ECLI:NL:RBGEL:2025:7011 - Nietig proeftijdbeding in contract van zes maanden leidt tot vernietiging van opzegging - 30 juni 2025
Uitspraak
Essentie
De kantonrechter vernietigt een proeftijdontslag omdat een proeftijdbeding in een arbeidsovereenkomst van zes maanden nietig is op grond van artikel 7:652 BW. De opzegging is daardoor onrechtmatig. De werkgever wordt veroordeeld tot doorbetaling van het loon tot het einde van de arbeidsovereenkomst.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rekestnummer: 11272113 \ HA VERZ 24-116
Beschikking van 30 juni 2025
in de zaak van
[verzoekster], wonende te [woonplaats] , verzoekende partij, verwerende partij in het tegenverzoek, hierna te noemen: [verzoekster] , gemachtigde: mr. C.P. Bean,
tegen
FLEXISO TELEFOONSERVICE B.V., gevestigd te Lobith, verwerende partij, verzoekende partij in het tegenverzoek, hierna te noemen: Flexiso, gemachtigde: [gemachtigde verweerster] ,
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt de werkneemster om vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever. Nadat de kantonrechter op basis van het deskundigenonderzoek heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat werkneemster de precontractuele goede trouw heeft geschonden, wijst zij dit verzoek toe, omdat geen rechtsgeldig proeftijdbeding is overeengekomen. Werkgeefster moet het achterstallig loon aan werkneemster betalen.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de tussenbeschikking van 17 december 2024;
-
het deskundigenrapport d.d. 5 mei 2025.
1.2. De beschikking is bepaald op vandaag.
2 De verdere beoordeling
2.1. Gelet op de nauwe samenhang tussen de verzoeken van [verzoekster] en de tegenverzoeken van Flexiso zal de kantonrechter alle verzoeken gezamenlijk bespreken.
[verzoekster] heeft niet in strijd met de precontractuele trouw gehandeld
2.2. In voormelde tussenbeschikking van 17 december 2024 heeft de kantonrechter de heer W.A. Faas, verzekeringsarts, benoemd als deskundige en een onderzoek bevolen ter beantwoording van de volgende vragen:
2.3. De deskundige heeft bovenstaande vragen als volgt beantwoord:
2.4. Namens [verzoekster] is te kennen gegeven geen opmerkingen te hebben naar aanleiding van het deskundigenrapport.
2.5. Namens Flexiso is een aantal kritische vragen gesteld aan en opmerkingen gemaakt richting de deskundige. Flexiso:
Daarnaast is namens Flexiso nog een aantal juridische opmerkingen gemaakt.
2.6. In reactie op de opmerkingen van Flexiso heeft de deskundige te kennen gegeven dat hij zijn conclusie heeft gebaseerd op de beschikbare medische informatie en zijn professionele beoordeling. Hij heeft erop gewezen dat voor het kunnen stellen van een diagnose van een psychische stoornis een verdergaand en uitgebreider onderzoek nodig is en dat de beschikbare medische gegevens geen aanleiding geven om dit nader te onderzoeken. Volgens de deskundige zijn kleine inconsistenties in verklaringen niet ongebruikelijk en wijzen deze niet noodzakelijkerwijs op medische ongeschiktheid. Daarnaast is hij in zijn rapport wel degelijk ingegaan op de medische voorgeschiedenis van [verzoekster] en heeft hij geen aanwijzingen gezien voor medische beperkingen voorafgaand aan de sollicitatie van dermate ernst dat deze relevant zijn voor de vraagstelling. De deskundige ziet niet in waarom [verzoekster] de vraag met betrekking tot de no-riskpolis Ziektewet niet naar waarheid zou beantwoorden. Hij heeft er tot slot op gewezen dat het zijn taak is om vanuit zijn medische expertise te oordelen of [verzoekster] bij aanvang van het dienstverband medisch gezien geschikt was om in de functie van telefoniste bij Flexiso te gaan werken en niet om de juridische aspecten te beoordelen.
2.7. De kantonrechter stelt vast dat de conclusies van de deskundige zijn onderbouwd en voortvloeien uit de in het rapport vermelde gegevens. De deskundige heeft uitgebreid gereageerd op de opmerkingen van Flexiso en deze hiermee voldoende gepareerd. Gelet hierop leiden de bezwaren van Flexiso niet tot een andere kijk op de conclusies van de deskundige. Aangezien [verzoekster] de juistheid van de zienswijze van de deskundige niet heeft betwist, neemt de kantonrechter daarom de conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare.
2.8. Dit leidt tot het oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat [verzoekster] ten tijde van haar sollicitatie en het aangaan van de arbeidsovereenkomst met Flexiso op 24 februari 2024 reeds arbeidsongeschikt was voor de functie waarop zij solliciteerde en zij dat wist, althans had behoren te weten. Derhalve is niet aannemelijk geworden dat [verzoekster] in strijd met de op haar rustende informatieplicht in het kader van de precontractuele goede trouw heeft gehandeld. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat deze overeenkomst niet vernietigbaar is wegens bedrog. De kantonrechter zal de daarop gerichte (primaire) tegenverzoeken van Flexiso dan ook afwijzen.
De opzegging is niet rechtsgeldig
2.9. Flexiso heeft de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 12 juni 2024 opgezegd, in de veronderstelling dat sprake was van een geldig proeftijdbeding.
2.10. [verzoekster] stelt dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, omdat het tussen partijen overeengekomen proeftijdbeding nietig is.
2.11. In artikel 7:671 lid 1 aanhef en onder b BW is bepaald dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig kan opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij de opzegging geschiedt gedurende de proeftijd. Voorts bepaalt artikel 7:681 lid 1 aanhef en onder a BW dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW.
2.12. Op grond van artikel 7:652 lid 6 sub a BW kan geen proeftijd worden overeengekomen indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor ten hoogste zes maanden. De reden hiervoor is dat een kortdurend contract voor een werknemer al veel onzekerheid met zich meebrengt en dat het onwenselijk is dan de onzekerheid nog te laten toenemen door een proeftijd toe te staan.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en terugkeer tot de werkvloer niet (meer) mogelijk
2.13. Flexiso heeft (meer subsidiair) verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Aangezien de arbeidsovereenkomst inmiddels van rechtswege is geëindigd (per 1 december 2024) en ontbinding door de rechter met terugwerkende kracht niet mogelijk is, zal de kantonrechter dit verzoek afwijzen. Hetzelfde geldt voor het verzoek van [verzoekster] om haar toe te laten tot de werkvloer. Zij heeft geen belang meer bij dit verzoek vanwege het inmiddels geëindigde dienstverband.
2.14. Aan een beoordeling van de voorwaardelijke tegenverzoeken van [verzoekster] (in reactie op de tegenverzoeken van Flexiso) wordt niet meer toegekomen.
Flexiso moet achterstallig loon betalen
2.15. Omdat de opzegging wordt vernietigd, heeft [verzoekster] nog recht op (achterstallig) loon voor de resterende duur van haar arbeidsovereenkomst, dat wil zeggen tot 1 december 2024. Omdat zij arbeidsongeschikt is, dient zij 70% van haar loon te ontvangen. De kantonrechter zal de hierop gerichte verzoeken van [verzoekster] en de daarmee verband houdende verzoeken tot afgifte van de loonstroken toewijzen. De daarbij gevorderde dwangsom zal ook worden toegewezen, maar worden gemaximeerd tot een bedrag van € 2.500,00. Omdat Flexiso te laat heeft betaald, zullen de gevorderde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente ook worden toegewezen. Voor matiging van de wettelijke verhoging ziet de kantonrechter geen reden. De kantonrechter zal de betalingstermijnen en de termijn waarbinnen de loonstroken moeten worden afgegeven bepalen op vijf dagen na de dag van betekening van deze beschikking.
2.16. [verzoekster] heeft verder onweersproken gesteld dat zij op 6 en 11 juni 2024 heeft gewerkt op locatie van Flexiso, maar de reiskostenvergoeding voor die dagen niet heeft ontvangen. Flexiso dient deze vergoeding van € 27,88 alsnog aan haar te voldoen en de kantonrechter zal haar daartoe veroordelen.
Flexiso hoeft geen buitengerechtelijke incassokosten te betalen
2.17. [verzoekster] verzoekt om Flexiso te veroordelen in de door haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten van € 519,57. Flexiso maakt daartegen bezwaar en voert aan dat de gemachtigde van [verzoekster] alleen formele handelingen heeft verricht die reeds zijn verdisconteerd in de proceskosten.
2.18. Flexiso is door de voorzieningenrechter in het kort geding vonnis van 29 juli 2024 reeds veroordeeld tot betaling van de tot dan toe door [verzoekster] gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. Nu niet gebleken is dat nadien nog buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden, zal de kantonrechter het verzoek van [verzoekster] in het kader van de onderhavige procedure afwijzen.
[verzoekster] hoeft de door Flexiso gemaakte kosten voor de bedrijfsarts niet terug te betalen
2.19. Het verzoek van Flexiso om [verzoekster] te veroordelen tot terugbetaling van de door Flexiso gemaakte medische advieskosten voor de bedrijfsarts mist een juridische grondslag en komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking. Een werkgever is immers verantwoordelijk voor de kosten van de bedrijfsarts.
Flexiso moet de proceskosten betalen
2.20. De proceskosten komen voor rekening van Flexiso, omdat Flexiso grotendeels ongelijk krijgt. Gelet op de uitkomst van de procedure komen ook de kosten voor het deskundigenonderzoek, die Flexiso reeds heeft voorgeschoten, definitief voor rekening van Flexiso. De thans nog te betalen proceskosten aan de zijde van [verzoekster] worden begroot op € 1.036,00 (€ 87,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), te vermeerderen met de kosten van betekening als Flexiso niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3 De beslissing
De kantonrechter
3.1. vernietigt de opzegging door Flexiso d.d. 12 juni 2024,
3.2. veroordeelt Flexiso tot betaling aan [verzoekster] van 70% van het salaris van € 1.508,00 bruto per maand, te vermeerderen met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, over de maanden juni 2024 tot 1 december 2024, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de respectievelijke vervaldata tot aan de dag van de gehele betaling, te voldoen binnen vijf dagen na de datum van betekening van deze beschikking,
3.3. veroordeelt Flexiso tot betaling aan [verzoekster] van de reiskostenvergoeding ad € 27,88,
3.4. veroordeelt Flexiso tot verstrekking aan [verzoekster] van de salarisspecificaties vanaf1 juni 2024, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag, met een maximum van € 2.500,00, voor elke dag na vijf dagen na de datum van betekening van deze beschikking dat Flexiso niet voldoet aan deze beschikking,
3.5. veroordeelt Flexiso in de proceskosten van € 1.036,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Flexiso niet tijdig aan de veroordeling voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
3.6. veroordeelt Flexiso tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.7. verklaart deze beschikking wat betreft de onder 3.2. tot en met 3.6. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad
3.8. wijst het meer of anders verzochte af.
41245 \ 498
Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3.
Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.