Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag
ECLI:NL:RBDHA:2025:15313 - Rechtbank Den Haag - 9 juli 2025
Uitspraak
ECLI:NL:RBDHA:2025:15313•9 juli 2025•Deze uitspraak wordt in 1 latere zaken aangehaald
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Artikel 6:12 AWB (Beroep niet tijdig besluit termijnvereisten)Artikel 6:2 AWB (Gelijkstelling weigering en niet-tijdigheid met besluit)Artikel 8:54 AWB (Vereenvoudigde behandeling sluiten onderzoek bestuursrechter)Artikel 8:55d AWB (Uitspraak bestuursrechter bij niet-tijdig besluit)Artikel 8:74 AWB (Vergoeding griffierecht uitspraak bestuursrechter)Artikel 8. Recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven EVRM (Recht op eerbiediging privé-, familie- en gezinsleven)
Uitspraak inhoud
uitspraak
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.22430
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. M.A. Vegter),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.
Procesverloop
Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat de minister niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel "familie en gezin" in het kader van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (de aanvraag).
Overwegingen
- De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
- Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
- De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen de minister had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is kennelijk gegrond.
- Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
- De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.3
- De minister heeft niet verzocht om een langere nadere beslistermijn. Uit het dossier blijkt ook niet dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de rechtbank een langere nadere beslistermijn moet opleggen. De rechtbank legt de minister daarom een nadere beslistermijn op van twee weken. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.
- De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hebben vastgesteld.4 De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 100, - moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van
€ 15.000,-.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat de minister binnen twee weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
- Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907, - en een wegingsfactor 0,5). Ook moet de minister het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.5
3 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
4 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Zie __https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/__Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx.
5 Artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van
C.A.A.W. van der Heijden, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 juli 2025
Documentcode: [Documentcode]
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.