte Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte, zoals dat blijkt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 juli 2025. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.

De op te leggen straf De rechtbank is gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit van oordeel dat daarop uitsluitend kan worden gereageerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank komt daarom tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 18 maanden moet worden opgelegd.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

47 van het Wetboek van Strafrecht;

38 van de Geneesmiddelenwet;

1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

8 Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.

Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.

Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.

Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Francke, voorzitter, mr. M. Rigter en mr. C.M.A.V. van Kleef, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.L.J. Smittenaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 augustus 2025.