Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17250 - Rechtbank veroordeelt minister tot beslissen met oplegging van rechterlijke dwangsom - 19 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1725019 september 2025

Essentie

De rechtbank acht een beroep wegens niet tijdig beslissen kennelijk gegrond. De minister krijgt een termijn van twee weken om alsnog te beslissen. Indien deze termijn wordt overschreden, verbeurt de minister een rechterlijke dwangsom. Daarnaast wordt de maximale bestuurlijke dwangsom toegekend.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.19996

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer], (gemachtigde: mr. E. Ebes),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

  1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op het bezwaar van 17 december 2024.

1.1. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting.[1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?

  1. Het bezwaarschrift is ingediend bij brief van 17 december 2024. De minister heeft in de brief van 30 december 2024 laten weten dat hij binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijn waarbinnen bezwaar kon worden gemaakt een beslissing zou nemen.[2] Eiseres heeft de minister op 8 april 2025, dus na het verstrijken van de beslistermijn, in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar.[3]

  2. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.

Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?

  1. Omdat de minister nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de minister dit alsnog moet doen. In principe moet de minister dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.[4] In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank een andere termijn geven.[5] De minister heeft geen verweerschrift ingediend en heeft dan ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen twee weken op het bezwaar van eiseres moet beslissen.

Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?

  1. Eiseres heeft gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op bezwaar neemt, de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.[6]

Is de minister een bestuurlijke dwangsom verschuldigd?

  1. Eiseres heeft gevraagd de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Als de minister niet binnen twee weken na de ingebrekestelling alsnog een besluit neemt, moet de minister een bestuurlijke dwangsom aan eiseres betalen.[7] Omdat vanaf dat moment meer dan 42 dagen zijn verstreken, stelt de rechtbank de dwangsom vast op € 1.442,-.[8] Dat is het maximale bedrag.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, de minister binnen twee weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit moet nemen op bezwaar. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eiseres een dwangsom verschuldigd. De minister moet ook de maximale bestuurlijke dwangsom aan eiseres betalen.

  2. De minister moet de door eiseres gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50.[9] De minister moet ook het betaalde griffierecht aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 7:10 van de Awb.

Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb,

Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.

Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.

Volgens artikel II van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken (Wet herziening) is artikel 71b van de Vw niet van toepassing in gevallen waar een geldige ingebrekestelling is ingediend voor inwerkingtreding van de Wet herziening.

Artikel 4:17 van de Awb.

Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.


Voetnoten

Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 7:10 van de Awb.

Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb,

Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.

Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.

Volgens artikel II van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken (Wet herziening) is artikel 71b van de Vw niet van toepassing in gevallen waar een geldige ingebrekestelling is ingediend voor inwerkingtreding van de Wet herziening.

Artikel 4:17 van de Awb.

Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.