Uitspraak inhoud

beschikking

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zutphen

zaaknummer / rekestnummer: C/05/449376 / HZ RK 25-17

Beschikking van 24 juli 2025

in de zaak van

1 [verzoeker 1] ,

wonende te [woonplaats] , 2. [verzoeker 2], wonende te [woonplaats] , verzoekers, advocaat mr. B.W.J. Theunissen te Nijmegen

en

[verweerder], wonende te [woonplaats] , verweerder niet verschenen

en

1 [belanghebbende 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2.  [belanghebbende 2],

wonende te [woonplaats] ,

3. [belanghebbende 3],

wonende te [woonplaats] ,

4. [belanghebbende 4],

wonende te [woonplaats] , belanghebbenden, verschenen in persoon

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

2 De feiten

2.1. Op [datum 1] 2024 is te [woonplaats] overleden [erflaatster] , geboren te [geboorteplaats] op [datum 2] 1960 (hierna: erflaatster). De laatste woonplaats van erflaatster was [woonplaats] .

2.2. Erflaatster heeft niet bij testament over haar nalatenschap beschikt. Zij was ten tijde van haar overlijden niet gehuwd of geregistreerd als partner en heeft geen afstammelingen achtergelaten. Op grond van het wettelijk versterferfrecht zijn haar erfgenamen:

2.3. Bij akte nalatenschap van 7 januari 2025 hebben verzoekers de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard.

2.4. Bij akte nalatenschap van 11 februari 2025 hebben de belanghebbenden de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard.

3 Het verzoek

3.1. Verzoekers verzoeken de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: I. primair: de heer mr. Th.D.M. Janus, handelend onder de naam Janus Notarieel Juristen B.V., kantoorhoudende te Eindhoven tot vereffenaar te benoemen in de nalatenschap van erflaatster; subsidiair: een door de rechtbank in goede justitie aan te wijzen onafhankelijke derde, tot vereffenaar te benoemen in de nalatenschap van erflaatster; II. te bepalen dat de kosten van de onderhavige procedure ten laste van de nalatenschap van erflaatster mogen worden gebracht; III. te verklaren voor recht dat: a. de termijn waarbinnen verweerder zich moet uitlaten over de aanvaarding van de nalatenschap in de zin van artikel 4:192 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is aangevangen op 27 februari 2025, en/of dat b. verweerder wordt geacht de nalatenschap van erflaatster beneficiair te aanvaarden indien hij op 27 mei 2025 geen rechtsgeldige andersluidende keuze heeft gemaakt, althans op een datum als uw rechtbank passend oordeelt.

3.2. Verzoekers leggen hun verzoek tot benoeming van een vereffenaar ten grondslag dat de onderlinge verhoudingen tussen de erfgenamen niet optimaal zijn. Verzoekers zien het niet zitten om de nalatenschap van erflaatster gezamenlijk te vereffenen vanwege de gang van zaken tijdens de afwikkeling van de nalatenschap van moeder in 2019.

3.3. Verzoekers hebben bij deurwaardersexploot van 27 februari 2025 verweerder op de hoogte gesteld van de beneficiaire aanvaardingen van de nalatenschap van erflaatster. Verweerder is daarbij gewezen op de gevolgen als verweerder geen keuze maakt tussen (beneficiaire) aanvaarding of verwerping van de nalatenschap van erflaatster. Verweerder heeft hierop niet gereageerd. Volgens verzoekers heeft verweerder op 27 februari 2025 kennis genomen van de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van erflaatster door de andere erfgenamen en is daarmee de drie maanden termijn als bedoeld in artikel 4:192 lid 4 BW aangevangen.

4 beoordeling

4.1. [verweerder] is overeenkomstig de wettelijke vereisten opgeroepen, maar niet op de mondelinge behandeling verschenen. Hij heeft evenmin schriftelijk verweer gevoerd.

Benoeming vereffenaar

4.2. Op grond van artikel 4:203 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechtbank na een aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving een vereffenaar benoemen op verzoek van een erfgenaam.

4.3. Bij brief van 17 april 2025 heeft [belanghebbende 2] verklaard in te stemmen met het verzoek van verzoekers. Tijdens de mondelinge behandeling zijn [belanghebbende 1] , [belanghebbende 3] en [belanghebbende 4] verschenen. Zij hebben alle verklaard in te stemmen met het verzoek tot benoeming van mr. Janus tot vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster.

4.4. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot benoeming van een vereffenaar op de wet is gegrond en zal het verzoek daarom toewijzen. Nu mr. Janus zich schriftelijk bereid heeft verklaard om als vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster op te treden en daartegen geen bezwaren zijn gerezen, zal hij daartoe worden benoemd.

4.5. Met ingang van 1 september 2016 is de Wet bescherming erfgenamen tegen schulden in werking getreden. Deze wet heeft onmiddellijke werking. Artikel 4:206 lid 6 BW is gewijzigd in die zin dat de tweede volzin is vervallen, waardoor de benoeming van een vereffenaar voortaan slechts bekend dient te worden gemaakt in de (digitale) Staatscourant.

Verklaring voor recht

4.6. Op grond van artikel 3:302 BW dient in beginsel een verklaring voor recht te worden gevorderd in een dagvaardingsprocedure. Op basis van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan een verklaring voor recht worden uitgesproken in een verzoekschriftprocedure mits deze blijft binnen de grenzen van artikel 3:303 BW en zich beperkt tot de vaststelling van de rechtsverhouding in geschil tussen partijen. De rechtbank is van oordeel dat het onderhavige verzoek voldoet aan de eisen die worden gesteld in artikel 3:303 BW, verzoekers belang hebben bij dit verzoek en dat de verklaring ziet op de rechtsverhouding tussen verzoekers, verweerder en de belanghebbenden.

4.7. De door verzoekers verzochte verklaring voor recht heeft betrekking op de keuze die verweerder dient te maken ten aanzien van het (beneficiair) aanvaarden of verwerpen van de nalatenschap van erflaatster. Op grond van artikel 4:192 lid 4 BW wordt een erfgenaam die nog geen keuze heeft gedaan, geacht beneficiair te aanvaarden wanneer een of meer van zijn mede-erfgenamen door een verklaring beneficiair aanvaarden, tenzij hij alsnog de nalatenschap zuiver aanvaardt of verwerpt binnen drie maanden nadat hij van die beneficiaire aanvaarding kennis heeft gekregen.

4.8. Uit het boedelregister volgt dat verweerder nog geen verklaring over zijn keuze als bedoeld in artikel 4:190 BW ten aanzien van de nalatenschap van erflaatster heeft afgelegd (artikel 4:191 lid 1 BW). Verzoekers hebben gesteld dat zij verweerder bij deurwaardersexploot van 27 februari 2025 ervan op de hoogte hebben gesteld dat zowel verzoekers als de belanghebbenden de nalatenschap van erflaatster beneficiair hebben aanvaard. Verweerder heeft niet betwist dat hij op 27 februari 2025 kennis heeft genomen van de beneficiaire aanvaarding door zijn mede-erfgenamen. De rechtbank is daarom van oordeel dat is komen vast te staan dat de drie maanden termijn van artikel 4:192 lid 4 BW op 27 februari 2025 is aangevangen.

4.9. Met het aanvangen van de drie maanden termijn op 27 februari 2025 had verweerder uiterlijk tot 28 mei 2025 de gelegenheid om een verklaring van verwerping of zuivere aanvaarding bij het boedelregister te laten inschrijven. Nu uit het boedelregister blijkt dat verweerder daarvan geen gebruik heeft gemaakt, wordt verweerder geacht de nalatenschap van erflaatster beneficiair te hebben aanvaard. De rechter zal aantekening van deze beneficiaire aanvaarding laten maken in het boedelregister.

4.10. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verzochte verklaring voor recht afgeven.

Kosten

4.11. Volgens vaste jurisprudentie is het uitgangspunt dat de kosten wegens handelingen die objectief noodzakelijk zijn bij de afwikkeling van een nalatenschap en die verricht worden ten behoeve van een algemeen belang, en dus niet ten behoeve van het individuele belang van een erfgenaam, als kosten in de zin van artikel 4:7 lid 1 aanhef en onder sub c BW kunnen worden aangemerkt. Door de Landelijke Expertgroep Erfrecht zijn de kosten die als vereffeningskosten kunnen worden aangemerkt nader uitgewerkt in bijlage G bij de Richtlijnen Vereffening nalatenschappen (hierna: de Richtlijnen).

4.12. Weliswaar heeft [belanghebbende 1] zich tijdens de mondelinge behandeling op het standpunt gesteld dat de advocaatkosten van verzoekers enkel voor rekening van verzoekers dienen te komen, maar de rechtbank is een ander oordeel toegedaan voor zover het gaat om de proceskosten (waaronder begrepen de advocaatkosten begroot volgens liquidatietarief) die met het onderhavige verzoek gemoeid zijn. De rechtbank overweegt daarbij volledigheidshalve dat het bedrag aan advocaatkosten voor zover dat de advocaatkosten die volgens het liquidatietarief als proceskosten mogen worden aangemerkt, overstijgt, voor eigen rekening van verzoekers komt.

4.13. Gelet op het algemeen belang van de erfgenamen bij afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster zal de rechtbank in navolging van de Richtlijnen bepalen dat de proceskosten die gemaakt zijn in het kader van de onderhavige procedure als vereffeningskosten in de zin van artikel 4:7 lid 1 aanhef en sub c BW kunnen worden aangemerkt. 5. De beslissing De rechtbank

5.1. benoemt mr. T.D.M. Janus, verbonden aan Janus Notarieel Juristen B.V. kantoorhoudende aan de Beukenlaan 137 te (5616 VD) Eindhoven

tot vereffenaar van de nalatenschap van:

[erflaatster] overleden op [datum 1] 2024 te [woonplaats] , geboren te [geboorteplaats] op [datum 2] 1960, met als laatste woonplaats [woonplaats] ;

5.2. draagt de griffier op de benoeming van deze vereffenaar onverwijld in het boedelregister in te schrijven;

5.3. draagt de vereffenaar op de benoeming bekend te maken in de (digitale) Staatscourant;

5.4. verklaart voor recht:

  • dat de termijn waarbinnen [verweerder] zich moest uitlaten over de aanvaarding van de nalatenschap van erflaatster in de zin van artikel 4:192 lid 4 BW is aangevangen op 27 februari 2025; en
  • dat [verweerder] de nalatenschap van erflaatster op 27 mei 2025 beneficiair heeft aanvaard aangezien hij op dat moment geen andersluidende keuze had gemaakt;

5.5. draagt de griffier op aantekening van de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van [erflaatster] door [verweerder] te houden in het boedelregister;

5.6. bepaalt dat de kosten van de onderhavige procedure, zoals omschreven in rechtsoverweging 4.12., ten laste van de nalatenschap van erflaatster mogen worden gebracht;

5.7. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

5.8. wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. van Lee en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025.