ECLI:NL:RBDHA:2025:15014 - Rechtbank Den Haag - 12 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7086
geboren op [geboortedatum], van Syrische nationaliteit, V-nummer: [nummer], (gemachtigde: mr. K.S. Kort),
en
(gemachtigde: mr. M.P. Gaal – de Groot).
1. Deze uitspraak gaat over het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Eiser is het daar niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Mede aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag.
Procesverloop
2. De minister heeft de asielaanvraag van eiser met het bestreden besluit van 12 februari 2025 niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag.
2.1. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is door deze rechtbank en zittingsplaats bij uitspraak van 31 maart 2025 - met toepassing van artikel 8:54 van de Awb
2.2. Eiser heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld. Dit verzet is door deze rechtbank en zittingsplaats op 12 mei 2025 gegrond verklaard. Daarmee is de uitspraak van 31 maart 2025 vervallen en hervat de rechtbank het onderzoek in de stand waarin het zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan.
2.3. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 22 mei 2025 doorverwezen naar behandeling door een meervoudige kamer.
2.4. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.5. De rechtbank heeft het beroep, gelijktijdig met de zaken NL25.20750 en NL25.18030, op 17 juli 2025 op zitting behandeld, waar de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister zijn verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, die in de Dublinverordening
Beoordeling door de rechtbank
Heeft eiser procesbelang?
4. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep.
4.1. Bij brief van 30 juni 2025 heeft de minister gemeld dat eiser sinds 8 april 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. De minister heeft deze melding onderbouwd met een bericht van het COa
4.2. De gemachtigde van eiser heeft desgevraagd bij bericht van 7 juli 2025 laten weten dat zij contact heeft met eiser, op de hoogte is van zijn verblijfplaats en dat eiser het beroep wenst te handhaven.
4.3. De rechtbank overweegt dat gelet hierop moet worden aangenomen dat eiser nog steeds prijs stelt op de door hem in Nederland gezochte bescherming en een inhoudelijke beoordeling van zijn asielaanvraag wenst en eiser nog wel degelijk een belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank zal het beroep daarom hierna inhoudelijk beoordelen.
Is overdracht in strijd met de internationale verplichtingen?
5. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen. In Polen is volgens eiser sprake van een asielstop. Eiser wijst daarbij op een wetswijziging in Polen, waarin de mogelijkheid is opgenomen het recht op asiel op te schorten voor asielzoekers die via Belarus naar Polen zijn gekomen. Eiser verwijst naar twee artikelen
5.1. De minister stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Polen nog steeds kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
5.2. De rechtbank overweegt als volgt. Het toetsingskader voor de bewijslastverdeling bij de beoordeling of de minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is uiteengezet in de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2024
5.3. In beginsel mag de minister ten aanzien van Polen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag
5.4 De rechtbank is van oordeel dat eiser daarin is geslaagd. De nieuwe wetgeving in Polen en de uitspraken van de Poolse premier op 21 maart 2025
5.5. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister in de situatie van eiser niet zonder nader onderzoek of nadere garanties van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen kan uitgaan. Gelet hierop zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen en de minister opdragen om, alvorens tot een nieuw besluit te komen, nader onderzoek te doen naar de situatie in Polen en de situatie van eiser, een Dublinclaimant die Polen eerder illegaal via Belarus is ingereisd. Daarbij moet de minister rekening houden met de informatie die door eiser is verstrekt en meewerken aan de vaststelling van de feiten door te beoordelen of het gestelde risico reëel is, op basis van objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens en afgemeten aan het beschermingscriterium van de door het Unierecht gewaarborgde grondrechten. Verder moet de minister daarbij ook op eigen initiatief rekening houden met relevante informatie waarvan de lidstaat niet onkundig kan zijn met betrekking tot mogelijke structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen.
6. Gelet op de gegrondverklaring van het beroep behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer. De rechtbank zal het besluit vernietigen en de minister opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Omdat het beroep van eiser op artikel 17 van de Dublinverordening deels in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is beoordeeld, zal de rechtbank dit niet beoordelen in de onderhavige procedure.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is gegrond, omdat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende gemotiveerd is. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. Het bestreden besluit wordt vernietigd en de minister wordt opgedragen om nader onderzoek te doen naar de situatie in Polen en de situatie van eiser en een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8. De rechtbank ziet aanleiding de minister te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, voorzitter, en mr. A.G.D. Overmars en mr. A. Sibma, leden, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Algemene wet bestuursrecht.
Verordening (EU) nr. 604/2013.
Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
Polish parliament approves bill allowing suspension of asylum rights, 21 februari 2025, Polish parliament approves bill allowing suspension of asylum rights | Notes From Poland (https://notesfrompoland.com/2025/02/21/polish-parliament-approves-bill-allowing-suspension-of-asylum-rights/); Poland’s ban on asylum – a new low, 28 februari 2025, Poland's ban on asylum — a new low (https://euobserver.com/migration/ard2ed88b7)
In zaaknummers NL25.3915 en NL25.1686.
AIDA country report Poland, July 2025, update on 2024.
De minister verwijst daarbij naar uitspraken van de Afdeling van 4 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3455 en van 27 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1388.
Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
HvJEU, 19 december 2024 inzake C-185/24 en C-189/24 Tudmur, ECLI:EU:C:2024:1036, meer specifiek de rechtsoverwegingen 39, 43-46.
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
ECLI:NL:RVS:2025:2254.
ECLI:NL:RBDHA:2025:7695.
ECLI:NL:RVS:2025:2420.
ECLI:NL:RBOVE:2025:3264.
ECLI:NL:RVS:2024:3455.
ECLI:EU:C:2024:195.
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Verdrag ter bescherming van vluchtelingen.
Notesfrompoland.com, gepubliceerd op 21 maart 2025, ‘Tusk: Poland will no longer comply with EU’s Dublin Regulation on returning asylum seekers’, Tusk: Poland will no longer comply with EU’s Dublin Regulation on returning asylum seekers | Notes From Poland (https://notesfrompoland.com/2025/03/21/tusk-poland-will-no-longer-comply-with-eus-dublin-regulation-on-returning-asylum-seekers/).
Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid van de Awb.