ECLI:NL:RBLIM:2025:6642 - Ontslag op staande voet wegens herhaaldelijk te laat komen rechtsgeldig - 9 juli 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank oordeelt dat het ontslag op staande voet van een chauffeur die herhaaldelijk te laat kwam en eenmaal niet verscheen, rechtsgeldig is. Het laatste voorval was de 'druppel die de emmer deed overlopen', ondanks het ontbreken van officiële schriftelijke waarschuwingen, gezien de herhaalde WhatsApp-berichten.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 11678322 AZ VERZ 25-55
Beschikking van de kantonrechter van 9 juli 2025
in de zaak van:
[verzoekster] , wonende te [woonplaats] , gemachtigde: mr. J.J.Th. van Stiphout, verzoekende partij,
tegen:
Zengin Logistics B.V. gevestigd te Venlo, gemachtigde: mr. R. Craenen, verwerende partij.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en Zengin worden genoemd.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het op 30 april 2025 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties,
-
het verweerschrift met producties,
-
de nadere producties 3 t/m 10 van de zijde van Zengin,
-
de aantekeningen van de mondelinge behandeling d.d. 12 juni 2025, met daaraan gehecht de pleitnota van mr. Craenen
1.2. Daarna is beschikking bepaald.
2 De feiten
2.1. [verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1999, is op 12 december 2024 bij Zengin in dienst getreden. Partijen zijn een arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd voor de duur van 40 uur per week. Als einddatum was bepaald 11 december 2025. [verzoekster] vervulde de functie van chauffeur CE tegen een salaris van € 3.390,00 bruto per maand inclusief 8% vakantietoeslag.
2.2. Op 3 maart 2025 is [verzoekster] op staande voet ontslagen. Het ontslag is bevestigd bjibij brief van dezelfde datum. In de brief is onder meer – voor zover thans van belang – het volgende opgenomen:“(…) Het is ons opgevallen dat u herhaaldelijk niet heeft voldaan aan de basisverwachtingen van uw functie. U bent inmiddels meerdere keren te laat gekomen, heeft zonder berichtgeving niet op werkdagen gereageerd en bovendien uw taken niet naar behoren uitgevoerd. Ondanks herhaalde waarschuwingen en gesprekken over de noodzaak van verbetering, heeft u geen substantieel verbetering laten zien in uw werkhouding en prestaties.
Vandaag is opnieuw gebleken dat u voor de zoveelste keer weer te laat bent gekomen, en ook geen contact heeft opgenomen om dit te verklaren of op een of ander manier communicatie met ons aan te gaan. Dit is de druppel die de emmer doet overlopen, en wij kunnen deze situatie niet langer tolereren.
(…) hebben wij helaas geen andere keuze dan om uw dienstverband met Zengin Logistics per direct te beëindigen. (…)”
2.3. [verzoekster] is in ieder geval een aantal keren te laat gekomen voor haar werk. Zij is in ieder geval één keer niet verschenen zonder bericht aan Zengin. [verzoekster] heeft berust in dit ontslag op staande voet en maakt aanspraak op achterstallig loon en op verschillende vergoedingen.
2.4. In de whatsappberichten is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:“(…) 22-01-2025 18:14 Je moest wel om 19:00 in Eindhoven zijn dat ga je niet halen denk ik vandaag (…)
09-02-2025 23:02:19 Aub morgen niet verslapen
(…) 12-02-202512:45 Dat jij verslaapt en niet komt opdagen een ding maar je kan toch minstens je tel opnemen of even terug bellen naar zoveel oproepen. Het is nog altijd jou verantwoordelijkheid om te melden als je te laat bent of iets. (…) we helpen je met alles wat we kunnen en tonen veel begrip maar je snapt ook wel dat dit niet op deze manier kan. (…) 20-02-2025 11:29:34 Je doet letterlijk elke dag hetzelfde we moeten alleen heel vaak jou planning aanpassen omdat het jou ieder keer lukt om te verslapen (…) 20-02-2025 12:24:04 (…) We bieden je het meest simpele werk aan sturen je niet na verre plaatsen en we willen dat je gewoon veilig en relaxed je werk kan doen. Alleen we kunnen niet alles buigen. Klant heeft ook zijn eisen en verwacht ook service. Als het zo blijft doorgaan kan klant de een op andere dag zeggen. Jongens heel leuk en aardig maar dit werkt niet (…) het is niet alleen jou brood maar ook van je collega’s (…) 26-02-2025 10:02 Laat ons wel even weten hoe het gaat wanneer ben je terug (…) 27-02-202514:02 En ik kan morgen komen werken (…) 28-02-2025 14:56 je begint maandag later je eerste klant is gelijk fix tijdslot dus ben er om 12:00 uur stipt aub zelfs iets eerder (…) 03-03-2025 12:06 null (…)” 3. Het geschil
3.1. [verzoekster] verzoekt - verkort weergegeven - en uitvoerbaar bij voorraad;
€ 850,00 netto,
Zengin te veroordelen tot terugbetaling van de verrekende lening van € 2000,00 netto, Zengi te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over alle genoemde bedragen vanaf datum ontslag, verklaring voor recht dat het gegeven ontslag een dringende reden ontbeert en daarmee onrechtmatig is, Zengi te veroordelen in de proceskosten,
3.2. Zengin heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
4 De beoordeling
Ontslag op staande voet rechtsgeldig
4.1. [verzoekster] heeft – kort gezegd – aangevoerd dat zij weliswaar berust in het ontslag op staande voet maar zij van mening is dat het ontslag op staande voet nietig is nu er geen sprake is van een onverwijld gegeven ontslag. Daarnaast kunnen de door Zengin aangevoerde gronden niet tot een ontslag kunnen leiden omdat [verzoekster] niet officieel gewaarschuwd is voor het te laat komen en zij ook geen laatste waarschuwing heeft gekregen. [verzoekster] heeft inmiddels elders werk. [verzoekster] erkent een aantal keer te laat te zijn geweest voor haar dienst. Dit is haar niet te verwijten omdat zij met Zengin mondeling had afgesproken dat zij alleen nachtdiensten zou draaien, terwijl zij veelal ook dagdiensten kreeg Zij werkt namelijk het beste in de nachtdienst. Dat zij daarvoor een ADR-diploma nodig heeft wordt door [verzoekster] bestreden.
4.2. Zengin heeft ter onderbouwing aangevoerd dat [verzoekster] in de ruim drie en een halve maand dat zij voor het bedrijf heeft gewerkt ongeveer 22 keer te laat is gekomen en ten minste 4 keer helemaal niet is komen opdagen voor haar werk. Het te laat komen betrof ook niet een aantal minuten, maar liep uiteen van ongeveer een kwartier te laat tot bijna 3 ½ uur na aanvang van de dienst. Zengin heeft regelmatig met [verzoekster] gesproken en ook via de whatsapp aangegeven dat en waarom het belangrijk was dat zij op tijd met haar werkzaamheden zou beginnen. De klanten van Zengin werken namelijk met tijdsloten en als men niet binnen een tijdslot aanwezig is, kan dat voor de klant, maar ook voor Zengin enorme financiële consequenties hebben. [verzoekster] is daar regelmatig op gewezen. Anders dan [verzoekster] heeft aangevoerd is er nimmer afgesproken dat zij enkel nachtdiensten zou werken, dat is overigens op grond van de Arbowetgeving ook verboden.
Dat zij ook zonder ADR-diploma de nachtdiensten kan draaien wordt door Zengin betwist. Zengin heeft erop gewezen dat [verzoekster] overigens het diploma niet heeft gehaald omdat zij de examens heeft gemist vanwege te laat zijn.
4.3. De kantonrechter overweegt als volgt. [verzoekster] heeft weliswaar berust in het ontslag op staande voet, maar nu zij een aantal vergoedingen vordert zal niettemin eerst moeten worden beoordeeld of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. De hoofdregel als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW luidt dat ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor een werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van een werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van [verzoekster] , zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
4.4. De dringende reden die is meegedeeld en dus moet worden beoordeeld, is blijkens de ontslagbrief van 3 maart 2025 dat [verzoekster] meerdere keren te laat is gekomen en zich geen rekenschap heeft gegeven van het belang van op tijd beginnen. Ook is zij zonder enig bericht niet verschenen.
4.5. De kantonrechter oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoekster] in ieder geval een aantal keer te laat is gekomen. [verzoekster] heeft het over een keer of 4 dan wel 5, Zengin heeft het over tenminste 22 keer te laat. Tijdens de mondelinge behandeling is door [verzoekster] ook erkend dat zij tenminste één keer niet is komen opdagen voor haar werk, zonder bericht van afmelding.
4.6. De kantonrechter stelt vast dat [verzoekster] in de periode van 20 februari 2025 tot 26 februari 2025 verlof had. Zij heeft zich op 26 februari 2025 zich gemeld maar op 27 februari 2025 geappt dat zij weer was hersteld en zou kunnen werken. Daarop heeft Zengin haar op 28 februari 2025 laten weten dat zij maandag (de kantonrechter begrijpt maandag 3 maart 2025) zou beginnen met een fixed tijdslot. Ook heeft Zengin [verzoekster] laten weten dat zij stipt om 12.00 uur bij de klant moest zijn, en zelfs iets eerder. Als onvoldoende betwist staat ook vast dat [verzoekster] op maandag 3 maart 2025 niet om 12.00 uur bij de klant aanwezig was, maar dat zij om 12.06 uur naar Zengin heeft geappt omdat zij de vrachtwagen kwam halen maar niet wist waar de vrachtwagen stond. Daarmee staat vast dat [verzoekster] op 3 maart 2025 te laat was voor haar werk nu zij op het tijdslot niet bij de klant was. [verzoekster] heeft weliswaar aangevoerd dat zij de vrachtwagen niet kon vinden omdat het kantoor tijdens haar vakantie was verhuisd maar uit de appberichten blijkt dat zij eerst na 12.00 uur vraagt om de locatie van de vrachtwagen, waarmee zij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het tijdslot van 12.00 uur bij de klant niet meer zou halen.
4.7. Het ontslag op staande voet is naar het oordeel van de kantonrechter rechtsgeldig, omdat het voorval van 3 maart 2025 voor Zengin de druppel is geweest die de emmer heeft doen overlopen. Het voorval op 3 maart 2025 staat niet op zichzelf, maar moet in onderlinge samenhang worden beschouwd met de andere keren dat [verzoekster] te laat verscheen voor het verrichten van zijn werkzaamheden en de keer dat zij niet is verschenen. Tussen partijen is overigens niet in geschil dat de werkzaamheden bij Zengin als chauffeur (vrijwel) altijd moesten worden verricht met tijdsloten. Het was [verzoekster] , zo is tijdens de mondelinge behandeling ook gebleken, bekend dat de klanten van Zengin met tijdsloten werken en dat dit van belang was voor de klanten. Ook stelt de kantonrechter vast dat Zengin zich de moeite heeft getroost om zoveel als binnen het wettelijk kader mogelijk was, tegemoet te komen aan de wens van [verzoekster] om nachtdiensten te rijden. Daarvoor was echter wel noodzakelijk dat [verzoekster] een ADR-diploma zou halen. Vast staat dat [verzoekster] dit diploma niet heeft gehaald; [verzoekster] was niet alleen een aantal keren te laat voor de lessen, maar was ook te laat voor het examen. Dat een dergelijk diploma volgens [verzoekster] niet nodig was kan de kantonrechter, in het licht van de uitgebreide toelichting van Zengin, niet volgen. Dat [verzoekster] alleen nachtdiensten zou werken heeft Zegin gemotiveerd weersproken en blijkt overigens ook niet uit de stukken. Zo is een dergelijke afspraak niet in de arbeidsovereenkomst neergelegd, noch in enig ander schriftelijk stuk. [verzoekster] heeft in de maanden dat zij bij Zengin werkzaam was nimmer aanspraak gemaakt op een dergelijke afspraak. Bovendien is onbetwist gebleven dat Zengin geen van haar medewerkers enkel in nachtdienst kan laten werken omdat dit in strijd zou zijn met de Arbowetgeving.
4.8. Onweersproken is bovendien dat Zengin op enig moment de taak op zich heeft genomen om [verzoekster] te wekken, terwijl dit niet haar taak als werkgever was. Zo werden er tijdig whatsappjes gestuurd en is niet betwist dat Zengin ook een keer de moeder van [verzoekster] heeft gebeld om erop te wijzen dat zij op tijd moest zijn. [verzoekster] heeft weliswaar aangevoerd dat zij nimmer is gewezen op het belang van op tijd zijn maar zoals hiervoor reeds is vastgesteld wist [verzoekster] van het belang van de tijdsloten. Overigens is [verzoekster] ook via whatsapp gewezen op het belang van op tijd zijn. Zo wordt op 20 februari 2025 uitdrukkelijk aangegeven dat de klant kan zeggen dat het niet werkt en dat dit gevolgen heeft voor het brood van [verzoekster] zelf maar ook van haar collega’s. Maar ook in de whatsappberichten van 22 januari 2025, 9 februari 2025 en 12 februari 2025 wordt [verzoekster] gewezen op het belang van op tijd komen. Hoewel [verzoekster] geen officiële schriftelijke waarschuwingen heeft gekregen van Zengin, staat dit enkele feit een ontslag op staande voet niet in de weg, gelet op de inhoud van de overgelegde whatsappberichten. Ook als zou worden aangenomen – wat overigens door Zengin uitdrukkelijk is weersproken – dat er uiteindelijk op 13 februari 2025 geen officieel gesprek heeft plaatsgevonden, blijkt uit het vorenstaande genoegzaam dat Zengin serieuze pogingen heeft ondernomen om [verzoekster] te begeleiden en te helpen en haar diverse malen uitdrukkelijk heeft gewezen op het belang van op tijd komen. Helaas heeft [verzoekster] haar houding gehandhaafd en dat heeft ertoe geleid dat voor Zengin op 3 maart 2025 de grens was bereikt. Het niet verschijnen op het werk zonder bericht kan bovendien als werkweigering worden beschouwd. In combinatie met het regelmatig te laat komen vormt dit een dringende reden voor ontslag op staande voet. De persoonlijke omstandigheden van [verzoekster] leiden niet tot een ander oordeel.
4.9. [verzoekster] heeft weliswaar nog aangevoerd dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven maar de kantonrechter kan haar daarin niet volgen. [verzoekster] verwijst naar de einddatumdatum van 28 februari 2025 op de salarisstrook van februari 2025, maar uit het enkele feit dat deze datum op de afrekening staat kan niet worden afgeleid dat Zengin al eerder het voornemen had om [verzoekster] op staande voet te ontslaan. Het had op de weg van [verzoekster] gelegen om dit standpunt nader toe te lichten, temeer nu onweersproken is dat Zengin op 28 februari 2025 nog aan [verzoekster] heeft meegedeeld dat zij op 3 maart 2025 om 12 uur bij een klant moest zijn. Pas toen zij niet op het afgesproken tijdslot aanwezig was is haar het ontslag gegeven. Aan deze stelling gaat de kantonrechter dan ook voorbij.
4.10. Naar het oordeel van de kantonrechter levert het complex van voornoemde feiten en omstandigheden voldoende grond op voor een ontslag op staande voet. De kantonrechter acht dit handelen zodanig ernstig dat Zengin in redelijkheid kon beslissen dat van haar niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] te laten voortduren. Het vorenstaande brengt met zich dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is en standhoudt.
Billijke vergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging
4.11. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is en dit ontslag op staande voet aldus heeft geleid tot een rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zal het verzoek van [verzoekster] om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW worden afgewezen. De gevorderde billijke vergoeding en de vergoeding op grond van onregelmatige opzegging bestaande uit de verzochte loondoorbetaling missen een deugdelijke grondslag en worden eveneens afgewezen. De vorderingen tot betaling van het loon, de wettelijke verhoging, de wettelijke rente alsmede de gevorderde verklaring voor recht treffen hetzelfde lot en zullen eveneens worden afgewezen.
4.12. Met betrekking tot de transitievergoeding oordeelt de kantonrechter als volgt. Vooropgesteld wordt dat geen transitievergoeding is verschuldigd indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer (art. 7:673 lid 7 aanhef en onder c BW). Ernstig verwijtbaar handelen of nalaten in de hiervoor bedoelde zin kan niet worden aangenomen op de enkele grond dat sprake is van een dringende reden voor onverwijlde opzegging als bedoeld in art. 7:677 lid 1 BW. Voor het aannemen van een dringende reden is immers niet vereist dat de werknemer van zijn gedragingen een verwijt kan worden gemaakt. De verschuldigdheid van de transitievergoeding hangt af van de ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van de werknemer (ECLI:NL:HR:2018:484). De kantonrechter zal daarom, indien hij van oordeel is dat sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet, de aanspraak van de werknemer op een transitievergoeding afzonderlijk moeten beoordelen.
Wanneer sprake is van veelvuldig en zonder gegronde reden te laat op het werk verschijnen waardoor de bedrijfsvoering wordt belemmerd en de werkgever de werknemer hier op heeft aangesproken wordt in de jurisprudentie algemeen aangenomen dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Nu daarvan, gelet op al het vorenoverwogene, ook in onderhavige zaak sprake is, is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van ernstig verwijtbaar handelen. Dat betekent dat aan [verzoekster] geen transitievergoeding toekomt. Deze vordering zal eveneens worden afgewezen.
Lening
4.13. [verzoekster] heeft verzocht om een bedrag van € 2000,00 dat door Zengin aan haar als lening was verstrekt en bij de eindafrekening is verrekend, aan haar terug te betalen. Volgens [verzoekster] zou met de verrekening het loon onder het wettelijk minimum uitkomen, waarmee Zengin in strijd zou handelen met artikel 7:632 lid 2 BW. Zengin heeft aangevoerd dat sprake was van een voorschot op het salaris. Nu [verzoekster] niet meer werkzaam is voor Zengin komt haar ook geen recht op dit salaris toe, aldus Zengin.
4.14. De kantonrechter is van oordeel dat artikel 7:632 BW in dit geval niet van toepassing is. Blijkens lid 1 en de toelichting op artikel 7:632 BW geldt het artikel alleen voor verrekening gedurende de arbeidsovereenkomst en niet bij het einde daarvan. Daarom gelden wel de “gewone” regels voor verrekening zoals neergelegd in artikel 6:127 BW en volgende. Naar het oordeel van de kantonrechter staat evenwel ook artikel 6:135 sub a BW niet in de weg aan verrekening. Dit artikel bepaalt dat een schuldenaar niet bevoegd is tot verrekening voor zover beslag op de vordering van de wederpartij niet geldig zou zijn. Een schuldenaar mag zijn schuld aan de wederpartij derhalve in verrekening brengen met een vordering die hij op de wederpartij heeft als hij voor het incasseren van zijn vordering ook beslag zou mogen leggen op de schuld die hij aan de wederpartij heeft of, anders gezegd, als eigenbeslag zou zijn toegestaan. Met andere woorden Zengin mag niet verrekenen als sprake zou zijn van een situatie waarin hij geen beslag mag leggen op de vordering van [verzoekster] . Die situatie doet zich hier echter niet voor. Uit artikel 475c lid 1 aanhef en onder c volgt dat een beslagvrije voet is verbonden aan vorderingen tot periodieke betaling van het loon. De vordering die [verzoekster] op Zengin heeft is een vordering uit hoofde van de eindafrekening die in het kader van de beëindiging van het dienstverband moet worden opgemaakt en (in beginsel) uitbetaald. In die eindafrekening is weliswaar een component die bestaat uit loon begrepen, maar het betreft hier het loon van één maand alsmede het restant aan mogelijke tegoeden op grond van het feit dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd. De vordering van [verzoekster] ziet dus niet op een periodieke betaling van het loon. Zengin mocht dus zijn gehele vordering op [verzoekster] verrekenen met de eindafrekening, óók voor zover de uit te betalen looncomponent daarmee lager is dan de beslagvrije voet. Dit betekent dat de vordering tot (terug)betaling van het verrekende bedrag aan voorschot moet worden afgewezen.
Scholingskosten
4.15. [verzoekster] heeft voorts verzocht om terugbetaling van een bedrag van € 850,00 wegens ten onrechte ingehouden scholingskosten. Bij de beoordeling of studiekosten moeten worden terugbetaald, dient de kantonrechter te toetsen of terugvordering van de studiekosten door de werkgever in strijd is met goed werkgeverschap (art. 7:611 BW) en of de verplichting van de werknemer om de studiekosten terug te betalen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (art. 6:248 lid 2 BW).
4.16. De kantonrechter is van oordeel dat Zengin op de juiste gronden heeft kunnen overgaan tot terugvordering van de studiekosten. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [verzoekster] niet alleen de examens heeft gemist omdat zij te laat was, maar ook een aantal studiedagen heeft gemist. Dit terwijl zij zelf akkoord heeft gegeven voor het studieschema. Gelet op het feit – zoals hiervoor reeds is overwogen – dat zij zelf graag nachtdiensten wilde werken en het feit dat daarvoor een-ADR diploma was vereist, had het op de weg van [verzoekster] gelegen zich zodanig in te spannen om dit diploma te behalen. Het enkele gegeven dat [verzoekster] door het verrekenen van deze kosten mogelijk onder het aan haar toekomende salaris lager is dan het wettelijk minimumloon is onvoldoende om aan te nemen dat Zengin daarom handelt in strijd met goed werkgeverschap of dat daarom sprake is van handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Deze kosten maar ook het voorschot op het salaris zijn – terecht – in mindering gebracht nu dit bij de eindafrekening gerechtvaar-digd is. Conclusie
4.17. Gelet op al het vorenoverwogene zullen de verzoeken van [verzoekster] worden afgewezen.
Proceskosten
4.18. [verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). De kosten aan de zijde van Zengin worden tot op heden begroot op € 814,00 aan salaris gemachtigde en nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing), zijnde een totaal € 949,00.
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1. wijst de verzoeken af,
5.2. veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten ten bedrage van € 949,00 , te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths en in het openbaar uitgesproken.
type: coll: MH