Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:5062 - Rechtbank Midden-Nederland - 24 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:506224 september 2025

Uitspraak inhoud

Civiel recht

Zittingsplaats Utrecht

Zaaknummer: C/16/567977 / HA ZA 24-5

Vonnis van 24 september 2025

in de zaak van

[eiser], wonende te [woonplaats] , eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie, hierna te noemen: [eiser] , advocaat: mr. G.A. van Gorcom,

tegen

[gedaagde] B.V., evestigd te [vestigingsplaats] , gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie, hierna te noemen: [gedaagde] , advocaat: mr. M. de Jong.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het tussenvonnis van 30 april 2025,- de akte na tussenvonnis en eisvermeerdering van [eiser] ,- de antwoordakte van [gedaagde] .

1.2. Daarna is bepaald dat vandaag een vonnis zal worden uitgesproken.

De kern van de zaak

1.3. [eiser] heeft met [gedaagde] een aannemingsovereenkomst gesloten voor de renovatie en isolatie van het dak van zijn woning. [eiser] vindt dat de door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden ondeugdelijk zijn uitgevoerd en vordert schadevergoeding. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om de deugdelijkheid van de door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden te beoordelen en de hoogte van de schade vast te stellen. [gedaagde] heeft het verschuldigde voorschot voor de kosten van de deskundige niet betaald. Daardoor heeft er geen deskundigenonderzoek plaatsgevonden. De rechtbank verbindt daar gevolgen aan en wijst de vorderingen van [eiser] grotendeels toe.

2 De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1. De vorderingen in conventie en in reconventie hangen met elkaar samen. Daarom zullen deze vorderingen hierna gezamenlijk worden behandeld.

De inhoud van de akte van [eiser] is niet in strijd met de goede procesorde

2.2. De inhoud van de akte van [eiser] is niet in strijd met de goede procesorde. [gedaagde] heeft gesteld dat de toelichting in de akte van [eiser] verder strekt dan wat de rechtbank heeft gevraagd. Dit zou in strijd met de goede procesorde zijn. [gedaagde] maakt niet concreet wat in de akte van [eiser] staat dat niet onder de door de rechtbank gevraagde toelichting valt. De rechtbank vindt ook niet dat de akte verder strekt dan dat wat zij gevraagd heeft.

De tekortkomingen in de nakoming van de aannemingsovereenkomst

2.3. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 26 juni 2024 overwogen dat [gedaagde] het voorschot op de kosten van de deskundige moet betalen. Hiertegen heeft [gedaagde] geen bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft de rechtbank in haar tussenvonnis van 9 oktober 2024 bepaald dat [gedaagde] het voorschot op de kosten van de deskundige moet betalen. In ditzelfde tussenvonnis is bepaald dat de rechtbank aan het niet voldoen aan deze verplichting de gevolgen kan verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de niet meewerkende partij. [gedaagde] heeft het voorschot niet betaald. Het deskundigenonderzoek heeft dan ook door zijn toedoen niet kunnen plaatsvinden. De gevolgen hiervan moeten voor zijn rekening en risico komen. De rechtbank verbindt aan het niet betalen van het voorschot dan ook de conclusie dat de door [eiser] gestelde gebreken aan het dak vaststaan. Deze gebreken zijn de in het rapport van de door [eiser] ingeschakelde deskundige, [deskundige] , van [adviesbureau] B.V. (hierna: [adviesbureau] ) opgesomde gebreken.[1] Voor de verdere beoordeling van de vorderingen van [eiser] neemt de rechtbank dus de hierin genoemde gebreken als uitgangspunt.

2.4. Dit heeft tot gevolg dat [gedaagde] ’ betwistingen van de door [eiser] gestelde gebreken al om die reden niet slagen. [gedaagde] heeft onder andere betwist dat het aanbrengen van de folie rechtstreeks op het dakbeschot een gebrek is. De rechtbank gaat er dus in navolging van het rapport van [adviesbureau] vanuit dat het aanbrengen van de folie rechtstreeks op het dakbeschot in strijd is met de instructies van de leverancier en wel een gebrek is. Dit lijkt overigens te worden bevestigd door de foto’s die [eiser] bij zijn laatste akte heeft overgelegd en waarop is te zien dat het materiaal opbolt tussen de latten en er op veel plaatsen isolatielekken te zien zijn. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat als zou komen vast te staan dat [gedaagde] de folie rechtstreeks op het dakbeschot heeft aangebracht omdat hij dit zo met [eiser] had afgesproken, althans dit uit de offerte viel af te leiden, [gedaagde] niet aan zijn waarschuwingsplicht zou hebben voldaan. Ook dan zouden de gevolgen hiervan voor rekening van [gedaagde] moeten komen.[2]

2.5. De gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] tegen [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting tot het realiseren van de tussen partijen overeengekomen dakrenovatie zal worden toegewezen.

[gedaagde] moet aan [eiser] een bedrag van € 59.187,40 voor herstelkosten betalen

2.6. [eiser] vordert € 62.254,75 aan vervangende schadevergoeding. Dit zijn volgens [eiser] de herstelkosten van het dak. [adviesbureau] heeft niet vastgesteld wat de herstelkosten voor de door haar geadviseerde werkzaamheden zijn. Als onderbouwing van de herstelkosten legt [eiser] een offerte van [A] over[3]. Omdat de herstelkosten door [gedaagde] gemotiveerd werden betwist heeft de rechtbank een deskundige benoemd om vast te stellen wat de herstelkosten van de door [adviesbureau] geadviseerde herstelwerkzaamheden zijn. Omdat dit onderzoek door toedoen van [gedaagde] niet heeft kunnen plaatsvinden, begroot de rechtbank de schade op basis van de offerte van [A] . Dit is namelijk de enige offerte voor de herstelkosten van het dak in het dossier en het is aan [gedaagde] te wijten dat de benoemde deskundige zich niet over deze kosten heeft kunnen uitlaten. De rechtbank zal dan ook, met uitzondering van de hierna genoemde kostenposten en bedragen, van de juistheid van deze offerte uitgaan.

2.7. De kosten voor de twee Velux dakramen van € 1.730,30 inclusief BTW (€ 1.430,00 exclusief BTW) komen niet voor vergoeding in aanmerking. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] erkend dat de vervanging van de dakramen niet met [gedaagde] is overeengekomen.

2.8. Ook de kosten voor vervanging van de dakbedekking van de dakkapel van € 1.337,05 inclusief BTW (€ 1.105,00 exclusief BTW) komen niet voor vergoeding in aanmerking. [eiser] heeft niet gesteld dat er gebreken aan de dakbedekking van de dakkapel waren en ook uit het rapport van [adviesbureau] blijkt niet dat er gebreken kleven aan de werkzaamheden aan het dak van de dakkapel.

2.9. Dit betekent dat [gedaagde] aan [eiser] € 59.187,40 (€ 62.254,75 -/- € 1.730,30 -/- € 1.337,05) aan herstelkosten moet betalen.

[gedaagde] is vanaf 20 september 2022 in verzuim

2.10. [eiser] vordert vervangende schadevergoeding. Voor zover nakoming niet al blijvend onmogelijk is, wat hier het geval is, wordt de verbintenis pas omgezet in een vervangende schadevergoeding als de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser hem schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert.[4] Uit de vordering van [eiser] maakt de rechtbank op dat [eiser] stelt dat [gedaagde] vanaf 5 september 2022 in verzuim is. Dit is onjuist.

2.11. Op 5 september 2022 heeft [eiser] aan [gedaagde] een ingebrekestelling gestuurd. In de ingebrekestelling staan de gebreken uitvoerig omschreven. [eiser] geeft [gedaagde] 14 dagen de tijd om de gebreken te herstellen. Daarop reageert de advocaat van [gedaagde] door maar een deel van de gebreken te bespreken. Deze gebreken erkent [gedaagde] niet. Hij zal de vermeende gebreken pas herstellen als [eiser] het restant van de factuur van € 3.817,69 van [gedaagde] heeft betaald. Op 27 oktober 2022 laat de advocaat van [eiser] aan [gedaagde] weten dat [eiser] de betaling van de factuur van € 3.817,69 opschort. [gedaagde] herstelt de gebreken niet.

2.12. Als [eiser] terecht de betaling van € 3.817,69 heeft opgeschort, heeft [gedaagde] de gebreken ten onrechte niet hersteld en is hij in verzuim. De rechtbank oordeelt dat dit het geval is. Uit nummer 2.7 van dit vonnis volgt dat [eiser] een (schade)vordering op [gedaagde] heeft. Aangezien de schadevordering van [eiser] voortvloeit uit de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden en de vordering van [gedaagde] ziet op de door hem verrichte werkzaamheden, is er voldoende samenhang tussen de vorderingen van [eiser] en [gedaagde] . [eiser] mocht dan ook zijn betalingsverplichting opschorten.

2.13. [gedaagde] weigerde dus ten onrechte om het werk te herstellen. [gedaagde] is dan ook vanaf 20 september 2022 (14 dagen na 5 september 2022) in verzuim. Op 27 oktober 2022 heeft de advocaat van [eiser] de mededeling gedaan dat [eiser] vervangende schadevergoeding in plaats van nakoming van de aannemingsovereenkomst wilde. Er wordt dus aan alle vereisten voor toewijzing van € 59.187,40 als vervangende schadevergoeding voldaan.

[gedaagde] moet daarnaast aan [eiser] een bedrag van € 2.057,09 betalen

2.14. [eiser] vordert nog een bedrag van € 4.507,23 aan schadevergoeding. Zoals al in het tussenvonnis van 26 juni 2024[5] is overwogen zal het bedrag van € 207,97 (noodreparatie in verband met een lekkage) worden toegewezen en het bedrag van € 2.450,14 (herstel van de schade aan de voordeur, zolderplafond en dakgoten) worden afgewezen.

2.15. De door [eiser] gevorderde kosten voor het schadeherstel van de gevel van € 1.849,12 worden toegewezen. Uit de toelichting van [eiser] en de door [eiser] overgelegde factuur van [bedrijf] begrijpt de rechtbank dat deze kosten zien op werkzaamheden om de dakpannen van de gevel van [eiser] en die van zijn buren op elkaar te laten aansluiten. Zo luiden de omschrijvingen op de factuur van de [bedrijf] aansluitend maken ten aanzien van de pannenlijn”. [gedaagde] heeft betwist dat zij deze kosten moet betalen, omdat die kosten al deel uitmaken van de offerte van [A] . [gedaagde] heeft niet concreet aangegeven onder welke kostenposten op de factuur van [A] deze kosten aan de gevel zouden vallen. Dit had gelet op de onderbouwing van [eiser] met de factuur van [bedrijf] wel gemoeten.

2.16. Daarom moet [gedaagde] een bedrag van € 2.057,09 (€ 207,97 + € 1.849,12) aan [eiser] aan schadevergoeding betalen.

De wettelijke rente over de schade moet vanaf 20 september 2022 worden betaald

2.17. Zoals in nummer 2.11 van dit vonnis is overwogen, is [gedaagde] vanaf 20 september 2022 in verzuim. Vanaf dat moment zal de wettelijke rente over de (vervangende) schadevergoeding worden toegewezen. [gedaagde] moet € 4.225,32 aan [eiser] betalen voor de onderzoekskosten van [adviesbureau]

2.18. Na eisvermeerdering vordert [eiser] in totaal € 5.161,86 als vergoeding voor de kosten van [adviesbureau] . Deze kosten zullen deels worden toegewezen, namelijk een bedrag van € 4.225,32. Dit bedrag komt overeen met het factuurbedrag van [adviesbureau] voor het eerste onderzoek en het rapport van 25 mei 2023. [gedaagde] heeft betwist dat hij deze kosten moet betalen. Volgens [gedaagde] was het inschakelen van [adviesbureau] door [gedaagde] onnodig en heeft [adviesbureau] geen antwoord gegeven op de vraag of [gedaagde] de hem gegunde opdracht correct heeft uitgevoerd. Uit dit vonnis en het vonnis van 26 juni 2024 blijkt dat de rechtbank haar oordeel grotendeels baseert op het onderzoek en rapport van 23 mei 2023 van [adviesbureau] . Dat wat [gedaagde] stelt klopt dan ook niet. De hoogte van deze kosten van [adviesbureau] wordt door [gedaagde] niet betwist en deze kosten zullen worden toegewezen.

2.19. De door [eiser] gevorderde vergoeding van de aanvullende advieswerkzaamheden van [adviesbureau] ter hoogte van € 936,54 wordt afgewezen. [eiser] heeft deze kosten namelijk niet onderbouwd, terwijl hij dit wel eenvoudig had kunnen doen, bijvoorbeeld door het overleggen van een factuur van [adviesbureau] (zoals hij voor het eerdere onderzoek van [adviesbureau] wel heeft gedaan) of een e-mail van [adviesbureau] waaruit deze kosten blijken.

[gedaagde] is dus in totaal € 65.469,81 (€ 59.187,40 + € 2.057,09 + € 4.225,32) aan schadevergoeding aan [eiser] verschuldigd.

[eiser] mag het openstaande factuurbedrag verrekenen met zijn schade

2.20. [gedaagde] heeft in totaal € 39.234,39 gefactureerd voor zijn werkzaamheden. Hiervan heeft [eiser] € 3.817,69 niet betaald. [gedaagde] heeft een tegenvordering ingesteld dat [eiser] dit bedrag van € 3.817,69 aan haar moet betalen. [eiser] doet een beroep op verrekening. Hij wil de door hem geleden schade deels verrekenen met de achterstallige factuur van [gedaagde] . Hiervoor is geoordeeld dat [gedaagde] een bedrag van in totaal € 65.469,81 aan [eiser] moet betalen. [eiser] mocht dit bedrag dan ook deels verrekenen met de achterstallige factuur van [gedaagde] . Het factuurbedrag van € 3.817,69 wordt van de schadevergoeding afgetrokken. Dit betekent dat [gedaagde] aan [eiser] € 61.652,12 (€ 65.469,81 -/- € 3.817,69) moet betalen. De vordering van [gedaagde] wordt dan afgewezen.

Buitengerechtelijke incassokosten

2.21. [eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Het gevorderde van € 1.757,13 wordt toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen. Omdat [eiser] niet heeft gesteld dat de schade (de buitengerechtelijke incassokosten) al eerder dan op de datum van de dagvaarding is geleden, zal de gevorderde rente worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. Dit is 19 december 2023.

[gedaagde] moet de proceskosten in conventie van [eiser] betalen

2.22. [gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in conventie (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:

[gedaagde] moet de proceskosten in reconventie van [eiser] betalen

2.23. [gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in reconventie (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:

2.24. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

in het incident

Het door [eiser] gevorderde voorschot wordt afgewezen

2.25. [eiser] heeft een voorschot gevorderd, omdat deze procedure nog lang zou kunnen duren. Dit is niet meer het geval, omdat de rechtbank met dit vonnis een eindvonnis wijst en daarmee deze procedure bij de rechtbank eindigt. [eiser] heeft geen belang meer bij deze vordering en het gevorderde voorschot wordt afgewezen.

2.26. Het incident heeft geen, althans geen noemenswaardige extra kosten voor [gedaagde] met zich meegebracht. Daarom compenseert de rechtbank de proceskosten in dit incident, voor zover die al zijn gemaakt.

3 De beslissing

De rechtbank

in conventie

3.1. verklaart voor recht dat [gedaagde] jegens [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen tot het realiseren van de tussen partijen overeengekomen dakrenovatie,

3.2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van € 61.652,12, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 20 september 2022 tot de dag van volledige betaling,

3.3. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.429,70 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf 19 december 2023, tot de dag van volledige betaling,

3.4. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 5.215,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,

in het incident

3.5. wijst het incident af,

3.6. compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt,

in reconventie

3.7. wijst de vorderingen van [gedaagde] af,

3.8. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.353,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,

in conventie en in reconventie

3.9. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

3.10. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,

3.11. verklaart dit vonnis wat betreft de onder 3.2 tot en met 3.4 en 3.8 tot en met 3.10 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,

3.12. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2025.

Mvd5633

Deze gebreken staan opgesomd in r.o. 3.9 van het tussenvonnis van 26 juni 2024.

Zie r.o. 3.12 van het tussenvonnis van 26 juni 2024.

Productie 16 van [eiser] .

Artikel 6:87 lid 1 BW.

R.o. 3.19 en 3.20 van het tussenvonnis van 26 juni 2024.


Voetnoten

Deze gebreken staan opgesomd in r.o. 3.9 van het tussenvonnis van 26 juni 2024.

Zie r.o. 3.12 van het tussenvonnis van 26 juni 2024.

Productie 16 van [eiser] .

Artikel 6:87 lid 1 BW.

R.o. 3.19 en 3.20 van het tussenvonnis van 26 juni 2024.