Uitspraak inhoud

Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige kamer

Rekestnummer: FA RK 24-5808

Zaaknummer: C/09/670927

Datum beschikking: 4 augustus 2025

Beschikking op het op 30 juli 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,

hierna ook ‘ [verzoeker 1] ’ en ‘ [verzoeker 2] ’, dan wel gezamenlijk: verzoekers of wensouders, wonende te [woonplaats] , advocaat mr. T.F.W. Kouwenhoven te Amsterdam.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,

zetelend te ’s-Gravenhage, de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

Op 12 juni 2025 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: [verzoeker 1] bijgestaan door zijn advocaat. De ambtenaar is – met voorafgaand bericht van afwezigheid – niet op de zitting verschenen.

Na de zitting is het volgende stuk ontvangen:

  • het F9-bericht van 18 juni 2025, met bijlage (verklaring omtrent bezit van Nederlanderschap ten name van [verzoeker 1] ), van de zijde van verzoekers.

Feiten

  • Verzoekers, beiden van het mannelijk geslacht, zijn op [datum] 2022 met elkaar gehuwd in Amsterdam.

  • [verzoeker 1] heeft de Nederlandse en de Belgische nationaliteit. [verzoeker 2] heeft de Australische nationaliteit.

  • Verzoekers hebben hun kinderwens niet op eigen kracht kunnen verwezenlijken en hebben gekozen voor een hoogtechnologisch draagmoederschap.

  • De draagmoeder is [de draagmoeder] , geboren op [geboortedatum 1] 1988, woonachtig in [staat] , de Verenigde Staten, en in het bezit van een [staat] rijbewijs.

  • Verzoekers en de draagmoeder hebben een draagmoederschapsovereenkomst opgesteld, “gestational surrogacy agreement” en deze op respectievelijk 8 februari 2023 (de draagmoeder) en 10 februari 2023 (verzoekers) ondertekend. De advocaat van verzoekers heeft op 25 juli 2024 schriftelijk verklaard dat de door de draagmoeder geparafeerde en ondertekende draagmoederschapsovereenkomst door hem inhoudelijk identiek is bevonden aan de door verzoekers geparafeerde en ondertekende draagmoederschapsovereenkomst.

  • Bij beslissing van 26 oktober 2023 van de District Court, 225th Judicial District, of

[naam county] , [staat] , Verenigde Staten (“interlocutory order validating gestational carrier agreement”), voorzien van een apostille, is onder meer het volgende bepaald:(...) Parent-child Relationship The Court finds that Petitioners [verzoeker 1]

and [verzoeker 2] are adjudicated to be the legal parents of the child(ren) to be born as a result of the assisted reproductive procedure pursuant to the Gestational Carrier Agreement. The Court further finds that Respondent [ [de draagmoeder] ] is neither the biological nor the legal parent of the child(ren) and that there is and will be no parent-child relationship between Respondent en the child(ren) to be born under the Gestational Agreement. (…)

Validation of Gestational Carrier Agreement

IT IS THEREFORE ORDERED that the Gestational Carrier Agreement entered into

between [verzoeker 1] , [verzoeker 2]

, and [de draagmoeder] is valid and that [verzoeker 1]

and [verzoeker 2] will be

the legal parents of the child(ren) born under the agreement.

IT IS FURTHER ORDERED that [verzoeker 1]

and [verzoeker 2] shall be named as the parents of the (child)ren on

the birth certificate(s) of the child(ren) and on all forms and other documents to be

completed by the hospital or place of delivery of the child(ren).

[verzoeker 1] and [verzoeker 2]

shall have the right to name the child(ren) upon birth.

(…)

  • De draagmoeder is na een ivf-behandeling in verwachting geraakt. Er is daarbij een embryo bij de draagmoeder geplaatst, waarbij er gebruik is gemaakt van een zaadcel van [verzoeker 1] en een eicel van een voor verzoekers bekende eiceldonatrice, [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1994, zoals blijkt uit de ‘Declaration of Parentage’, opgesteld op 5 april 2024 door [naam 2] , MD van [plaats] Fertility Center.

  • Op [geboortedatum 3] 2024 is uit de draagmoeder te [staat] ( [geboorteplaats] ), Verenigde

Staten, [minderjarige] geboren.

  • Onder de stukken bevindt zich een op 18 januari 2024 afgegeven geboorteakte

(gelegaliseerd middels een apostille van de secretary of state van de staat [staat] ) van [minderjarige] , waarop [verzoeker 1] en [verzoeker 2] als ouders worden vermeld.

  • [minderjarige] heeft de nationaliteit van de Verenigde Staten en de Australische nationaliteit, zo

blijkt uit kopieën van haar Amerikaanse en Australische paspoort.

  • Bij beslissing van 26 januari 2024 van de District Court, 225th Judicial District, of

[naam county] , [staat] , Verenigde Staten (“order confirming parentage under validated gestational carrier agreement”), voorzien van een apostille, is onder meer het volgende bepaald: (…)

The Court confirms that Petitioners, [verzoeker 1]

and [verzoeker 2] , are the parents of [minderjarige]

. The Court further confirms all other findings in the Interlocutory Order

Validating Gestational Carrier Agreement, which is incorporated herein for all

purposes.

(…)

IT IS ORDERED that the Bureau of Vital Statistics shall issue a birth certificate

naming Petitioners, [verzoeker 1] and

[verzoeker 2] , as the parents of [minderjarige] .

(...)

number [nummer 1] , blijkt dat de waarschijnlijkheid van het vaderschap van [verzoeker 1] over [minderjarige] 99,99998% is.

Verzoek en standpunt ambtenaar

Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank:

voor recht verklaart dat de geboorteakte van de minderjarige [minderjarige] voor erkenning in aanmerking komt, en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;

voor recht verklaart dat de op 26 oktober 2023 en 26 januari 2024 door de District Court [naam county] , [staat] (Verenigde Staten) gedane uitspraken met betrekking tot- de vaststelling van het vaderschap van [verzoeker 1] ,- de vaststelling van het vaderschap van [verzoeker 2] ,- de ontkenning van het moederschap van de draagmoeder,voor erkenning in aanmerking komen, en naar hun aard vatbaar zijn voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;

de inschrijving gelast van voornoemde geboorteakte van de minderjarige [minderjarige] in de daartoe bestemde registers van de Burgerlijke Stand van Den Haag,alsmede de inschrijving te gelasten van de hiervoor bedoelde beslissingen van de District Court in de daartoe bestemde registers van de Burgerlijke Stand van Den Haag. En daarbij, voor zover nodig,

vaststelt dat de minderjarige [minderjarige] het Nederlanderschap bezit.

De ambtenaar ziet vooralsnog aanleiding zich te refereren aan de voorliggende verzoeken, in ieder geval voor zover geconcludeerd kan worden dat de minderjarige [minderjarige] de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen.

Beoordeling

Rechtsmacht Op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter in zaken die bij verzoekschrift moeten worden ingeleid rechtsmacht indien:

a. hetzij verzoeker of, indien er meer verzoekers zijn, een van hen, hetzij een van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft,

b. het verzoek betrekking heeft op een bij dagvaarding ingeleid of in te leiden geding ten aanzien waarvan de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, of

c. de zaak anderszins voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden is.

Nu de situatie onder sub a en sub b niet aan de orde is, zal moeten worden beoordeeld of de zaak anderszins voldoende met de rechtssfeer van Nederland is verbonden.

Volgens vaste jurisprudentie is het enkele feit dat [verzoeker 1] de Nederlandse nationaliteit heeft onvoldoende om rechtsmacht van de Nederlandse rechter aan te nemen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat gelet op andere aanknopingspunten de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek. Het verzoek is er immers op gericht dat buitenlandse uitspraken en een buitenlandse geboorteakte waarbij familierechtelijke banden zijn vastgesteld in Nederland worden erkend, zodat deze kunnen worden opgenomen in het register van geboorten van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage. Daarbij komt dat indien voormelde uitspraken voor erkenning in aanmerking komen, [minderjarige] de Nederlandse nationaliteit aan [verzoeker 1] kan ontlenen. Daarnaast heeft [verzoeker 1] op de zitting verklaard gehecht te zijn aan zijn Nederlandse nationaliteit en deze aan [minderjarige] te willen doorgeven. Verzoekers wonen weliswaar niet in Nederland, maar de helft van [verzoeker 1] ’s familie – waaronder zijn vader – woont in Nederland.

Op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat deze zaak voldoende met de rechtssfeer van Nederland is verbonden. De rechtbank is daarom bevoegd om van de ingediende verzoeken kennis te nemen.

De positie van de draagmoeder De draagmoeder kan in beginsel als belanghebbende als bedoeld in artikel 798 Rv worden aangemerkt en door de rechtbank worden opgeroepen. De rechtbank zal de draagmoeder echter niet als belanghebbende aanmerken. Dit gelet op het feit dat – zoals hieronder nog zal blijken – het draagmoederschapstraject met de nodige zorgvuldigheid is doorlopen, waarbij de belangen van de draagmoeder in acht zijn genomen. Bij de Amerikaanse beslissing van 26 oktober 2023 is bepaald dat de draagmoeder niet de juridische ouder is van het ongeboren kind en dat het juridische gezag bij verzoekers ligt. De rechtbank zal verdere oproeping dan ook achterwege laten en zal geen afschrift van de uitspraak aan de draagmoeder toesturen.

Verzoeken onder I. en II.: verklaringen voor recht Toepasselijk recht Omdat wordt verzocht om voor recht te verklaren dat de geboorteakte en de daarbij behorende Amerikaanse beslissingen voor erkenning in aanmerking komen en naar hun aard vatbaar zijn voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, zal de rechtbank het Nederlandse recht toepassen.

Juridisch kader Op grond van artikel 1:26 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een ieder die daarbij een gerechtvaardigd belang heeft de rechtbank verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand.

Het belang van het verzoek is erin gelegen dat verzoekers in Nederland als de wettige ouders van [minderjarige] zullen worden erkend en geregistreerd. Dit is een gerechtvaardigd belang zodat aan verzoekers een beroep op artikel 1:26 BW toekomt.

De rechtbank ziet aanleiding om eerst de Amerikaanse beslissingen van respectievelijk 26 oktober 2023 en 26 januari 2024 te beoordelen.

Erkenning Amerikaanse beslissingen De rechtbank zal eerst beoordelen of de uit de Amerikaanse beslissingen voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke rechtsbetrekkingen hier te lande van rechtswege kunnen worden erkend. De rechtbank zal in dit kader de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling (naar analogie) toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap. Op grond van artikel 10:100 lid 1 BW wordt een buitenslands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:

a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;

b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of

c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.

De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd (lid 2).

Uitgangspunt van de wet is dat de Amerikaanse beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld tussen verzoekers en [minderjarige] worden erkend. Dit is slechts anders indien er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land, aan de beslissingen geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van de beslissingen onverenigbaar is met de openbare orde.

De rechtbank is gelet op de Amerikaanse beslissingen van oordeel dat sprake is geweest van behoorlijk onderzoek en rechtspleging. Nu het draagmoederschap in de Verenigde Staten van Amerika heeft plaatsgevonden en de draagmoeder daar woonachtig is, kan niet worden geoordeeld dat er voor de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond. In deze zaak gaat het om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals vastgesteld in de Amerikaanse beslissingen.

Openbare orde exceptie: zorgvuldig draagmoederschapstraject? De rechtbank acht het in het kader van de openbare orde toets van belang om te oordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als de wensouders in kwestie. Nu de wensouders in de Amerikaanse beslissingen als ouders van [minderjarige] zijn aangemerkt en nu uit DNA-onderzoek is gebleken dat [verzoeker 1] de genetische vader is van [minderjarige] , dient hierbij naar het oordeel van de rechtbank met name te worden gekeken of de belangen van het kind en de draagmoeder voldoende in acht zijn genomen. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind.

Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).

Op grond van de overgelegde stukken komt de rechtbank tot het oordeel dat het draagmoederschapstraject dat verzoekers in [staat] , VS hebben doorlopen zorgvuldig heeft plaatsgevonden. [verzoeker 1] is genetisch volledig verwant aan [minderjarige] . De naam van zowel de draagmoeder als eiceldonor en hun contactgegevens zijn bekend. Verzoekers hebben nog frequent contact met de draagmoeder en ook met de eiceldonor is nog contact en er zijn foto’s van [minderjarige] met hen gedeeld. Verzoekers hebben aangegeven open te staan voor contact als [minderjarige] hieraan behoefte heeft in de toekomst. Voor [minderjarige] is dus haar volledige ontstaansgeschiedenis te achterhalen.

Gebleken is dat het juridisch en genetisch ouderschap van verzoekers vanaf de geboorte van [minderjarige] is vastgesteld op grond van de (tussen)beslissingen van 26 oktober 2023 en 26 januari 2024 van de District Court of [naam county] , [staat] , Verenigde Staten (“interlocutory order validating gestational carrier agreement” en “order confirming parentage under validated gestational carrier agreement”). Ook is bepaald dat de draagmoeder geen biologische of juridische ouder is en dat er geen ouder-kind relatie tussen de draagmoeder en [minderjarige] bestaat, een en ander in overeenstemming met de wetgeving van [staat] , Verenigde Staten. De rechtbank kwalificeert deze Amerikaanse beslissingen als een ‘ontkenning van het moederschap’ van de draagmoeder en een vaststelling van het ouderschap van verzoekers met gezagsrechten. Hoewel de Nederlandse wet niet de ontkenning van het moederschap kent van de moeder uit wie het kind geboren is (de ‘geboortemoeder’), kent de wet wel de mogelijkheid om de familierechtelijke betrekking met de geboortemoeder te beëindigen, namelijk langs de weg van adoptie. Het enkele feit dat een beslissing van een buitenlandse rechter niet overeenstemt met bepalingen uit het Nederlands recht, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Amerikaanse beslissingen van 26 oktober 2023 en 26 januari 2024, waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen [minderjarige] en de wensouders zijn vastgesteld, in Nederland worden erkend.

Erkenning Amerikaanse geboorteakte Voor de vraag of de Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige] erkend kan worden, zal de rechtbank de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen.

In artikel 10:101 lid 1 BW is, voor zover hier van belang, de in artikel 10:100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 BW opgenomen erkenningsregeling van overeenkomstige toepassing verklaard op buitenslands tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte.

De rechtbank stelt vast dat voor [minderjarige] een Amerikaanse geboorteakte is opgemaakt, waarin de wensouders – overeenkomstig de Amerikaanse beslissingen die in Nederland worden erkend – als ouders zijn opgenomen. Niet in geschil is dat dit door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is gedaan. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat aan deze rechtshandelingen geen behoorlijk onderzoek is voorafgegaan. Daarom gaat het ook ten aanzien van deze Amerikaanse geboorteakte om de vraag of erkenning van de uit de Amerikaanse geboorteakte voortvloeiende afstammingsrelaties kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde, zoals bedoeld in artikel 10:100 lid 1 sub c BW.

Openbare orde exceptie? Uit artikel 10:101 lid 1 BW juncto artikel 10:100 lid 2 BW volgt dat de erkenning van de buitenlandse akte, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde kan worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd. Als uitgangspunt geldt dat het enkele feit dat het van rechtswege ontstaan van een familierechtelijke betrekking tussen [minderjarige] en verzoekers niet overeenstemt met de huidige bepalingen uit het Nederlands recht, onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde.

Uitgangspunt is dat de buitenlandse akte dient te worden erkend. Het feit dat naar het recht van de Verenigde Staten van Amerika de wensouders als juridische ouders op de geboorteakte zijn geregistreerd, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde. Dat er sprake is van kennelijke onverenigbaarheid met de openbare orde, zoals opgenomen in artikel 10:100 lid 1 sub c BW, mag niet snel worden aangenomen. De exceptie van de Nederlandse openbare orde – waaronder kunnen worden verstaan de beginselen van waarden van juridische, sociale of morele aard, die in de eigen rechtsorde fundamenteel worden geacht – mag slechts als ultimum remedium worden ingezet. Met andere woorden: er moet sprake zijn van zulke fundamentele waarden, waarmee dat toepasselijke buitenlands recht strijdig is, dat dit recht niet wordt toegepast. Bij fundamentele waarden en normen uit de Nederlandse rechtsorde moet bijvoorbeeld gedacht worden aan het beginsel van non-discriminatie, de gelijke behandeling van man en vrouw en het recht op bescherming van het privé- en gezinsleven. Daarom wordt een beroep op de openbare orde alleen in uitzonderlijke gevallen gegrond geacht. De invulling van de vraag of sprake is van strijd met de openbare orde wordt bovendien beïnvloed door ontwikkelingen in de maatschappij en de rechtspraak.

Uit de Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1995/96, 24649, nr. 3 (hierna: MvT), blijkt dat de wetgever destijds, bij het bepalen van de term “moeder” van het kind ook heeft stilgestaan bij de bijzondere wijzen van voortplanting. De MvT zegt daarover op pagina 7: “De moeder van het kind is de vrouw die het kind heeft gebaard, ook als het genetische materiaal waaruit het kind is ontstaan, niet van haar afkomstig is. Het gaat mij te ver om, nu er technische mogelijkheden tot embryodonatie zijn voor alle gevallen het vaste uitgangspunt ten aanzien van het moederschap te vervangen door een vermoeden van moederschap dat zonodig door de vrouw die het kind heeft gebaard of het kind en eventueel door de vader kan worden ontkracht. Het gegeven dat de vrouw op deze wijze een kind wilde krijgen, de zwangerschap en de geboorte vormen voor deze opvatting voldoende grondslag.” Er is destijds, dus al in 1995, door de wetgever nagedacht over een mogelijkheid om het vaste uitgangspunt dat de moeder van het kind altijd de vrouw is uit wie het kind geboren is, te verlaten. Daar is weliswaar vanaf gezien, maar het idee dat de moeder een ander kan zijn, was geaccepteerd.

Hoewel destijds is afgezien van het aanpassen van de wet worden wel al stappen gezet om dat later mogelijk alsnog te doen, ingegeven door de toename van het aantal kinderen dat geboren wordt middels hoogtechnologisch draagmoederschap. Op dit moment is er een wetsvoorstel aanhangig, namelijk het “Wetsvoorstel Wet kind, draagmoederschap en afstamming” (36390). De rechtbank verwijst in dit kader ook naar de Memorie van Toelichting behorende bij dit wetsvoorstel. Hierin wordt een regeling getroffen waarin de wensouders vanaf de geboorte als ouders op de geboorteakte staan vermeld. In de toelichting wordt vermeld dat de Nederlandse openbare orde zich niet langer verzet tegen het niet vermeld staan van een geboortemoeder op de geboorteakte. Wel moet de identiteit van de geboortemoeder op termijn voor het betrokken kind te achterhalen zijn. Dit geldt ook voor de overige gegevens betreffende de genetische afstamming, zoals die van de eiceldonatrice.

Uit het voorgaande blijkt dat ook in Nederland zelf de opvattingen over wie als ouder op een geboorteakte moet worden vermeld, zijn veranderd en dat wordt gewerkt aan een wetsvoorstel dat het mogelijk maakt dat – net zoals op de geboorteakte van [minderjarige] – op de geboorteakte geen geboortemoeder staat, maar in haar plaats een wensouder. Dat alleen al is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om te oordelen dat een dergelijke geboorteakte niet strijdig is met de Nederlandse openbare orde.

Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de geboorteakte van [minderjarige] , met de daarin vastgelegde familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming, van rechtswege in Nederland kan worden erkend.

Zijn de Amerikaanse rechterlijke beslissingen en de Amerikaanse geboorteakte naar hun aard vatbaar voor opname in de registers van de burgerlijke stand? De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de Amerikaanse beslissingen overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie zijn opgemaakt of gedaan en dat de daarin neergelegde familierechtelijke betrekkingen naar hun aard in zijn algemeenheid vatbaar zijn voor opname in een Nederlands register van de burgerlijke stand.

De ambtenaar is in beginsel van mening dat de Amerikaanse geboorteakte naar zijn aard niet vatbaar is voor opname in het register van geboorte van de burgerlijke stand van ’s-Gravenhage, omdat – samengevat – hieruit niet blijkt op welke wijze het ouderschap van verzoekers tot stand is gekomen. Echter, gelet op eerdere jurisprudentie van deze rechtbank (de ambtenaar verwijst naar de beschikking van 29 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:6851) ziet de ambtenaar zich – mede gelet op het uitblijven van nadere wetgeving op het gebied van draagmoederschap en het steeds groter wordende aantal zaken en daaruit voortvloeiende rechterlijke uitspraken, waarbij soms ook wordt gezocht naar praktisch werkbare oplossingen – vooralsnog aanleiding zich te refereren aan de verzoeken zoals zij thans voorliggen.

De rechtbank is van oordeel dat de Amerikaanse geboorteakte naar zijn aard wel vatbaar is voor opname in het register van geboorte van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage. De rechtbank verwijst hierbij naar haar uitgebreide overwegingen in eerdere jurisprudentie, waaronder de door de ambtenaar genoemde uitspraak van 29 april 2024. Bij inschrijving van een buitenlandse geboorteakte kunnen alle stappen die zijn gezet in het draagmoederschapstraject door het betreffende kind worden achterhaald. De in dat kader op te maken Nederlandse akte van inschrijving vermeldt ook de buitenlandse beslissing die mede aan de in te schrijven akte ten grondslag ligt alsmede de Nederlandse beschikking waarbij die inschrijving is gelast.

Uit het voorgaande volgt dat de verzochte verklaringen onder I. en II. worden toegewezen.

Verzoek onder III.: het gelasten van de ambtenaar tot inschrijving van de Amerikaanse geboorteakte in de daartoe bestemde registers van de Burgerlijke Stand alsmede tot inschrijving van de Amerikaanse beslissingen De rechtbank begrijpt dit verzoek in die zin dat verzoekers verzoeken de inschrijving te gelasten van de Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige] en de Amerikaanse beslissingen in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, waarbij deze Amerikaanse beslissingen als vermelding op de geboorteakte wordt geplaatst.

Toepasselijk recht Omdat wordt verzocht de ambtenaar te gelasten de vervangende Amerikaanse geboorteakte en Amerikaanse beslissingen in te schrijven in het Nederlandse register van geboorten, zal de rechtbank het Nederlandse recht toepassen.

Juridisch kader Op grond van artikel 1:26b BW in samenhang gelezen met artikel 1:25 lid 1 BW kan de rechtbank de inschrijving gelasten van een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte van geboorte in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage, indien de akte een persoon betreft die op het ogenblik van het verzoek Nederlander is.

Artikel 1:20b BW bepaalt – voor zover hier van belang – dat op verzoek van een belanghebbende dan wel ambtshalve van akten en uitspraken die buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie zijn opgemaakt of gedaan en een overeenkomstige uitwerking hebben als de akten en rechterlijke uitspraken, bedoeld in artikel 1:20 BW, door de ambtenaar van de burgerlijke stand een latere vermelding wordt toegevoegd aan de desbetreffende in de registers van de burgerlijke stand hier te lande voorkomende geboorteakte, tenzij de Nederlandse openbare orde zich hiertegen verzet.

De rechtbank oordeelt als volgt. In het voorgaande is al vastgesteld dat de Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige] en de Amerikaanse beslissingen in Nederland kunnen worden erkend. Daarmee worden de familierechtelijke betrekkingen tussen verzoekers en [minderjarige] erkend. Dit betekent dat op grond van de Amerikaanse geboorteakte en Amerikaanse beslissingen verzoekers de juridische ouders van [minderjarige] zijn. Daarmee stamt [minderjarige] af van een Nederlandse ouder ( [verzoeker 1] ), zodat zij de Nederlandse nationaliteit aan hem ontleent. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde voor inschrijving van de geboorteakte in het Nederlandse register. Zoals hiervoor is vastgesteld, betreffen de Amerikaanse beslissingen een ‘ontkenning van het moederschap’ van de draagmoeder en een vaststelling van het ouderschap van verzoekers, zodat deze beslissing overeenkomt met een Nederlandse rechterlijke uitspraak zoals bedoeld in artikel 1:20 BW.

Nu deze Amerikaanse beslissingen van rechtswege in Nederland kunnen worden erkend, dient dan ook een (latere) vermelding op de geboorteakte van [minderjarige] te worden gemaakt. Verzoekers hebben verzocht op de in te schrijven geboorteakte de Amerikaanse beslissingen als vermelding op te maken in de rubriek “latere vermeldingen” van de akte. De rechtbank stelt vast dat het doel van dit verzoek is dat een vermelding van de buitenlandse beslissingen op de (nog in te schrijven) geboorteakte van [minderjarige] wordt gemaakt, zodat de ontstaansgeschiedenis voor [minderjarige] inzichtelijk en steeds te achterhalen zal zijn. De rechtbank laat het aan de ambtenaar om de wijze van vermelding te bepalen. De rechtbank zal dan ook in die zin de ambtenaar gelasten een (latere) vermelding te plaatsen op de geboorteakte van [minderjarige] . Door de Amerikaanse beslissingen op de geboorteakte te vermelden, kan [minderjarige] de stappen die zijn gezet in het tot stand komen van haar afstamming herleiden.

Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het verzoek onder III zal toewijzen.

Verzoek onder IV: vaststelling Nederlanderschap [minderjarige] Verzoekers verzoeken – voorwaardelijk – om het Nederlanderschap van [minderjarige] vast te stellen. Een dergelijk verzoek is gebaseerd op artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en de procedure wijkt af van de procedure zoals die geldt voor ‘reguliere’ personen- en familierechtelijke afstammingszaken. Zo is niet de ambtenaar maar de Minister van Justitie en Veiligheid (de IND) in een RWN procedure belanghebbende. Gelet op de toewijzing van de verzoeken onder I, II en III, behoeft de rechtbank op dit voorwaardelijke verzoek evenwel niet meer te beslissen.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart voor recht dat de beslissingen van “the District Court of [naam county] , [staat] , Verenigde Staten” van 26 oktober 2023 en 26 januari 2024 waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen verzoekers en [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 3] 2024 te [staat] ( [geboorteplaats] ), Verenigde Staten, zijn vastgesteld, van rechtswege in Nederland wordt erkend en naar hun aard vatbaar zijn voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand;

verklaart voor recht dat de Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 3] 2024 te [staat] ( [geboorteplaats] ), Verenigde Staten, waarop verzoekers als ouders worden vermeld, van rechtswege in Nederland wordt erkend en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage;

gelast de inschrijving in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage van de door de bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften in [staat] (Collin County) opgemaakte geboorteakte van:

  • [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 3] 2024 te [staat] ( [geboorteplaats] ), Verenigde Staten, registratie nummer [nummer 2] , afgegeven op 18 januari 2024; waarvan een fotokopie aan deze beschikking is gehecht;

bepaalt dat de ambtenaar op deze geboorteakte een (latere) vermelding plaatst van voornoemde Amerikaanse beslissingen, welke beslissingen de vaststelling van het ouderschap van verzoekers over [minderjarige] betreffen.