Terug naar bibliotheek
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2025:8646 - Ontslag op staande voet na betreden bedrijfspand ondanks toegangsverbod - 4 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBLIM:2025:86464 september 2025

Essentie

De Rechtbank Limburg oordeelt dat een ontslag op staande voet rechtsgeldig is. De werknemer betrad, in strijd met een expliciet toegangsverbod, het bedrijfspand en benaderde een computer. Dit handelen wordt gekwalificeerd als een dringende reden die een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.

Rechtsgebieden

Civiel RechtArbeidsrecht

Uitspraak inhoud

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer / rekestnummer: 11754461 \ AZ VERZ 25-63

Beschikking van 28 augustus 2025

in de zaak van

[verzoeker], wonend te [woonplaats 1] , verzoekende partij, verwerende partij in het tegenverzoek, hierna te noemen: [verzoeker] , gemachtigde: mr. O.J. Praamstra,

tegen

1. [verweerster sub 1] ,erfgenaam van wijlen[erflater] H.O.D.N. [handelsnaam] ,

wonend te [woonplaats 2] ,

2. [verweerder sub 2] ,erfgenaam van wijlen[erflater] H.O.D.N. [handelsnaam],

wonend te [woonplaats 3] ,

3. [verweerster sub 3] ,erfgenaam van wijlen[erflater] H.O.D.N. [handelsnaam],

wonend te [woonplaats 4] ,

4. [verweerster sub 4] ,erfgenaam van wijlen[erflater] H.O.D.N. [handelsnaam] ,

wonend te [woonplaats 5] ,

5. [verweerder sub 5] ,erfgenaam van wijlen[erflater] H.O.D.N. [handelsnaam] ,

wonend te [woonplaats 3] , verwerende partijen, verzoekende partijen in het tegenverzoek, hierna te noemen: de erfgenamen, gemachtigde: mr. S.M.M. Hamers.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het verzoekschrift met bijlagen 1 tot en met 22

  • het verweerschrift, met (voorwaardelijke) tegenverzoeken, met bijlagen 1 tot en met 16

  • een herziene versie van het verzoekschrift met bijlagen 23 tot en met 29

  • de spreekaantekeningen van mr. Praamstra

  • de mondelinge behandeling van 14 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2. De beschikking is bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1. [verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1982, is sinds 1 januari 2020 in dienst bij [erflater] , handelende onder de naam [handelsnaam] , aanvankelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en sinds 1 februari 2021 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De functie van [verzoeker] is volgens de tekst van de arbeidsovereenkomst algemeen en technisch medewerker (bijlage 3 verzoekschrift). Vóór 1 januari 2020 heeft [verzoeker] ook werkzaamheden voor [handelsnaam] verricht (maar tussen partijen is in geschil of dat sporadisch was dan wel in de avonduren op maandag tot en met vrijdag).

2.2. [verzoeker] drijft met toestemming van [handelsnaam] sinds 1 februari 2022 een onderneming op hetzelfde adres als waarop [handelsnaam] is gevestigd (bijlagen 4 en 5 verzoekschrift).

2.3. [verzoeker] heeft met enige regelmaat financiële problemen gekend en had als gevolg daarvan schuldeisers. [handelsnaam] was daarvan op de hoogte.

2.4. [verzoeker] heeft in oktober 2021 van [handelsnaam] een auto gekocht, een Volkswagen Caddy, met kenteken [kenteken] , voor een bedrag van € 11.499,00. Partijen zijn overeengekomen dat [verzoeker] daarvoor maandelijks contant een bedrag zou betalen en in maart 2023 heeft [verzoeker] de laatste termijn van de koopprijs voldaan. De Volkswagen Caddy is vervolgens niet op naam van [verzoeker] overgeschreven in verband met het risico dat schuldeisers van [verzoeker] beslag erop zouden leggen.

2.5. Op 16 september 2024 heeft [handelsnaam] [verzoeker] de toegang tot het bedrijfspand en de terreinen van [handelsnaam] ontzegd en verzocht de sleutels per direct in te leveren. In de brief staat voor zover relevant (bijlage 6 verzoekschrift):

“(…) Velerlei gebeurtenissen hebben onze verstandhouding te niet gedaan. Van mijn kant is er geen enkel vertrouwen meer in u. Er is sprake van een duurzame ontwrichte arbeidsrelatie. Uw handelen van de laatste tijd schaadt de bedrijfsvoering van [handelsnaam] . Daarom heb ik besloten afstand te nemen van uw persoon. Dit betekent voor u dat u na deze mededeling van deze boodschap en het verstrekken van deze brief, u geen toegang meer heeft tot het bedrijfspand en terreinen van [handelsnaam] (…) U dient uw sleutels, afstandsbediening en druppels van deze locatie per direct in te leveren (…)”

2.6. Bij brief van 24 september 2024 heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt tegen de non-actiefstelling en zich bereid en beschikbaar gesteld voor het verrichten van werkzaamheden. Tevens heeft [verzoeker] een lijst van eigendommen toegevoegd, die hij graag terug zou ontvangen (bijlage 7 verzoekschrift).

2.7. Partijen hebben vervolgens gecorrespondeerd over beëindiging van de arbeidsovereenkomst maar zijn niet tot overeenstemming gekomen omdat zij twisten over de toepasselijkheid van de Cao Motorvoertuigen en Tweewielerbedrijf, de deelneming aan het Pensioenfonds Metaal en Techniek en uitbetaling van loon (bijlagen 8 tot en met 11 verzoekschrift).

2.8. Op 19 maart 2025 heeft [erflater] , eigenaar van [handelsnaam] , bij de politie aangifte gedaan van verduistering in dienstbetrekking gepleegd door [verzoeker] . In het daarvan opgemaakte proces-verbaal staat voor zover relevant (bijlage 26 herziene versie van het verzoekschrift):

“(…) Met deze aangifte wil ik mijn VW Caddy terug die [verzoeker] in zijn bezit heeft (…)”

2.9. Omstreeks 20 maart 2025 is [verzoeker] door de politie benaderd en opgeroepen voor een verhoor in verband met voormelde aangifte.

2.10. Op 22 april 2025 heeft [verzoeker] de winkel en werkplaats van [handelsnaam] betreden en heeft hij achter de computer plaatsgenomen.

2.11. Op 23 april 2025 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. In de brief van (de gemachtigde van) [handelsnaam] aan (de gemachtigde van) [verzoeker] staat voor zover relevant (bijlage 16 verzoekschrift):

“(…) Cliënt heeft van één van zijn medewerkers vernomen dat op 22 april 2025 aan het einde van de ochtend een persoon met donkere kleding (met pet, capuchon en rugzak) de winkel en werkplaats van [handelsnaam] heeft betreden. Deze medewerker heeft voornoemde persoon gezien in de werkplaats, alwaar deze persoon achter de computer in de werkplaats had plaatsgenomen. (…) Geconstateerd is (…) dat een stekker (USB-aansluiting) uit de betreffende computer is verwijderd.

Na dit incident zijn de camerabeelden bekeken. (…) Aan de hand van de camerabeelden is vastgesteld dat uw cliënt (de heer [verzoeker] ) voornoemde persoon is (gekleed in donkere kleding) die de winkel en de werkplaats heeft betreden op 22 april 2025.

Reeds eerder is uw cliënt de toegang tot het bedrijfspand en de terreinen van [handelsnaam] ontzegd. Uw cliënt heeft in strijd met deze ontzegging, zonder toestemming, het terrein en bedrijfspand (winkel en werkplaats) betreden waarbij uw cliënt heeft plaatsgenomen achter de computer in de werkplaats en/of toegang verschaft, althans getracht te verschaffen, tot de computer en de daarop beschikbare gegevens. Uw cliënt had (en heeft) aldaar niets te zoeken. Door voornoemde handelswijze weigert uw cliënt te voldoen aan de bevelen c.q. opdrachten van cliënt als werkgever en/of veronachtzaamt de plichten die de arbeidsovereenkomst uw cliënt oplegt grovelijk. Uw cliënt kan niet worden vertrouwd door cliënt en de gedragingen van uw cliënt leiden ook tot een onveilig gevoel op de werkvloer. Voor cliënt levert/leveren dit, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, reden(en) op om uw cliënt op staande voet te ontslaan. (…)”

2.12. Op [overlijdensdatum] 2025 is [erflater] , eigenaar van [handelsnaam] , overleden.

2.13. De erfgenamen treden inmiddels onder hun naam in deze procedure op, nadat zij analoog aan het bepaalde in artikel 53 Rv aanvankelijk als “gezamenlijke erfgenamen” door [verzoeker] in de zaak waren betrokken.

3 Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1. [verzoeker] verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

a. € 1.850,00 bruto per maand, vermeerderd met vakantiebijslag, vanaf 1 januari 2020, b. € 1.850,00 bruto + € 650,00 netto per maand, vermeerderd met vakantiebijslag, vanaf 1 oktober 2021, c. € 2.035,00 bruto + € 650,00 netto per maand, vermeerderd met vakantiebijslag, vanaf 1 januari 2023, d. € 2.035,00 bruto + € 715,00 netto per maand, vermeerderd met vakantiebijslag, vanaf 1 februari 2023, e. € 2.201,94 bruto + € 715,00 netto per maand, vermeerderd met vakantiebijslag, vanaf 1 januari 2024, f. € 2.269,97 bruto + € 715,00 netto per maand, vermeerderd met vakantiebijslag, vanaf 1 juli 2024, g. € 2.324,12 bruto + € 715,00 netto per maand, vermeerderd met vakantiebijslag, vanaf 1 januari 2025,

  1. voor recht te verklaren dat de erfgenamen gehouden zijn loonbelasting en sociale premies over de hiervoor onder 3 b tot en met g genoemde netto loonbedragen te voldoen aan de daartoe aangewezen overheidsinstanties, zodanig dat die belasting en premies ten laste van [handelsnaam] komen, en niet ten laste van [verzoeker] worden gebracht,

  2. voor recht te verklaren dat [verzoeker] recht heeft op het overeengekomen loon als hiervoor genoemd onder 3, gebruteerd als hiervoor genoemd onder 4, danwel indien dat meer bedraagt, zulks steeds per maand te beoordelen, het loon overeenkomstig functiegroep G danwel F als bedoeld in de Cao Motorvoertuigen en Tweewielerbedrijf (maar gecorrigeerd naar een werkweek van 40 uur),

  3. de erfgenamen te veroordelen tot betaling van het loon van (tenminste) € 3.554,74 bruto per maand, vermeerderd met vakantiebijslag, vanaf 1 april 2025 tot aan de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te verhogen met hetgeen uit de van tijd tot tijd te wijzigen Cao en uit de wet voortvloeit,

  4. de erfgenamen te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente,

  5. de erfgenamen te veroordelen tot het verstrekken van deugdelijke loonstroken,

  6. de erfgenamen te veroordelen om [verzoeker] aan te melden als deelnemer bij het Pensioenfonds Metaal en Techniek en daarbij als datum aanvang dienstverband op te geven 1 april 2019 althans 1 januari 2020 en voorts aan Pensioenfonds Metaal en Techniek de lonen en loonbedragen op te geven, zoals door de rechtbank in deze beschikking vastgesteld, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom,

  7. de erfgenamen te veroordelen de politie per brief op de hoogte te stellen dat de Volkswagen Caddy al in 2021 door [handelsnaam] is verkocht aan [verzoeker] en dat [verzoeker] eigenaar is geworden van de Volkswagen Caddy uiterlijk nadat hij in 2023 de laatste betaling heeft verricht, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom,

  8. de erfgenamen te veroordelen de Volkswagen Caddy te (doen) verwijderen uit het register voertuigcriminaliteit en zich te onthouden van een nieuwe registratie van deze Volkswagen Caddy in het register voertuigcriminaliteit, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom,

  9. de erfgenamen te veroordelen om het kenteken van de Volkswagen Caddy bij de RDW te (doen) overschrijven op naam van [verzoeker] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom,

  10. de erfgenamen te veroordelen tot betaling van € 1.663,75 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten inclusief btw,

  11. de erfgenamen te veroordelen tot betaling van de proceskosten.

3.2. [verzoeker] heeft voorwaardelijk, voor het geval hij besluit te berusten in het ontslag op staande voet, verzocht om toekenning van een transitievergoeding, billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en betaling van opgebouwde doch niet-genoten vakantie-uren.

3.3. De erfgenamen hebben verweer gevoerd. De erfgenamen hebben tegenverzoeken ingediend, maar die bij gelegenheid van de mondelinge behandeling ingetrokken, zodat deze niet hoeven te worden opgenomen. Zij hebben enkel het verzoek ten aanzien van de proceskostenveroordeling gehandhaafd.

3.4. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader ingegaan worden.

4 De beoordeling

De verzoeken van [verzoeker]

Switch

4.1. Ingevolge artikel 7:681 BW kan de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever vernietigen of op zijn verzoek aan hem ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen, indien de werkgever de werknemer een ontslag op staande voet heeft gegeven dat niet rechtsgeldig blijkt te zijn. Hieruit volgt dat de werknemer, die van mening is dat het ontslag op staande voet geen stand kan houden, een keuze dient te maken tussen het verzoek tot vernietiging van de opzegging en terugkeer bij de werkgever enerzijds en het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding, in het geval van berusting in het einde van de arbeidsovereenkomst per datum van het ontslag op staande voet, anderzijds. Daarbij kan onder de huidige wetgeving omtrent het einde van de arbeidsovereenkomst (Wet werk en zekerheid (Wwz)) ‘geswitcht’ worden tussen het verzoek tot vernietiging van de opzegging en het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding.

4.2. [verzoeker] heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij niet wenst te switchen, zodat het voorwaardelijk verzoek derhalve geen nadere bespreking en beoordeling behoeft. Vernietiging onverwijlde opzegging

4.3. Het gaat in deze zaak onder meer om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd.

4.4. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. De kantonrechter legt hierna uit hoe tot dit oordeel is gekomen.

4.5. Uit artikel 7:681 lid 1 sub a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever opgezegd heeft in strijd met artikel 7:671 BW. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij sprake is van een opzegging op grond van artikel 7:677 lid 1 BW. In dit artikel is bepaald dat ieder van de partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Artikel 7:678 lid 1 BW beschouwt als dringende redenen voor een werkgever de daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die tot gevolg hebben dat van deze werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij het antwoord op de vraag of er een dringende reden van voldoende gewicht aanwezig is, moeten de omstandigheden van het geval - waaronder de persoonlijke omstandigheden van de werknemer zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van onverwijlde opzegging - in onderling verband en samenhang in aanmerking genomen worden. Ook als de gevolgen ingrijpend zijn, kan afweging daarvan tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.

4.6. Voor de beoordeling van de vraag of de door [handelsnaam] aan [verzoeker] gedane opzegging rechtsgeldig is, zijn de aan [verzoeker] opgegeven redenen zoals vermeld in de hiervoor in randnummer 2.11. weergegeven brief van 23 april 2025 maatgevend, want het gerezen geschil is afgebakend door de daarin als dringende redenen genoemde verwijten.

4.7. Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker] zich, met voorbijgaan aan de ontzegging, op 22 april 2025 toegang heeft verschaft tot het bedrijfsterrein van [handelsnaam] en zonder instemming van [handelsnaam] toegang heeft genomen tot de computer in de werkplaats. Of en zo ja, welke documenten hij in handen heeft gekregen is niet komen vast te staan. Wel staat vast dat [verzoeker] [handelsnaam] daarna niet alsnog van zijn handelen op de hoogte heeft gesteld. Aan [verzoeker] kan op dit punt een ernstig verwijt worden gemaakt. [verzoeker] heeft immers op onrechtmatige – en mogelijk strafrechtelijke – wijze inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [handelsnaam] door zich wederrechtelijk op het bedrijfsterrein en binnen het gebouw te begeven en daarbij de computer te doorzoeken. Volgens [verzoeker] was zijn handelen nodig om informatie te kunnen bemachtigen aangaande de Volkswagen Caddy. Zijn verklaring dat hij die informatie nodig had in verband met het risico op strafvervolging en verlies van de Volkswagen Caddy en aldus als bewijsvergaring en hij reden had om aan te nemen dat wijlen [erflater] het bewijs (de documenten) zou laten verdwijnen overtuigt niet. De erfgenamen hebben terecht gesteld dat uit niets volgt dat de overgelegde documenten op de computer in het bedrijfspand waren opgeslagen en dat deze documenten zijn verkregen nadat [verzoeker] toegang had tot de computer in het bedrijfspand, maar zelfs al was dit anders, dan nog had [verzoeker] zich nimmer op deze manier toegang tot de eigendommen van [handelsnaam] mogen verschaffen. Andere instrumenten zijn daartoe aangewezen, zoals bijvoorbeeld het leggen van een (bewijs)beslag.

4.8. Voorts is het ontslag op staande voet onverwijld meegedeeld, hetgeen ook niet door [verzoeker] wordt betwist. Het toepassen van hoor en wederhoor is geen harde eis voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Verder is niet gebleken dat persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] aan een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet in de gegeven omstandigheden in de weg zouden staan. Van een buitenproportionele ernstige sanctie is evenmin sprake. [handelsnaam] heeft de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op 23 april 2025 dan ook om een dringende reden onverwijld mogen opzeggen.

4.9. Het vorenstaande brengt mee dat het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van het ontslag op staande voet wordt afgewezen. Het ontslag is rechtsgeldig.

Cao en daarmee samenhangende loonvordering

4.10. Tussen partijen is in geschil welke Cao van toepassing is. Het standpunt van de erfgenamen dat partijen de toepasselijkheid van de Cao Retail non-food zijn overeengekomen deelt de kantonrechter niet. Het kan dan wel zo zijn dat deze Cao op de loonstrook staat vermeld (zie bijlage 2 verweerschrift), maar daarmee staat niet vast dat deze Cao van toepassing is op de arbeidsovereenkomst. Dat [verzoeker] nimmer daartegen heeft geageerd betekent niet dat hij met de toepasselijkheid van deze Cao heeft ingestemd.

4.11. Vaststaat dat [handelsnaam] lid is van de BOVAG. Met [verzoeker] is de kantonrechter van oordeel dat de bedrijfsactiviteiten van [handelsnaam] onder de werkingssfeer als vermeld in artikel 1 van de Cao vallen. Het betreft een minimum Cao (artikel 1 lid 2 van de Cao), hetgeen betekent dat werkgever mag afwijken van de Cao, maar alleen in positieve zin voor de werknemer.

4.12. Op grond van artikel 15 van deze Cao dient de werkgever iedere functie in te delen. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat hij ingedeeld had moeten worden in functiefamilie 16 en functiegroep F of G van de Cao. Daar wordt gesproken van leiding geven aan gemiddeld 16 technici of 6 tot 9 werkplaatsmedewerkers. Naar de erfgenamen hebben gesteld – en ook aannemelijk lijkt – was [handelsnaam] echter een kleine onderneming en was er sprake van hooguit 2 of 3 werkplaatsmedewerkers. Het kan zo zijn dat [verzoeker] ook personeel heeft aangestuurd, zoals hijzelf heeft betoogd, maar in het licht van het verweer van de erfgenamen omtrent de beperkte omvang van de onderneming heeft [verzoeker] in ieder geval onvoldoende onderbouwd dat hij ingedeeld had dienen te worden in functiegroep F of G, zodat de verzochte verklaring voor recht zal worden afgewezen.

4.13. De erfgenamen stellen zich verder op het standpunt dat de loonvordering dient te worden afgewezen omdat sprake is van rechtsverwerking en [verzoeker] heeft nagelaten tijdig te klagen en aldus in strijd heeft gehandeld met de klachtplicht.

4.14. Van rechtsverwerking is slechts sprake als de schuldeiser zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het geldend maken van zijn aanspraken. Het enkele tijdsverloop of enkel stilzitten levert geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking. Daarvoor is vereist de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar, in casu [handelsnaam] , het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser, in casu [verzoeker] , zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard ingeval de schuldeiser haar aanspraak alsnog geldend zou maken.

4.15. Op 20 september 2024 heeft de Hoge Raad in twee gelijksoortige zaken (ECLI:NL:HR:2024:1278 en ECLI:NL:HR:2024:1281) geoordeeld dat de klachtplicht, zoals bedoeld in artikel 6:89 BW ook van toepassing is op een (loon)vordering die voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst. Dat laat onverlet dat de aard en inhoud van de rechtsverhouding en de prestatie wel van belang zijn bij de beoordeling of de schuldeiser aan zijn klachtplicht heeft voldaan.

4.16. De kantonrechter stelt vast dat in de herziene versie van het verzoekschrift de loonvordering over de periode vanaf 1 januari 2020 tot 1 april 2025 niet meer is ingesteld en aldus niet ter beoordeling voorligt. [verzoeker] heeft gesteld dit in een latere separate procedure te zullen vorderen. In deze procedure ligt aldus de loonvordering vanaf 1 april 2025 ter beoordeling voor.

4.17. De kantonrechter is van oordeel dat het beroep op rechtsverwerking en schending van de klachtplicht faalt. Daartoe wordt overwogen dat (de gemachtigde van) [verzoeker] wijlen [erflater] bij brief van 6 december 2024 (bijlage 8 verzoekschrift) erop heeft gewezen dat de bedrijfsactiviteiten van [handelsnaam] onder de werkingssfeer van de Cao Motorvoertuigen en Tweewielerbedrijf vallen, dat [handelsnaam] ingevolge die Cao de functie van [verzoeker] had moeten indelen en dat het loon van [verzoeker] correct vastgesteld dient te worden.

4.18. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, ligt enkel het loon vanaf 1 april 2025 tot 23 april 2025 voor toewijzing gereed.

4.19. De verzochte verklaring voor recht onder 3 wordt niet langer door de erfgenamen betwist, zodat deze zal worden toegewezen. De verzochte verklaring voor recht onder 4 zal eveneens worden toegewezen. De onder punt 5 verzochte verklaring voor recht zal op de hierna in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen.

Wettelijke verhoging en wettelijke rente

4.20. Waar vaststaat dat betaling door omstandigheden die voor risico van [handelsnaam] moeten komen, niet tijdig plaatsgevonden heeft, heeft [verzoeker] recht op de (maximale) wettelijke verhoging. De wettelijke verhoging zal - tot het gevraagde maximum van 50% - toegewezen worden omdat geen gronden aangevoerd zijn die tot matiging nopen. De wettelijke rente is eveneens toewijsbaar.

Verstrekken loonstroken

4.21. [verzoeker] verzoekt om de erfgenamen van [handelsnaam] te veroordelen om aan hem loonstroken te verstrekken. Dit verzoek zal worden toegewezen. De termijn van verstrekking daarvan zal op een termijn van vier weken na betekening van deze beschikking worden gesteld.

Pensioen

4.22. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat de inhoud van de bedrijfsactiviteiten van [handelsnaam] vallen onder de omschrijving als vermeld in de verplichtstellingsbeschikking voor het Pensioenfonds Metaal en Techniek. Het verweer van de erfgenamen bevat geen betwisting van de verplichtstelling en de werkingssfeer. Zij erkennen dat [verzoeker] niet bij het Pensioenfonds Metaal en Techniek is aangemeld. De kantonrechter is van oordeel dat de activiteiten van [handelsnaam] vallen onder de reikwijdte van de verplichtstellingsbeschikking waar [verzoeker] een beroep op doet. Dat [handelsnaam] [verzoeker] bij een ander pensioenfonds heeft aangemeld en premie heeft betaald (blijkens loonstrook die is overgelegd als bijlage 2 verweerschrift) maakt het vorenstaande niet anders en komt voor haar rekening en risico. Deze reeds betaalde pensioenafdrachten zijn – naar de kantonrechter aanneemt – dan onverschuldigd betaald. Dat het niet mogelijk zou zijn om [verzoeker] met terugwerkende kracht aan te melden bij Pensioenfonds Metaal en Techniek wordt weliswaar door de erfgenamen gesteld maar verder niet onderbouwd en ook betwist door [verzoeker] . Dat is ook niet aannemelijk. De erfgenamen zullen dan ook worden veroordeeld om [verzoeker] met terugwerkende kracht aan te melden bij voormeld pensioenfonds met ingang van 1 januari 2020, zijnde de datum die in de door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst staat vermeld. Over de periode voor 1 januari 2020 is namelijk niet duidelijk in hoeverre [verzoeker] voor [handelsnaam] heeft gewerkt.

4.23. De kantonrechter acht de verzochte termijn van vijf dagen na betekening van deze beschikking in dit geval onredelijk, nu eigenaar [erflater] is overleden en de erfgenamen dit op zich dienen te nemen. De termijn zal gesteld worden op vier weken na betekening van deze beschikking. De verzochte dwangsom zal op de hierna in de beslissing weergegeven wijze worden gemaximeerd en toegewezen.

Volkswagen Caddy

4.24. De erfgenamen betwisten niet langer dat de Caddy Volkswagen in eigendom toebehoort aan [verzoeker] . Dit betekent dat het verzoek onder 10 kan worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn daarvoor zal worden gesteld op vier weken na betekening van deze beschikking en de dwangsom zal worden gemaximeerd en toegewezen op de hierna in de beslissing weergegeven wijze.

4.25. Verder heeft [verzoeker] verwijdering uit het register voertuigcriminaliteit verzocht. De erfgenamen hebben gesteld dat zij dit niet kunnen bewerkstelligen. Gelet op dit verweer had het op de weg van [verzoeker] gelegen om dit deel van zijn verzoek nader te onderbouwen. Nu hij die onderbouwing niet heeft gegeven en de kantonrechter ook niet duidelijk is welk register hiermee precies wordt bedoeld, zal dit verzoek worden afgewezen.

4.26. Ten aanzien van het verzoek om het kenteken van de Volkswagen Caddy bij de RDW te (doen) overschrijven op naam van [verzoeker] , hebben de erfgenamen gesteld dat wijlen [erflater] geen kentekenhouder meer was en dat het gelet hierop niet in hun macht ligt om die overschrijving nog te doen. Nu [verzoeker] hier verder niet meer op heeft gereageerd brengt dit mee dat dit deel van het verzoek zal worden afgewezen.

Buitengerechtelijke kosten

4.27. [verzoeker] heeft verzocht om de erfgenamen te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten. [verzoeker] heeft voldoende gesteld dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De kantonrechter zal in overeenstemming met het in het Besluit bepaalde tarief een bedrag toewijzen van € 659,45 inclusief btw.

Proceskosten

4.28. De proceskosten komen voor rekening van de erfgenamen, omdat zij overwegend ongelijk krijgen. Omdat [verzoeker] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zullen de erfgenamen niet worden veroordeeld tot betaling van de betekeningskosten. De proceskosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op € 1.039,00 (€ 90,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten).

Het tegenverzoek

4.29. De erfgenamen hebben hun verzoeken bij gelegenheid van de mondelinge behandeling ingetrokken.

4.30. De proceskosten gepaard met het tegenverzoek komen, gezien de intrekking hiervan, voor rekening van de erfgenamen. De proceskosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op € 949,00 (€ 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten).

5 De beslissing

De kantonrechter

op het verzoek

5.1. verklaart voor recht dat het tussen partijen overeengekomen loon bedraagt: a. € 1.850,00 bruto per maand, vermeerderd met vakantiebijslag, vanaf 1 januari 2020, b. € 1.850,00 bruto + € 650,00 netto per maand, vermeerderd met vakantiebijslag, vanaf 1 oktober 2021, c. € 2.035,00 bruto + € 650,00 netto per maand, vermeerderd met vakantiebijslag, vanaf 1 januari 2023, d. € 2.035,00 bruto + € 715,00 netto per maand, vermeerderd met vakantiebijslag, vanaf 1 februari 2023, e. € 2.201,94 bruto + € 715,00 netto per maand, vermeerderd met vakantiebijslag, vanaf 1 januari 2024, f. € 2.269,97 bruto + € 715,00 netto per maand, vermeerderd met vakantiebijslag, vanaf 1 juli 2024, g. € 2.324,12 bruto + € 715,00 netto per maand, vermeerderd met vakantiebijslag, vanaf 1 januari 2025,

5.2. verklaart voor recht dat de erfgenamen gehouden zijn loonbelasting en sociale premies over de hiervoor onder 6.1 b tot en met g genoemde netto bedragen te voldoen aan de daartoe aangewezen overheidsinstanties, zodanig dat die belasting en premies ten laste van [handelsnaam] komen en niet ten laste van [verzoeker] worden gebracht,

5.3. verklaart voor recht dat [verzoeker] recht heeft op het overeengekomen loon als hiervoor genoemd onder 5.1, gebruteerd als hiervoor onder 5.2,

5.4. veroordeelt de erfgenamen tot betaling van het loon, vermeerderd met de vakantiebijslag, over de periode 1 april 2025 tot 23 april 2025, vermeerderd met de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50% daarover en de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldatum van de loonbetaling tot aan de dag van volledige betaling,

5.5. veroordeelt de erfgenamen om binnen vier weken na betekening van deze beschikking aan [verzoeker] te verstrekken deugdelijke loonstroken, herzien in verband met de hiervoor onder 5.3. toegewezen brutering, vanaf 1 oktober 2021 tot 23 april 2025,

5.6. veroordeelt de erfgenamen om binnen vier weken na betekening van deze beschikking:

  • [verzoeker] als deelnemer aan te melden bij het Pensioenfonds Metaal en Techniek en daarbij als datum aanvang dienstverband op te geven 1 januari 2020,
  • aan het Pensioenfonds Metaal en Techniek op te geven de lonen en loonbedragen, zoals hiervoor vastgesteld, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de erfgenamen hiermee in gebreke blijven, met een maximum van € 10.000,00,

5.7. veroordeelt de erfgenamen om binnen vier weken na betekening van deze beschikking de politie per brief ervan op de hoogte te stellen dat de Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] al in 2021 door [handelsnaam] is verkocht aan [verzoeker] , en dat [verzoeker] eigenaar is geworden van de Volkswagen Caddy uiterlijk nadat hij in 2023 de laatste betaling heeft verricht, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de erfgenamen hiermee in gebreke blijven, met een maximum van € 15.000,00,

5.8. veroordeelt de erfgenamen tot betaling van € 659,45 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten inclusief btw,

5.9. veroordeelt de erfgenamen in de proceskosten van € 1.039,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,

5.10. verklaart deze beschikking voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad[1],

5.11. wijst het meer of anders verzochte af,

op het tegenverzoek

5.12. veroordeelt de erfgenamen in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,

5.13. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad[2],

5.14. wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2025.CJ

Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.

Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.


Voetnoten

Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.

Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.