Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Roermond

Strafrecht

Parketnummer: 03/320367-24

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige strafkamer van 8 oktober 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005, [woonplaats]

De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.M.R. te Baerts, advocaat te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 september 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De nabestaanden van [het slachtoffer] te weten [naam 1] (hierna: de moeder) en [naam 2] (hierna: de zus) hebben gebruik gemaakt van het spreekrecht. De moeder is bijgestaan door mr. R.S.M. van der Leij, advocaat te Etten-Leur.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 16 juni 2024 in Linne als bestuurder van een auto: feit 1: (primair) [het slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd dan wel (subsidiair) door roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag en onder invloed van alcohol een ongeval heeft veroorzaakt waardoor [het slachtoffer] is gedood, dan wel (meer subsidiair)(A) als beginnend bestuurder onder invloed van alcohol heeft gereden en/of (B) met zijn rijgedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt*;* *feit 2:*als beginnend bestuurder onder invloed van alcohol heeft gereden.

3 De beoordeling van het bewijs

Inleiding Deze zaak betreft een verkeersongeval dat heeft plaatsgevonden op 16 juni 2024 omstreeks 02:20 uur in Linne, als gevolg waarvan de 18-jarige [het slachtoffer] om het leven is gekomen.

3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 1 primair tenlastegelegde doodslag, omdat van vol opzet geen sprake is en er onvoldoende bewijs is voor voorwaardelijk opzet. Met name ten aanzien van de volitieve component van voorwaardelijk opzet, het willens aanvaarden van de aanmerkelijke kans op de dood, is onvoldoende bewijs voorhanden.

Het onder 1 subsidiair en onder feit 2 tenlastegelegde kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen. Het rijgedrag van de verdachte is zonder meer als roekeloos aan te merken. De verdachte, die als beginnend bestuurder onder invloed van alcohol (1,05 promille) verkeerde, is de rotonde op de Rijksweg te Linne genaderd met een indicatieve snelheid van 84 kilometer per uur. Hij reed over een dubbele doorgetrokken streep, overschreed het puntstuk, passeerde de verhoogde middenberm aan de linkerzijde en reed zodoende op de rijstrook voor het tegemoetkomend verkeer. Hij nam vervolgens de rotonde in tegengestelde richting, verliet de rotonde op de verkeerde weghelft, waarbij hij niet of nauwelijks snelheid minderde. Het verkeersongeval dat volgde, als gevolg waarvan [het slachtoffer] (na enkele dagen in het ziekenhuis) is komen te overlijden, is aan zijn schuld te wijten.

3.2 Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van feit 1 primair. De verdachte heeft nooit opzet, in welke vorm dan ook, gehad op de dood van [het slachtoffer] : hij heeft haar dood nooit gewild en heeft ook de aanmerkelijke kans op haar dood nooit willen aanvaarden. Ten aanzien van het bewijs voor feit 1 subsidiair en feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte heeft de situatie ter plaatse totaal verkeerd ingeschat en niet op een overstekende verkeersdeelnemer gerekend. Het was een tragisch ongeluk veroorzaakt door roekeloos en ondoordacht rijgedrag van een onbezonnen jongeman.

3.3 Het oordeel van de rechtbank [1]

3.3.1 Vrijspraak feit 1 primair Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachte [het slachtoffer] opzettelijk om het leven heeft gebracht. Dat de verdachte met zijn rijgedrag, hoe gevaarlijk ook, opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) heeft gehad op haar dood, kan niet worden vastgesteld. De verdachte zal daarom van feit 1 primair worden vrijgesproken.

3.3.2 Bewijsmiddelen feit 1 subsidiair en feit 2 De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het onder 1, subsidiair en 2 tenlastegelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit. De rechtbank acht feit 1 subsidiair wettig en overtuigend bewezen op grond van:

  • het proces-verbaal van verhoor verdachte;[3]

  • het proces-verbaal Forensisch Onderzoek Plaats Delict;[4]

  • het schouwverslag, opgemaakt door T. Pelzer, forensisch arts;[5]

  • het proces-verbaal rijden onder invloed;[6]

  • de opdracht ten behoeve van Toxicologisch bloedonderzoek;[7]

  • het rapport van het Maasstad Ziekenhuis;[8]

  • het forensisch onderzoek persoon.[9]

De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen op grond van:

  • de opdracht ten behoeve van Toxicologisch bloedonderzoek;[11]

  • het rapport van het Maasstad Ziekenhuis.[12]

3.3.3 Bewijsoverweging De rechtbank merkt het rijgedrag van de verdachte zonder enig voorbehoud aan als roekeloos. De verdachte heeft meerdere fundamentele verkeersregels in zeer ernstige mate geschonden, zowel bij het naderen, als bij het nemen, als bij het afrijden van de rotonde. Hij heeft voorafgaand aan de rotonde niet zoveel mogelijk rechts gehouden, heeft de (dubbel) doorgetrokken middenaslijn overschreden, heeft over een puntstuk gereden, is in strijd met het verkeersbord D2 de aanwezige middengeleider links in plaats van rechts voorbijgereden, heeft daardoor het verkeersbord D1, dat hem voorschreef de rotonde rechtsom te nemen, en dat hij gezien zou hebben wanneer hij de middengeleider op de juiste wijze rechts was gepasseerd, geheel genegeerd, heeft de rotonde tegen de verplichte rijrichting in linksom genomen en is bij het verlaten van de rotonde met vrijwel gelijkblijvende snelheid nog steeds aan de verkeerde kant van de weg blijven rijden op de rijbaan voor het tegemoetkomend verkeer. De verdachte is dus een spookrijder geweest. Dit omvat aldus gedragingen die worden genoemd in artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW1994), en die op grond van artikel 175, tweede lid, WVW1994 de conclusie rechtvaardigen dat de verdachte roekeloos heeft gereden, nu de rechtbank van oordeel is dat de verdachte die verkeersregels opzettelijk in ernstige mate heeft geschonden. Daar komt nog bij dat de verdachte onder invloed van alcohol verkeerde, zoals genoemd in artikel 5a, tweede lid, WVW1994; de mate daarvan behoort in aanmerking te worden genomen.

Het kan niet anders dan dat de verdachte zich bewust was van zijn rijgedrag en hoezeer daarmee belangrijke verkeersregels werden geschonden. Daarbij neemt de rechtbank ook in ogenschouw dat de verdachte door één van zijn passagiers voorafgaand aan het verkeersongeval nog is aangesproken op de snelheid waarmee hij reed. Dit heeft de verdachte er echter niet toe gebracht om zijn snelheid aan te passen en rustiger te gaan rijden. Uit de feitelijke gedragingen van de verdachte en zijn antwoord op de vraag die hem in het politieverhoor werd gesteld waarom hij de rotonde over de verkeerde kant nam: “omdat het korter was”, is ook het opzet op de roekeloosheid gegeven.

3.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

feit 1 subsidiair: op 16 juni 2024 te Linne, in de gemeente Maasgouw, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Rijksweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten: [het slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen roekeloos waren en hieruit hebben bestaan dat verdachte, terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank, als beginnend bestuurder, voorafgaand aan een aldaar in die Rijksweg gelegen rotonde de middengeleider aan de verkeerde zijde is gepasseerd en met een, gelet op de verkeerssituatie en/of omstandigheden aldaar, te hoge snelheid en tegengesteld aan de verplichte rijrichting voormelde rotonde is opgereden en deze in tegengestelde richting heeft genomen en deze in tegengestelde richting heeft verlaten en onvoldoende heeft gelet op de weg vóór hem en/of op mogelijke weggebruikers op die weg vóór hem en de snelheid van het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig niet, althans onvoldoende, heeft verminderd, zulks op het moment dat de bestuurder van een bromfiets, zijnde voornoemde [het slachtoffer] , doende was die Rijksweg over te steken, waardoor een aanrijding is ontstaan tussen zijn, verdachtes, motorrijtuig en die bromfiets, althans de bestuurder van die bromfiets, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994;

feit 2: op 16 juni 2024 te Linne, in de gemeente Maasgouw, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1.05 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen zeven jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs voor de categorie AM was afgegeven en hij op het tijdstip van die afgifte de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:

feit 1, subsidiair en feit 2:

de eendaadse samenloop van:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, van deze wet

en

overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 (1,05 milligram). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Eendaadse samenloop Feit 1 subsidiair en feit 2 laten zich kwalificeren als in eendaadse samenloop begane feiten. De gedragingen leveren een in zodanige mate samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen in grote mate overeenkomt, namelijk de bescherming van de verkeersveiligheid, dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt. Daarbij geldt feitelijk dat feit 2 reeds als strafverzwarende omstandigheid bij feit 1, subsidiair is aangenomen.

5 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6 De straf

6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht – zoals geadviseerd door de reclassering – dient te worden toegepast en gevorderd aan de verdachte een jeugddetentie voor de duur van 24 maanden op te leggen, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een leerstraf van 35 uur voor de training Tools4U en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren met aftrek gevorderd.

6.2 Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. Volgens de raadsvrouw is een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke jeugddetentie en een voorwaardelijke rijontzegging een gepaste straf, waarbij zij erop heeft gewezen dat de verdachte van meet af aan verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Ten aanzien van de oplegging van bijzondere voorwaarden heeft de raadsvrouw de rechtbank in overweging gegeven om de door de reclassering geadviseerde voorwaarde van gedwongen traumaverwerking niet op te leggen, omdat dit juist averechts zou kunnen werken.

6.3 Het oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Ernst van de gedragingen De verdachte heeft zich op 16 juni 2024 schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval. Hij is, mede gelet op zijn beginnend bestuurderschap, onder behoorlijke invloed van alcohol en naar eigen zeggen na enig gebruik van cocaïne, lachgas en wiet, in de auto gestapt om enkele vrienden midden in de nacht naar huis te brengen na een festival en om daarna met andere vrienden nog ergens naartoe te gaan. Hoewel het gebruik van de andere middelen dan alcohol, gemeten na aankomst op het politiebureau, geen overschrijding van wettelijke normen heeft opgeleverd, tekent dit naar het oordeel van de rechtbank toch de nonchalance waarmee de verdachte de verkeersregels heeft veronachtzaamd. Kennelijk boeide het de verdachte totaal niet wat hij als bestuurder van een motorvoertuig allemaal uithaalde. De impulsieve, ondoordachte beslissing die de verdachte die nacht heeft genomen om de rotonde op de Rijksweg in Linne met een veel te hoge snelheid in tegengestelde richting te nemen, heeft het leven gekost aan de 18-jarige [het slachtoffer] .

De rechtbank neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij zich zodanig roekeloos heeft gedragen in het verkeer, dat er wel bijna ongelukken van moesten komen. Nederland is een druk land, en zoals gebleken is, is er altijd verkeer op de weg. In alle omstandigheden behoor je als verkeersdeelnemer rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van ander verkeer. Niet alleen de verdachte in zijn auto met andere inzittenden, niet alleen [het slachtoffer] op haar bromfiets, maar ook nog een andere fietser reed ter plekke, ieder naar zijn of haar eigen bestemming. Het is ronduit bizar om te bedenken een rotonde aan de verkeerde kant te nemen, omdat dat korter of sneller is, zelfs al is het midden in de nacht.

De rechtbank volgt de verdachte dan ook niet waar deze aangeeft dat hij een domme fout heeft gemaakt. Nee, alle beslissingen, die de verdachte genomen heeft in die nacht, heeft hij zelf gemaakt en had hij anders kunnen en vooral behoren te maken. De verdachte draagt een volle verantwoordelijkheid en daarmee ook een volle aansprakelijkheid voor het gebeurde.

Het leed dat de verdachte hiermee aan de nabestaanden van [het slachtoffer] heeft berokkend, is diep en onherstelbaar. Voor hen betekent dit een tragisch en onomkeerbaar verlies, zoals door de moeder en de zus van [het slachtoffer] op aangrijpende wijze verwoord bij gelegenheid van hun spreekrecht. [het slachtoffer] was, net als de verdachte, 18 jaar oud en was vol met toekomstplannen. Het betreft leed dat op geen enkele wijze zal kunnen worden gecompenseerd.

Persoon van de verdachte De verdachte is een jongen van (inmiddels) 19 jaar oud met een blanco strafblad. Op de dag van het verkeersongeval was hij 18 jaar oud en had hij nog maar drie maanden zijn autorijbewijs. Hij verklaarde op de zitting al wel een aantal boetes te hebben gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid (“geflitst”). De rechtbank heeft ter terechtzitting de indruk gekregen dat de verdachte het laakbare van zijn handelen inziet en dat hij ook zelf gebukt gaat onder de gevolgen. Zelf noemt hij het de grootste fout van zijn leven. Op de zitting heeft de verdachte zijn spijt betuigd en berouw getoond. Hij heeft de foto van [het slachtoffer] tijdens de zitting bekeken en heeft tijdens het spreekrecht de nabestaanden aangekeken, waarmee hij zich meer volwassen heeft getoond dan ten tijde van het verkeersongeval. Dat de verdachte een bereidheid heeft getoond om ooit in contact te treden met de nabestaanden wanneer zij dat zouden wensen, is gesteld en gebleken.

De straf De rechtbank realiseert zich dat geen straf ooit recht zal kunnen doen aan het leed van de nabestaanden, familie en vrienden van [het slachtoffer] . Het gaat om een zeer ernstig strafbaar feit met onomkeerbare gevolgen. Voor de verdachte moet duidelijk zijn dat dergelijk risicovol gedrag in het verkeer onaanvaardbaar is. Hij had op meerdere momenten andere beslissingen kunnen en moeten nemen. Deelname aan het verkeer brengt een grote verantwoordelijkheid voor de veiligheid en het leven van anderen met zich.

De rechtbank is van oordeel dat, mede vanuit het oogpunt van vergelding en generale preventie, en gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming inhoudt. Het wettelijke strafmaximum dat volgens artikel 175, lid 2 jo. lid 3 van de Wegenverkeerswet 1994 voor het onder feit 1, subsidiair bewezenverklaarde kan worden opgelegd, is een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren. Het is apert dat de wetgever hiermee tot uitdrukking heeft willen brengen dat door roekeloosheid veroorzaakte dodelijke verkeersongevallen, zeker wanneer deze onder invloed van alcohol begaan zijn, louter serieus te bestraffen zijn.

De optie om een alternatieve straf op te leggen is eenvoudigweg niet aan de orde in deze zaak.

Toepassing van het jeugdstrafrecht De rechtbank heeft rekening gehouden met het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 9 september 2025. In het advies komt het beeld naar voren van iemand die jonger overkomt dan zijn leeftijd, impulsief gedrag vertoont, ondoordachte keuzes maakt en minder goed de gevolgen van zijn handelen kan overzien. De reclassering beschrijft de verdachte als iemand die hulp en sturing nodig heeft en daar ook nog voor openstaat. De verdachte zit in zijn laatste jaar van de beroepsbegeleidende opleiding tot monteur. De reclassering acht het zeer wenselijk dat hij zijn werk en opleiding kan behouden om zo de opleiding te kunnen afronden en zijn diploma te behalen, en adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen en in te zetten op gezinsgerichte pedagogische hulpverlening en begeleiding. Mocht de rechtbank overwegen een vrijheidsstraf op te leggen, dan adviseert de reclassering om de verdachte te plaatsten in een [Instelling] zodat hij zijn beroepsbegeleidende opleiding kan afmaken.

Ten aanzien van het advies van de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen, overweegt de rechtbank het volgende.

De verdachte was ten tijde van het plegen van het strafbare feit meerderjarig, zodat in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing is. In artikel 77c Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de rechtbank, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van een jongvolwassen dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, het jeugdstrafrecht kan toepassen.

In de aard en de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het delict is begaan ziet de rechtbank geen grond om tot toepassing van het jeugdstrafrecht over te gaan. De leeftijd van de verdachte, zijn houding, zijn vaardigheden en met name zijn psychosociaal functioneren geven echter wel reden om af te wijken van de hoofdregel van berechting volgens het meerderjarigenstrafrecht. De nog niet uitgerijpte persoonlijkheid van de verdachte, gecombineerd met de omstandigheid dat hij nog leerbaar is, maken dat de rechtbank kiest voor een vrijheidsbenemende straf die de verdachte de ruimte biedt om zich verder te scholen en ontwikkelen. De rechtbank zal de verdachte daarom berechten conform het jeugdstrafrecht.

De rechtbank heeft de oproep van de moeder van [het slachtoffer] , bij gelegenheid van haar spreekrecht gedaan, om de verdachte naar meerderjarigenstrafrecht te berechten, serieus beluisterd en deze ook in haar beraadslagingen betrokken. In feite is naar logica weinig af te dingen op hetgeen zij onder de aandacht heeft gebracht, te weten dat een meerderjarige die als 18-jarige wettelijk de rijbevoegdheid verleend heeft gekregen en een auto bestuurt op de openbare weg, zich heel volwassen zal voelen, maar zich ook volwassen behoort te gedragen, en dat het tegen die achtergrond raar zou zijn om diegene als hij zich als bestuurder van een motorrijtuig aan ernstig strafbaar gedrag schuldig maakt, ineens als jeugdige te gaan berechten. Niettemin is het op dit punt de keuze van de wetgever geweest om deze optie in de wet op te nemen, in de gevallen die daartoe aanleiding geven.

Ten slotte acht de rechtbank de toepassing van het jeugdstrafrecht aangewezen, teneinde heel concreet te voorkomen dat de verdachte, zoals hij is, bij tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straf geplaatst zal worden in een gevangenispopulatie met alleen maar volwassen medegedetineerden.

De rechtbank acht - net als de officier van justitie - een jeugddetentie van 24 maanden met aftrek passend. In het jeugdstrafrecht is uitdrukkelijk de koppeling tussen strafmaximum en feit losgelaten, maar is voorzien in andere, generieke, maximumstraffen die voor jeugdigen kunnen worden opgelegd, naar gelang hun leeftijd. Voor de verdachte is een jeugddetentie van vierentwintig maanden de maximale. De zwaarte van het bewezenverklaarde maakt oplegging van deze straf verdiend en volstrekt proportioneel. De rechtbank zal een deel van die straf, groot 8 maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde begeleiding vanuit de jeugdreclassering, ambulante behandeling en de verplichting tot het volgen van onderwijs. De verdediging heeft de rechtbank nog in overweging gegeven om de traumabehandeling in een vrijwillig kader te laten plaatsvinden, omdat traumabehandeling in een verplicht kader ook averechts kan werken. Desondanks acht de rechtbank traumabehandeling in een vrijwillig kader te vrijblijvend. De rechtbank gaat ervan uit dat de instelling die de (trauma)behandeling zal verzorgen oog heeft voor de mogelijk averechtse effecten en de behandeling zo nodig zal aanpassen. De gecertificeerde instelling Bureau Jeugdzorg Limburg wordt aangewezen als toezichthouder. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het afzonderlijk opleggen van de leerstraf Tools4U, omdat de verdachte zowel binnen het kader van zijn jeugddetentie als in het kader van de daarna toepasbare ambulante behandeling al persoonlijke begeleiding, behandeling en ondersteuning zal krijgen. De rechtbank adviseert in het kader van de uitvoering van de jeugddetentie om de verdachte te laten plaatsen in de [Instelling] .

Naast de jeugddetentie zal de rechtbank, eveneens zoals geëist, ter bescherming van de verkeersveiligheid, aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen van 4 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest. De verdachte heeft de rijbevoegdheid die hem is verleend hoegenaamd niet waargemaakt; hij heeft integendeel, door alom te zondigen tegen de verschillende verkeersregels, aangetoond dat hij niet kan omgaan met de vrijheid van het mogen besturen van een auto, zodat hem dit voorlopig door de rechtbank zal worden ontzegd. Dit betekent ook dat hij voorlopig niet opnieuw rijles zal mogen nemen of voor zijn rijbewijs zal mogen opgaan.

De rechtbank realiseert zich de ongemakken die de verdachte zal ondervinden met jeugddetentie en ontzegging van de rijbevoegdheid, maar realiseert zich nog meer dat aan [het slachtoffer] geen enkel perspectief op wat dan ook is gegeven, doordat de verdachte haar doodgereden heeft. Wat aan de verdachte met het vorenstaande is opgelegd is welbeschouwd verwaarloosbaar tegenover het overlijden van [het slachtoffer] , de verdachte zal op zijn minst door deze zure appel heen mogen bijten. De weegschaal, die de rechter symbolisch hanteert bij de berechting, voldoet vanzelfsprekend niet in zaken als de onderhavige, herstel van het evenwicht zal nooit gevonden kunnen worden.

7 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 55, 77c, 77g, 77i, 77r, 77x, 77y, 77z en 77aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8 De beslissing

De rechtbank: Vrijspraak

  • verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;

Bewezenverklaring

Strafbaarheid

Jeugddetentie

  • bepaalt dat een gedeelte van de straf groot 8 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;

  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:

a. begeleiding door jeugdreclassering:

de veroordeelde werkt mee aan het toezicht door de jeugdreclassering en meldt zich op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;

ambulante behandeling:

de veroordeelde laat zich behandelen door een instelling voor (trauma)behandeling, te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;

volgen van onderwijs:

de veroordeelde volgt [naam opleiding] ’ aan [schoolnaam] in [plaats] , voor de duur van de opleiding of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, of een vergelijkbare opleiding;

Bijkomende straf

  • ontzegt de verdachte voor feit 1, subsidiair de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd dat zijn rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest overeenkomstig artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994;

Advies omtrent de tenuitvoerlegging

  • adviseert in het kader van de uitvoering van de jeugddetentie om de veroordeelde te laten plaatsen in de [Instelling] .

Dit vonnis is gewezen door mr. L.H.M. Geuns, voorzitter, mr. K.G. Witteman en mr. B. de Groot, rechters en tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. Bongers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 oktober 2025.

Buiten staat Mr. Witteman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. BIJLAGE: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

feit 1:

hij op of omstreeks 16 juni 2024 te Linne, in de gemeente Maasgouw [het slachtoffer] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, door als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), op de Rijksweg,

  • voorafgaand aan een aldaar gelegen rotonde de middengeleider aan de verkeerde (linker) zijde te passeren en/of

  • met een, gelet op de verkeerssituatie en/of omstandigheden aldaar, te hoge snelheid en/of tegengesteld aan de verplichte rijrichting voornoemde rotonde op te rijden en/of

-voornoemde rotonde in tegengestelde richting te nemen en/of -voornoemde rotonde in tegengestelde richting te verlaten en/of -vervolgens tegen die op een bromfiets rijdende en de weg, waarop verdachte reed, overstekende [het slachtoffer] aan te rijden, terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 16 juni 2024 te Linne, in de gemeente Maasgouw, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Rijksweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten: [het slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, waren en hieruit hebben bestaan dat verdachte, terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank, als beginnend bestuurder, voorafgaand aan een aldaar in die Rijksweg gelegen rotonde de middengeleider aan de verkeerde (linker)zijde is gepasseerd en/of

  • met een, gelet op de verkeerssituatie en/of omstandigheden aldaar, te hoge snelheid en/of tegengesteld aan de verplichte rijrichting voormelde rotonde is opgereden en/of deze in tegengestelde richting heeft genomen en/of deze in tegengestelde heeft verlaten en/of niet, althans onvoldoende, heeft gelet op de weg vóór hem en/of op mogelijke weggebruikers op die weg vóór hem en/of de snelheid van het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig niet, althans onvoldoende, heeft verminderd en/of niet, althans onvoldoende heeft uitgeweken, zulks op het moment dat de bestuurder van een bromfiets, zijnde voornoemde [het slachtoffer] , doende was die Rijksweg over te steken,

waardoor, althans mede waardoor, een botsing, aan- en/of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig en die bromfiets, althans de bestuurder van die bromfiets, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

A hij op of omstreeks 16 juni 2024 te Linne, in de gemeente Maasgouw als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,05 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen zeven jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs voor de categorie AM of T is afgegeven en hij op het tijdstip van die afgifte de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;

B hij op of omstreeks 16 juni 2024 te Linne, in de gemeente Maasgouw als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Rijksweg,- voorafgaand aan een aldaar in die Rijksweg gelegen rotonde de middengeleider aan de verkeerde (linker)zijde is gepasseerd en/of- met een, gelet op de verkeerssituatie en/of omstandigheden aldaar, te hoge snelheid en/of tegengesteld aan de verplichte rijrichting voormelde rotonde is opgereden en/of deze in tegengestelde richting heeft genomen en/of deze in tegengestelde richting heeft verlaten en/of- vervolgens tegen een, de weg waarop verdachte reed, overstekende bestuurder van een bromfiets, althans diens bromfiets, is aangereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

feit 2:

hij op of omstreeks 16 juni 2024 te Linne, in de gemeente Maasgouw als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1.05 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen zeven jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs voor de categorie AM of T is afgegeven en hij op het tijdstip van die afgifte de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024096400, gesloten op 7 oktober 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 175.

Proces-verbaal aanrijding misdrijf van 7 oktober 2024, p. 2-4.

Proces-verbaal van verhoor verdachte van 17 juni 2024, 70-75.

Proces-verbaal Forensisch Onderzoek Plaats Delict van 25 september 2024, p. 114-130, 139-140, 143-152.

Schouwverslag [het slachtoffer] van 29 juni 2024, p. 173-174.

Proces-verbaal rijden onder invloed van 30 september 2024, p. 95-97.

Opdracht ten behoeve van Toxicologisch bloedonderzoek van 16 juni 2024, p. 100.

Rapport Maasstad Ziekenhuis van 22 juli 2024, p. 105-106.

Proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, p. 163-164.

Proces-verbaal rijden onder invloed van 30 september 2024, p. 95-97.

Opdracht ten behoeve van Toxicologisch bloedonderzoek van 16 juni 2024, p. 100.

Rapport Maasstad Ziekenhuis van 22 juli 2024, p. 105-106.


Voetnoten

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024096400, gesloten op 7 oktober 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 175.

Proces-verbaal van verhoor verdachte van 17 juni 2024, 70-75.

Proces-verbaal Forensisch Onderzoek Plaats Delict van 25 september 2024, p. 114-130, 139-140, 143-152.

Schouwverslag [het slachtoffer] van 29 juni 2024, p. 173-174.

Proces-verbaal rijden onder invloed van 30 september 2024, p. 95-97.

Opdracht ten behoeve van Toxicologisch bloedonderzoek van 16 juni 2024, p. 100.

Rapport Maasstad Ziekenhuis van 22 juli 2024, p. 105-106.

Proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, p. 163-164.

Opdracht ten behoeve van Toxicologisch bloedonderzoek van 16 juni 2024, p. 100.

Rapport Maasstad Ziekenhuis van 22 juli 2024, p. 105-106.