Uitspraak inhoud

Civiel recht kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 11475332 UC EXPL 25-61 CD/942

Verstekvonnis van 9 juli 2025

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres] B.V., gevestigd in [vestigingsplaats] , eisende partij, gemachtigde: LegalSteps B.V.,

tegen:

[gedaagde], wonend in [woonplaats] , gedaagde partij, niet verschenen.

1 De procedure

1.1. De eisende partij heeft gevorderd dat de gedaagde partij wordt veroordeeld om achterstallige bedragen en een gebruiksvergoeding aan haar te betalen, met rente en kosten, en om de gehuurde zaak op straffe van verbeurte van een dwangsom te retourneren, of in plaats daarvan een boete of schadevergoeding te betalen, zoals in de dagvaarding is omschreven.

1.2. De gedaagde partij heeft daar niet (op tijd) op gereageerd en ook geen uitstel gevraagd om op een later moment te mogen reageren. Daarom heeft de kantonrechter verstek verleend tegen de gedaagde partij.

1.3. Daarop volgt nu dit vonnis.

2 De kern van de zaak

2.1. De gedaagde partij heeft een huurovereenkomst gesloten met de eisende partij, op grond waarvan de gedaagde partij tegen betaling een mobiele telefoon (een Samsung S20+) in gebruik heeft gekregen. De gedaagde partij is opgehouden met betalen, waarna de eisende partij de overeenkomst heeft ontbonden. Dat heeft niet geleid tot betaling, maar de gedaagde partij heeft de telefoon ook niet teruggegeven aan de eisende partij. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij de telefoon alsnog moet teruggeven en een deel van de gevorderde bedragen moet betalen.

3 Ambtshalve toetsing door de kantonrechter

3.1. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een partij, handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf (de eisende partij), en een consument (de gedaagde partij). Op zo’n overeenkomst zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. Sommige consumentenbeschermende bepalingen worden zo belangrijk gevonden dat de kantonrechter ambtshalve (uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) moet beoordelen of die zijn nageleefd. Zo niet, dan moet de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden.

3.2. Op de overeenkomst zijn de informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing. De kantonrechter constateert dat onvoldoende is gesteld of gebleken dat tijdens het bestelproces op een juiste wijze informatie is gegeven over het herroepingsrecht. Dat recht is wel opgenomen in de algemene voorwaarden waarmee de gedaagde partij tijdens het bestelproces actief akkoord is gegaan, maar gesteld noch gebleken is dat de gedaagde partij er toen op is gewezen dat in de algemene voorwaarden informatie is opgenomen over het herroepingsrecht. Verder is niet gebleken dat de algemene voorwaarden op een duurzame gegevensdrager zijn verstrekt aan de gedaagde partij. In de huurovereenkomst is een link naar de online vindplaats van de algemene voorwaarden opgenomen, maar zo’n link kwalificeert niet als duurzame gegevensdrager. Gelet op de Richtlijn Sanctiemodel informatieplichten, vermindert de kantonrechter de betalingsverplichting van de gedaagde partij met 20%. Welk bedrag de gedaagde partij moet betalen wordt hierna beoordeeld.

3.3. De kantonrechter moet ook beoordelen of de eisende partij in de overeenkomst of in de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden ten aanzien van de verschillende onderdelen van de vordering regelingen heeft opgenomen, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de gedaagde partij daardoor aanzienlijk wordt benadeeld. Dat is niet het geval voor de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten, maar wel voor andere onderdelen van de vordering. Daar zal hierna aandacht aan worden besteed.

4 De beoordeling van de vordering door de kantonrechter

4.1. De eisende partij vordert betaling van de verschuldigde huurtermijnen die al vóór de ontbinding van de huurovereenkomst hadden moeten worden voldaan. Dit deel van de vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en het wordt daarom, vermeerderd met de daarover gevorderde wettelijke rente, toegewezen – zij het met inachtneming van de hiervoor genoemde sanctie van 20%. Het gaat om € 66,87, waarvan de gedaagde partij 80% moet betalen, dat wil zeggen € 53,50, vermeerderd met rente.

4.2. De eisende partij vordert verder dat de gedaagde partij de telefoon inlevert. Na ontbinding van de overeenkomst heeft de gedaagde partij geen recht meer op de telefoon. Die moet aan de eisende partij worden teruggegeven. Dit deel van de vordering is daarom toewijsbaar. Gebleken is dat de gedaagde partij de telefoon ondanks aanmaning nog niet uit zichzelf teruggeeft. Daarom bepaalt de kantonrechter dat de gedaagde partij een dwangsom verbeurt als de gedaagde partij de telefoon niet alsnog teruggeeft, en wel op de onder de beslissing van dit vonnis vermelde manier.

4.3. De eisende partij vordert ook betaling van een gebruiksvergoeding voor de periode tussen de ontbinding van de overeenkomst en de teruggave van het toestel. In principe heeft de eisende partij daar recht op, want de gedaagde partij heeft de telefoon nog onder zich en de eisende partij kan die nu niet aan een ander verhuren.

4.4. Maar de eisende partij heeft (onder meer) in artikel 11 lid 2 van de toepasselijke algemene voorwaarden opgenomen dat zij de telefoon in geval van ontbinding (op afstand) zal blokkeren via een zogenoemde lostmode. Na blokkering kan de gedaagde partij geen gebruik meer maken van de telefoon. Het evenwicht tussen de rechten en plichten van partijen zou, als de gedaagde partij toch zou moeten blijven betalen, ten nadele van de gedaagde partij aanzienlijk worden verstoord. Dat is onredelijk bezwarend voor de gedaagde partij als bedoeld in artikel 6:233 onder a BW. Daarom wordt het genoemde beding in artikel 11 lid 2 van de algemene voorwaarden vernietigd. Als gevolg daarvan wordt de gevorderde gebruikersvergoeding afgewezen.

4.5. Om dezelfde reden wordt ook de gevorderde boete vanwege het niet tijdig inleveren van de telefoon afgewezen. Ook deze boete is gebaseerd op contractuele bedingen, in de artikelen 7 lid 15 en 7 lid 16 van de algemene voorwaarden, die – in ieder geval gezamenlijk – het evenwicht tussen de rechten en plichten van partijen, ten nadele van de gedaagde partij, aanzienlijk verstoren, Ze leiden tot een onevenredig hoge vergoeding, ook omdat de boete in strijd met artikel 6:92 lid 2 BW niet in plaats van maar naast andere schadevergoeding is verschuldigd. Bovendien heeft de eisende partij ook in artikel 7 lid 16 nog eens de mogelijkheid bedongen om de telefoon op afstand te blokkeren. De bedingen worden daarom vernietigd en de gevorderde boete afgewezen. Als gevolg daarvan moet ook de gevorderde schadevergoeding worden afgewezen.[1]

4.6. De gevorderde vergoeding van € 40,00 voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten wordt wel toegewezen, omdat de eisende partij een aanmaningsbrief in het geding heeft gebracht waaruit blijkt dat zij heeft voldaan aan de eisen van artikel 6:96 lid 5 en 6 BW en het daarop gebaseerde Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.

4.7. Hoewel een deel van de vordering is afgewezen is de eisende partij wel terecht overgegaan tot dagvaarding. Zij heeft immers een toewijsbare vordering die zonder dagvaarding niet werd voldaan. Daarom moet de gedaagde partij de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de eisende partij worden begroot op:

  • dagvaarding € 113,54

  • griffierecht € 135,00

  • salaris gemachtigde € 40,00 (1 punt x tarief € 40,00)

  • nakosten € 20,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal € 308,54

4.8. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen op de onder de beslissing van dit vonnis vermelde manier. 5. De beslissing

De kantonrechter:

5.1. veroordeelt de gedaagde partij om tegen bewijs van kwijting € 93,50 aan de eisende partij te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 53,50 vanaf 24 juni 2024 tot de voldoening;

5.2. bepaalt dat de gedaagde partij de gehuurde telefoon (Samsung S20+) binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis moet inleveren bij de eisende partij en bepaalt dat gedaagde partij aan eisende partij een dwangsom verbeurt van € 18,00 voor iedere dag dat gedaagde partij in gebreke blijft hieraan te voldoen, tot een maximum van € 540,00;

5.3. veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten van € 308,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de gedaagde partij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de gedaagde partij ook de kosten van betekening betalen;

5.4. veroordeelt de gedaagde partij in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten, als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;

5.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.

Zie HvJ EU 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68 en HvJ EU 8 december 2022, ECLI:EU:C:2022:971.


Voetnoten

Zie HvJ EU 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68 en HvJ EU 8 december 2022, ECLI:EU:C:2022:971.