Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:5101 - Rechtbank Midden-Nederland - 24 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:510124 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Strafrecht

Zittingsplaats: Lelystad

Parketnummer: 16/267029-24 Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer van 24 september 2025 in de strafzaak van:

[verdachte] , geboren op [2000] in [geboorteplaats] , ingeschreven op het adres [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] , hierna: de verdachte.

1 Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 10 september 2025.

Op de zitting waren aanwezig:

2 Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:

feit 1 in de periode van 6 juni 2024 tot en met 9 juni 2024 te Lelystad samen met anderen een ontploffing heeft voorbereid;

feit 2 in de periode van 6 juni 2024 tot en met 9 juni 2024 te Lelystad samen met anderen molotovcocktails voorhanden heeft gehad;

feit 3 in de periode van 20 mei 2024 tot en met 16 juni 2024 te Lelystad heeft geprobeerd een vuurwapen voorhanden te krijgen.

De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage I bij dit vonnis.

3 Bewijs

3.1. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft gepleegd.

3.2. Standpunt van de verdediging De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van de feiten 1, 2 en 3.

Zij heeft voor de feiten 1 en 2 aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat er een licht ontvlambare vloeistof in de aangetroffen jerrycan en flessen zat. Subsidiair heeft de advocaat aangevoerd dat geen strafbare betrokkenheid van de verdachte bij de molotovcocktails vast te stellen is, omdat de verdachte heeft verklaard over een alternatief scenario. De verdachte heeft gesuggereerd dat de jongens met wie de verdachte had afgesproken en met wie hij een conflict had, mogelijk iets met de aangetroffen flessen hebben gedaan zodat de verdachte om die reden zou worden opgepakt. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de flessen had meegenomen als valstrik (‘boobytrap’) voor als de jongens achter hem aan zouden gaan. Ook heeft de verdachte verklaard dat de jerrycan die hij droeg niet gevuld was met benzine, maar met frituurolie.

Voor wat betreft feit 3 heeft de advocaat van de verdachte aangevoerd dat de onderzochte telefoon in het restaurant wordt gebruikt voor bestellingen. Daarom kan niet worden vastgesteld dat de chatgesprekken door de verdachte zijn gevoerd. Wel heeft de verdachte op internet gezocht naar (legale) manieren om zichzelf te verdedigen. De zoekopdrachten (laatste gedachtestreepje) vonden een stuk later plaats dan de chatgesprekken en kunnen dus niet bijdragen aan de poging.

3.3. Oordeel van de rechtbank

3.3.1. Bewijsmiddelen feiten 1 en 2 De rechtbank oordeelt dat de feiten 1 en 2 zijn bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen:[1]

De verdachte heeft tijdens de zitting – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:

Op 9 juni 2024 moest ik om 00:00 uur bij de [school] zijn. Ik was daar met [medeverdachte 2 (voornaam)] , [medeverdachte 3 (voornaam)] en [medeverdachte 1 (voornaam)] . Ik was bang voor mijn en hun veiligheid. Ik heb daarom voor de zekerheid een jerrycan en flessen meegenomen uit restaurant [restaurant] , waaronder Flevosap flessen. We hebben alles in de auto ingeladen en zijn vanuit het restaurant samen vertrokken naar de [school] . Ik ben persoon 1 op de beelden. De spullen hebben we bij het fietspad neergelegd.

In een proces-verbaal van bevindingen van 9 juni 2024 is – zakelijk weergegeven – onder meer door verbalisant [verbalisant 1] het volgende gerelateerd:

Op 9 juni kwam ik ter plaatse op de [adres 2] te [plaats] . Ik hoorde bewoonster [C] het volgende vertellen:

“Direct achter onze tuin loopt een smal pad, en daar weer achter ligt een grasveldje met enkele bosschages. In die bosschages trof ik zojuist, rond 16.45 uur, twee molotovcocktails aan. Ik kan mij niet herinneren dat ik eerder een benzinegeur heb geroken. Deze ruik ik nu wel heel duidelijk.”

Toen ik zelf ging kijken zag ik in de genoemde bosschages op een meter afstand van elkaar twee glazen, doorzichtige flessen. Een daarvan lag schuin tegen een tak, de ander stond rechtop. Beide flessen hadden een etiket van FLEVOSAP. Beide flessen hadden een geelkleurige vloeistof. In beide flessen zat een theedoek in de fles gedrukt. Een deel van de theedoek hing in de vloeistof. Een deel van de theedoek hing uit de fles. [2]

In een proces-verbaal van bevindingen is – zakelijk weergegeven – onder meer door de afdeling specialistische opsporing het volgende gerelateerd:

De in dit proces aangetroffen voorwerpen zijn 2 flessen gevuld met een geelkleurige vloeistof. Tevens stak uit beide voorwerpen een theedoekje. Een dergelijke constructie, een fles gevuld met een licht ontvlambare vloeistof, met in de flessenhals een (provisorische) lont, is een molotovcocktail.

Een molotovcocktail is een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van brand. Deze voorwerpen zijn niet voor civiel gebruikt.

Derhalve zijn de beschreven voorwerpen elk afzonderlijk, een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie. [3]

In een proces-verbaal van bevindingen van 10 juni 2024 is – zakelijk weergegeven – onder meer door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] het volgende gerelateerd:

Op 9 juni 2024 kregen wij de opdracht om te gaan naar [adres 6] te [plaats] . Ter plaatse zagen wij verbalisanten een gele jerrycan en twee flessen van het merk 'Flevosap' gevuld met een vloeistof welke rook naar benzine/diesel in de bosschage liggen. Het betrof de bosschage achter de woning van de [adres 3] aan de rechterzijde van de poort. Wij zagen dat er een geel kleurig doekje, vaatdoekje, bij de flessen lag. Wij zagen dat er een blauwe plastic tas naast de gele jerrycan lag. In de blauwe plastic tas troffen wij een lege fles van het merk 'Monin'. Iets verder in de bosschage troffen verbalisanten ook een lege fles van het merk Mathieu 'Teisseire' aan. Meldster [B] vertelde dat zij op 8 juni 2024 omstreeks 23.15 uur de hond had uitgelaten. Zij was langs de locatie gelopen waar de goederen waren aangetroffen, maar had toen de goederen daar niet waargenomen. De volgende dag, 9 juni 2024, omstreeks 7.00 uur liet zij de hond uit en trof zij de jerrycan en andere spullen in de bosschage aan. [4] [B] heeft rondom haar woning camera’s hangen en had de camerabeelden aan de politie ter beschikking gesteld. Hierop zagen wij dat er op tijdsindicatie 09-06-2024 omstreeks 00.05 uur vier personen in beeld lopen, komende vanuit [straat] de steeg langs [adres 4] . De voorste persoon droeg een jerrycan. Verbalisanten realiseerden dat er een conflict gaande is tussen de families [achternaam van verdachte] en [achternaam van A] . Hierbij is in de nacht van 08-06-2024 en 09-06-2024 geschoten op [verdachte] . Verbalisant [verbalisant 2] realiseerde dat [A] woonachtig is op de [adres 5] . Deze woning is op korte afstand van de vindplaats van de goederen vandaan.

In een proces-verbaal van bevindingen is – zakelijk weergegeven – onder meer door de afdeling specialistische opsporing het volgende gerelateerd:

De in dit proces aangetroffen voorwerpen zijn 2 flessen en een jerrycan gevuld met vermoedelijk benzine. Tevens is er bij deze voorwerpen een doekje en 2 lege flessen aangetroffen. Een dergelijke constructie, een fles gevuld met een licht ontvlambare vloeistof, met in de flessenhals een (provisorische) lont, is een molotovcocktail. Een molotovcocktail is een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken

door middel van ontploffing. Deze voorwerpen zijn niet voor civiel gebruikt.

Derhalve zijn de beschreven voorwerpen elk afzonderlijk, een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie. [5]

In een proces-verbaal van bevindingen betreffende camerabeelden is – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende gerelateerd:

Beelden van [adres 6] deurbelcamera [6]

Op de beelden stond de datum van opname 2024-06-09.

00:05:05 uur - 00:05:13

Wij zagen dat er vier personen in het beeld van de camera voorbij liepen. De personen kwamen vanuit de richting [.] en liepen in de richting van de woning gelegen aan de [adres 6] . Ik kan de personen als volgt omschrijven:

Persoon 1

- iets vast in de rechterhand, ongeveer 30 bij 30 centimeter.

Persoon 2

Persoon 3

- tas in de rechterhand;

Persoon 4 [7]

00:26:09 uur - 00:26:15 uur

Wij zagen op de beelden weer 4 personen met hetzelfde signalement. Nu liepen de personen weer in de tegenovergestelde richting als eerst. Wij zagen dat personen 1 en 3 geen voorwerpen in hun handen hadden.

Medeverdachte [medeverdacht 1] is op 13 juni 2024 door de politie verhoord en heeft – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:

We liepen naar het schooltje waar het gesprek plaats zou vinden met één van die gasten. [8] [verdachte (voornaam)] , [medeverdachte 2 (voornaam)] en [medeverdachte 3 (voornaam)] wilden van die brandbare stoffen molotovcocktails maken. [9] Ze kwamen aangelopen met die benzinetank en wilden die flessen vullen en toen begonnen ze te schreeuwen bij school en toen zijn wij met de auto van [verdachte (voornaam)] weggereden.

Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.

3.3.2. Bewijsoverwegingen feit 1 3.3.2.1 Voorbereiding van een ontploffing teweegbrengen De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of feit 1 is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de beschuldiging omschreven voorwerpen (hierna: de middelen) bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de beschuldiging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had.

De advocaat van de verdachte heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de substantie in de aangetroffen jerrycan en flessen een licht ontvlambare vloeistof betrof. De rechtbank begrijpt het verweer van de advocaat van de verdachte zo dat zij daarmee stelt dat de aangetroffen middelen niet dienstig konden zijn voor het teweegbrengen van een ontploffing en dat de verdachte dat doel ook niet voor ogen had toen hij de middelen meebracht. De rechtbank overweegt als volgt.

Uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting volgt dat er in de bosschages op de [straat] twee glazen flessen zijn aangetroffen met geelkleurige vloeistof. In beide flessen zat een theedoek. Een deel van de theedoek hing in de vloeistof en een deel hing uit de fles. Meldster [C] , die de flessen heeft aangetroffen, heeft verklaard dat zij duidelijk een benzinegeur rook. Ook zijn er twee flessen en een jerrycan met vermoedelijk benzine aangetroffen en twee lege flessen en een doekje. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben gerelateerd dat de vloeistof in deze flessen en de jerrycan rook naar benzine/diesel. Vervolgens zijn al deze aangetroffen voorwerpen door de afdeling specialistische opsporing van de politie onderzocht en gecategoriseerd. De twee flessen met de theedoeken worden aangemerkt als molotovcocktail en gecategoriseerd als wapen in de zin van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM). Over de twee flessen gevuld met een gele vloeistof, de jerrycan, een doekje en twee lege flessen wordt geconcludeerd dat een dergelijke constructie een molotovcocktail betreft en ook deze voorwerpen worden gecategoriseerd als wapen in de zin van de WWM. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] verklaard dat de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2 (voornaam)] en [medeverdachte 3 (voornaam)] van de brandbare stoffen molotovcocktails wilden maken.

De rechtbank acht op grond van voornoemde omstandigheden, te weten de waargenomen geur ter plaatse en de processen-verbaal betreffende de categorisering van de voorwerpen en de verklaring van [medeverdachte 1] , bewezen dat de vloeistof in de flessen en jerrycan een brandstof (vermoedelijk benzine) betrof. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat er twee molotovcocktails zijn aangetroffen die al klaar waren voor gebruik en ook voorwerpen die geschikt waren voor het maken van molotovcocktails. Een molotovcocktail is bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing. Door deze molotovcocktails te maken en de voorwerpen gereed te hebben staan voor het maken van meerdere molotovcocktails, konden deze middelen dienstig zijn voor het gebruiken hiervan en dus het teweegbrengen van een ontploffing waarbij gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel kon ontstaan. 3.3.2.2 Medeplegen De rechtbank overweegt over de vraag of sprake is van medeplegen als volgt. De betrokkenheid bij een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.

De rechtbank acht hiervoor van belang dat de verdachte heeft verklaard dat hij in het kader van een conflict op 9 juni 2024 om middennacht met iemand had afgesproken bij de school [school] in de buurt van de [straat] . De verdachte heeft ook verklaard dat hij samen met medeverdachten [medeverdachte 1 (voornaam)] , [medeverdachte 2 (voornaam)] en [medeverdachte 3 (voornaam)] de flessen en jerrycan heeft ingeladen in de auto en dat zij samen vanuit restaurant [restaurant] zijn vertrokken naar de school. De drie jongens wisten van het conflict en gingen met de verdachte mee om hem te helpen. De verdachte heeft verklaard dat hij bang was voor de veiligheid van hemzelf en de jongens en hij daarom voor de zekerheid flessen en een jerrycan heeft meegenomen. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte en medeverdachten gezamenlijk richting de school lopen en twintig minuten later ook weer gezamenlijk teruglopen. De flessen en jerrycan zijn kort daarna (rond 07:00 uur ’s ochtends) gezien door een bewoner en de molotovcocktails zijn later die dag aangetroffen. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de verdachte en medeverdachten gezamenlijk het plan hadden om richting de school te gaan, daar in de buurt van de meegebrachte voorwerpen molotovcocktails te maken en deze zo nodig te gebruiken.

Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het medeplegen van het voorbereiden van een ontploffing teweegbrengen bewezen.

3.3.2.3 Alternatief scenario In het licht van de bewijsmiddelen acht de rechtbank het alternatieve scenario van de verdachte, inhoudende dat de verdachte enkel flessen en frituurvet mee had voor een ander doel (boobytraps) en dat wellicht een andere persoon (onderdeel van de groep waarmee de verdachte had afgesproken) de molotovcocktails op de aangetroffen plaats heeft neergelegd, volstrekt ongeloofwaardig.

3.3.3. Bewijsoverweging feit 2 Gelet op het reeds onder 3.3.2.1 overwogene acht de rechtbank eveneens bewezen dat de verdachte de molotovcocktails bewust aanwezig heeft gehad en hierover heeft kunnen beschikken.

3.3.4. Bewijsmiddelen feit 3 De rechtbank oordeelt dat feit 3 is bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen:

__De verdachte__heeft tijdens de zitting – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:

Mijn bijnaam is [bijnaam van verdachte] . De inbeslaggenomen iPhone 11 Pro droeg ik bij mij op 9 juni 2024 toen ik bij de school [school] was. Het klopt dat meerdere accounts op de telefoon op mijn naam staan. Op 20 mei 2024 is er op mijn broertje geschoten.

In een proces-verbaal van bevindingen is onder meer het volgende gerelateerd:

In dit onderzoek werden de telefoongesprekken van [verdachte] opgenomen en beluisterd. Op 21 mei 2024 omstreeks 12.09 uur vond het volgende gesprek plaats:

Beller: NNM

Gebelde: [bijnaam van verdachte] bijnaam van [verdachte (voornaam)]

(...)

NNM: wie is dit?

[verdachte] : [bijnaam van verdachte]

(…) [verdachte] : weetje nog die ding datje tegen mij zei toen je me buiten zag? kun je dat fixen?

NNM: ehhh jaaa ik kan wel ganoe man gewoon

[verdachte] : niet zo heet praten

NNM: ohhh ja man ik denk het wel gewoon ik ga die jongen connecten

[verdachte] : connect hem dan

NNM: hoeveel kan je maximaal betalen?

[verdachte] : kijk maar hoeveel die is, wacht wacht snap mij oke

NNM: is wel rond 3/4

[verdachte] : stuur via snap, app me je snap door.

Het is bij het onderzoeksteam bekend dat het woord Ganoe staat voor vuurwapen. [10]

In een proces-verbaal van bevindingen betreffende onderzoek telefoon [..] – aanschaf vuurwapen is – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende gerelateerd:

Ik deed onderzoek naar een Apple iPhone 11 Pro. [11] Ik zocht in de telefoon op useraccounts, waarbij ik meerdere opgeslagen accounts zag met voornamelijk de naam [verdachte] : -Username: [username 1] Service Type: Hotmail; -Name: [verdachte] , Username [username 7] Source: Linkedln; -Name: [verdachte] , APPLE ID [username 1] .

Bij het bekijken van de snapchat berichten, zag ik meerdere conversaties waarin afbeeldingen van vuurwapens dan wel berichten over de aanschaf van een vuurwapen in voorkwamen. [12]

Naam(username) [restaurant] ( [username 2] ) en [D] ( [username 3] )

Naam(username) [restaurant] ( [username 2] ) en [F] ( [username 4] ) [14]

Naam(username) [restaurant] ( [username 2] ) en [J] ( [username 5] ) [15]

Naam(username) [restaurant] ( [username 2] ) en [H] ( [username 6] ) [17]

In een proces-verbaal van bevindingen van 23 mei 2024 is door verbalisant [verbalisant 4] – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende gerelateerd:

Ik hoorde dat [verdachte] het volgende zei: 'Ja er is afgelopen weekend op me broertje geschoten, dat was wel schrikken en er is wel ruzie. Ik ben nog niet in bezit van een vuurwapen. We zijn wel geschrokken en we houden ons rustig.' Ik zag aan [verdachte] zijn gezichtsuitdrukking en lichaamstaal dat toen [verdachte] zei 'Nog geen vuurwapen' [verdachte] schrok van het woord 'nog'. [18]

3.3.4. Bewijsoverwegingen feit 3 De verdachte heeft verklaard dat ook anderen in restaurant [restaurant] gebruikmaakten van de telefoon die hij bij zich droeg en dat hij de berichten niet heeft verstuurd. De rechtbank acht die verklaring ongeloofwaardig en gaat er op grond van het navolgende van uit dat het de verdachte zelf is geweest die de berichten heeft gestuurd. Hiertoe overweegt de rechtbank dat op de onderzochte telefoon verschillende accounts stonden met de gegevens van de verdachte, waaronder zijn Apple ID. Ook is gebleken dat de verdachte de onderzochte telefoon bij zich droeg in de nacht van 9 juni 2024 toen hij naar [school] ging. Daar komt bij dat door de gebruiker ‘ [username 2] [restaurant] ’ op 20 en 21 mei 2024 meerdere Snapchatberichten zijn gestuurd waaruit blijkt dat er op het broertje van de gebruiker is geschoten, dat hij daarom ‘moet reageren’ en daarvoor een ‘ganoe’, een ‘vieze’ of ‘automatisch’ nodig heeft. Dat komt overeen met de situatie waarin de verdachte zich op dat moment bevond, want op 20 mei 2024 is het broertje van de verdachte neergeschoten. De rechtbank weegt bovendien mee dat de verdachte na zijn eerste aanhouding op 22 mei 2024 is heengezonden, waarbij hij tegen verbalisanten de opmerking maakte dat hij ‘nog niet’ in het bezit van een vuurwapen was. Verbalisant [verbalisant 4] merkt daarbij op dat de verdachte schrok dat hij het woord ‘nog’ gebruikte. Al deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien maken dat de rechtbank de overtuiging heeft dat de verdachte de persoon is geweest die als gebruiker ‘ [username 2] [restaurant] ’ in de genoemde gesprekken heeft geprobeerd een vuurwapen aan te schaffen.

3.4. Bewezenverklaring De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:

1 in de periode van 6 juni 2024 tot en met 9 juni 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk een ontploffing teweegbrengen waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is (ex artikel 157 lid 1 en lid 2 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk twee molotovcocktails (te weten glazen flessen gevuld met brandstof en met theedoeken welke deels uit de flessen hingen) en twee flessen gevuld met brandstof en een vaatdoekje en een jerrycan gevuld met brandstof, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;

2 in de periode van 6 juni 2024 tot en met 9 juni 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten twee molotovcocktails (te weten glazen flessen gevuld met brandstof en met theedoeken welke deels uit de flessen hingen), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;

3 in de periode van 20 mei 2024 tot en met 21 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om een vuurwapen van categorie II en/of categorie III voorhanden te krijgen,

  • tegen een thans onbekende derde in een chatgesprek heeft gezegd 'ik heb een vieze nodig kan je voor me fixen' en/of 'me broertje is gevouwd, ik moet reageren, heb nu iets nodig' en

  • aan een thans onbekende derde in een telefoongesprek heeft gevraagd of hij een 'ganoe' kan fixen en

  • met thans onbekende derden Snapchatgesprekken heeft gevoerd waarin hij, verdachte, heeft gezegd 'ik heb oorlog, heb goeden nodig' en/of 'heb je nog iets kunnen fixen' en 'kan je automatisch regelen' en ' [.] ' en '4k' en 'heb nu nodig, spoed, uzi' en waarin gesproken wordt over prijzen en waarin afbeeldingen van vuurwapens worden getoond.

De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4 Kwalificatie en strafbaarheid

4.1 Kwalificatie De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.

De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:

Eendaadse samenloop van de feiten 1 en 2:

  1. medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is

2 medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7º

en daarnaast:

3 poging tot handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

4.2 Strafbaarheid feiten en verdachte De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5 Straffen

5.1. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de oplegging van de algemene voorwaarde.

5.2. Standpunt van de verdediging De advocaat van de verdachte heeft verzocht om aan de verdachte op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel op te leggen (‘rechterlijk pardon’). De advocaat heeft hiervoor verwezen naar de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. De verdachte zou zijn afgeperst en doodsbang zijn geweest. Ook heeft de advocaat erop gewezen dat de verdachte bij oplegging van een straf of maatregelgeen Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) zal kunnen krijgen om in de zorg te werken. Dit terwijl de verdachte een opleiding tot verpleegkundige volgt.

5.3. Oordeel van de rechtbank

5.3.1. Algemene overweging Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ook houdt de rechtbank rekening met wat door rechters in min of meer vergelijkbare strafzaken is opgelegd.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

5.3.2. Ernst en omstandigheden van de feiten De verdachte heeft in de nacht van 9 juni 2024 met anderen ontploffingen voorbereid door molotovcocktails te maken. De verdachte had ook spullen bij zich die bedoeld waren om (meer) molotovcocktails te maken. De verdachte was de initiatiefnemer bij het kennelijke plan om de molotovcocktails (zo nodig) te gebruiken bij het gewelddadige conflict waarin de verdachte terecht was gekomen. Weliswaar zijn de molotovcocktails niet daadwerkelijk tot ontploffing gebracht, maar uit het dossier volgt niet dat dit aan de verdachte te danken is. Molotovcocktails zijn levensgevaarlijk en kunnen aanzienlijk letsel en schade veroorzaken. De aanwezigheid van molotovcocktails in een woonwijk veroorzaakt bovendien grote angst en onrust in de samenleving in het algemeen. Het gaat hier dan ook om ernstige feiten.

Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging om een vuurwapen voorhanden te krijgen. Uit het gemak waarmee de verdachte hierover spreekt in chatberichten, blijkt een pro-criminele houding.

De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij door zijn handelwijze op meerdere momenten heeft gekozen voor een ernstige vorm van eigenrichting om het conflict waar hij onderdeel van is op te lossen. De door de verdachte gekozen aanpak leidt enkel tot escalatie met in potentie desastreuze gevolgen. De verdachte heeft bovendien geen blijk gegeven van reflectie op zijn eigen rol in het gewelddadige conflict.

5.3.3. Persoonlijke omstandigheden van de verdachte De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van de verdachte kennis genomen van:

5.3.3.1. Het strafblad Uit het strafblad van de verdachte volgt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt het strafblad van de verdachte daarom niet mee in strafverzwarende dan wel strafmatigende zin.

5.3.3.2. Het reclasseringsadvies De reclassering ziet dat de verdachte instabiliteit kent op leefgebieden zoals huisvesting en psychosociaal functioneren. De verdachte heeft namelijk geen vaste woon- of verblijfplaats en hij heeft trauma gerelateerde klachten. De reclassering kan vanwege verdachtes ontkennende proceshouding geen verbanden leggen tussen leefgebieden en het tenlastegelegde. Bij een veroordeling is ook sprake van instabiliteit op het gebied van oplossingsvaardigheden en in dat geval maakt de reclassering zich zorgen om de houding van de verdachte. De reclassering merkt verder op dat het gewelddadige conflict en het sociale netwerk van de verdachte het recidiverisico verhogen. Dat geldt ook voor risico’s op het gebied van veiligheid.

De verdachte heeft hulpvragen die zijn gericht op huisvesting en psychosociaal functioneren, maar de reclassering kan niet stellen dat hierop gerichte bijzondere voorwaarden het recidiverisico zouden kunnen beperken. De reden hiervoor is de discrepantie tussen enerzijds de ernstige verdenking en anderzijds wat de verdachte over zijn leefgebieden vertelt en zijn houding. Door deze discrepantie kan de reclassering het recidiverisico niet goed inschatten. De verdachte zal zelf hulpverlening moeten zoeken voor zijn huisvestingsvraag en een eventueel benodigde behandeling. De reclassering adviseert daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden.

5.3.4 Op te leggen straf Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een gevangenisstraf van zes maanden opleggen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

De rechtbank heeft gekozen voor oplegging van een gevangenisstraf vanwege de ernst van de feiten. De rechtbank zal de context van de feiten (het conflict waarin de verdachte ook zelf slachtoffer is geworden van vuurwapengeweld) niet in strafmatigende zin meewegen. Hoewel de rechtbank ziet dat de verdachte in een lastige situatie zit door de veiligheidsrisico’s, zou een lichtere strafrechtelijke afdoening de ernst van het bewezenverklaarde en de verantwoordelijkheid van de verdachte daarin miskennen. Het doel van het voorwaardelijke strafdeel is om de verdachte ervan te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet, gelet op het advies van de reclassering, geen reden voor oplegging van bijzondere voorwaarden en zal daarom aan het voorwaardelijke strafdeel alleen de algemene voorwaarde verbinden dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.

6 Vordering benadeelde partij

6.1. Vordering van de benadeelde partij [I] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd en een vergoeding van immateriële schade gevorderd van € 1.000,-.

6.2. Oordeel van de rechtbank De rechtbank heeft ter zitting van 10 september 2025 de benadeelde partij kennelijk niet-ontvankelijk verklaard aangezien er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de vordering en de aan de orde zijnde strafbare feiten. De benadeelde partij is in de kosten van de verdachte veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten zijn tot op het moment van de zitting begroot op nihil.

7 Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straffen zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:

zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

  • verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;

  • verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;

Strafbaarheid feit

  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;

Strafbaarheid verdachte

  • verklaart de verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;

Straf

  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden;

  • bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

  • bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;

  • stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jarenvast;

  • als voorwaarde geldt dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Benadeelde partij

Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mr. H.C. Piet en mr. R.W. Nederveen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 september 2025.

Mr. Piet is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. Bijlage I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1 hij in of omstreeks de periode van 6 juni 2024 tot en met 9 juni 2024 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk een ontploffing teweegbrengen waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is (ex artikel 157 lid 1 en lid 2 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk twee molotovcocktails (te weten glazen flessen gevuld met brandstof en met theedoeken welke deels uit de flessen hingen) en/of twee flessen gevuld met brandstof en/of een vaatdoekje en/of een jerrycan gevuld met brandstof, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;

2 hij in of omstreeks de periode van 6 juni 2024 tot en met 9 juni 2024 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten twee molotovcocktails (te weten glazen flessen gevuld met brandstof en met theedoeken welke deels uit de flessen hingen) en/of twee flessen gevuld met brandstof en/of een vaatdoekje en/of een jerrycan gevuld met brandstof, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;

3 hij in of omstreeks de periode van 20 mei 2024 tot en met 16 juni 2024 te Lelystad, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om een vuurwapen van categorie II en/of categorie III voorhanden te krijgen,

  • tegen een thans onbekende derde in een chatgesprek heeft gezegd 'ik heb een vieze nodig kan je voor me fixen' en/of 'me broertje is gevouwd, ik moet reageren, heb nu iets nodig' en/of

  • aan een thans onbekende derde in een telefoongesprek heeft gevraagd of hij een 'ganoe' kan fixen en/of

  • met thans onbekende derden Snapchatgesprekken heeft gevoerd waarin hij, verdachte, heeft gezegd 'ik heb oorlog, heb goeden nodig' en/of 'heb je nog iets kunnen fixen' en/of 'kan je automatisch regelen' en/of ' [.] ' en/of '4k' en/of 'heb nu nodig, spoed, uzi' en/of waarin gesproken wordt over prijzen en/of waarin afbeeldingen van vuurwapens worden getoond en/of

  • meermalen op internet heeft gezocht naar 'alarmpistool 9mm p99'.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer MD2R024088, doorgenummerd pagina 1 tot en met 274. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.

Pagina 45.

Pagina 56.

Pagina 58.

Pagina 127.

Pagina 67.

Pagina 68.

Pagina 222.

Pagina 223.

Pagina 13.

Pagina 21.

Pagina 22.

Pagina 23.

Pagina 30.

Pagina 31.

Pagina 32.

Pagina 33.

Pagina 19.


Voetnoten

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer MD2R024088, doorgenummerd pagina 1 tot en met 274. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.

Pagina 45.

Pagina 56.

Pagina 58.

Pagina 127.

Pagina 67.

Pagina 68.

Pagina 222.

Pagina 223.

Pagina 13.

Pagina 21.

Pagina 22.

Pagina 30.

Pagina 31.

Pagina 33.

Pagina 19.