Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.7086

geboren op [geboortedatum], van Syrische nationaliteit, V-nummer: [nummer], (gemachtigde: mr. K.S. Kort),

en

(gemachtigde: mr. M.P. Gaal – de Groot).

1. Deze uitspraak gaat over het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Eiser is het daar niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Mede aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag.

Procesverloop

2. De minister heeft de asielaanvraag van eiser met het bestreden besluit van 12 februari 2025 niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag.

2.1. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is door deze rechtbank en zittingsplaats bij uitspraak van 31 maart 2025 - met toepassing van artikel 8:54 van de Awb[1] - ongegrond verklaard.

2.2. Eiser heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld. Dit verzet is door deze rechtbank en zittingsplaats op 12 mei 2025 gegrond verklaard. Daarmee is de uitspraak van 31 maart 2025 vervallen en hervat de rechtbank het onderzoek in de stand waarin het zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan.

2.3. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 22 mei 2025 doorverwezen naar behandeling door een meervoudige kamer.

2.4. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

2.5. De rechtbank heeft het beroep, gelijktijdig met de zaken NL25.20750 en NL25.18030, op 17 juli 2025 op zitting behandeld, waar de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister zijn verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Totstandkoming van het besluit

3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, die in de Dublinverordening[2] staat. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.[3] In dit geval heeft Nederland op 14 november 2024 bij Polen een verzoek om terugname gedaan. Polen heeft dit verzoek op 19 november 2024, op grond van artikel 18, eerste lid onder c, van de Dublinverordening, aanvaard. De minister heeft de uiterlijke overdrachtsdatum op 8 april 2025 verlengd tot 18 maanden na de datum van het claimakkoord wegens onderduiken.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiser procesbelang?

4. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep.

4.1. Bij brief van 30 juni 2025 heeft de minister gemeld dat eiser sinds 8 april 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. De minister heeft deze melding onderbouwd met een bericht van het COa[4] en een mededeling aan de Poolse autoriteiten dat de uiterlijke overdrachtstermijn is verlengd tot 18 maanden.

4.2. De gemachtigde van eiser heeft desgevraagd bij bericht van 7 juli 2025 laten weten dat zij contact heeft met eiser, op de hoogte is van zijn verblijfplaats en dat eiser het beroep wenst te handhaven.

4.3. De rechtbank overweegt dat gelet hierop moet worden aangenomen dat eiser nog steeds prijs stelt op de door hem in Nederland gezochte bescherming en een inhoudelijke beoordeling van zijn asielaanvraag wenst en eiser nog wel degelijk een belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank zal het beroep daarom hierna inhoudelijk beoordelen.

Is overdracht in strijd met de internationale verplichtingen?

5. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen. In Polen is volgens eiser sprake van een asielstop. Eiser wijst daarbij op een wetswijziging in Polen, waarin de mogelijkheid is opgenomen het recht op asiel op te schorten voor asielzoekers die via Belarus naar Polen zijn gekomen. Eiser verwijst naar twee artikelen[5] en het stellen van nadere vragen aan de minister en daarbij het toewijzen van een voorlopige voorziening door deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem.[6] Eiser betoogt dat hij voldoet aan de criteria zoals ze zijn opgenomen in de wetswijziging. Hij is namelijk illegaal de grens overgestoken en heeft op de grens met Belarus zijn asielaanvraag ingediend. Eiser stelt dat uit de wetswijziging geen begrenzing van gebied of tijd volgt en dat hij daarom een reëel risico loopt dat zijn asielaanvraag niet zal worden behandeld in Polen. Op de zitting heeft eiser daarnaast nog gewezen op het AIDA-rapport[7] van juli 2025, waaruit zou volgen dat de asielaanvragen van Dublinterugkeerders en ‘nieuwe’ asielaanvragen bij dezelfde organisatie (border guard) worden ingediend, waardoor onderscheid tussen beide groepen niet meer kan worden gemaakt. Eiser stelt verder dat de Poolse premier tijdens de EU-top op 21 maart 2025 tijdens een persconferentie heeft aangekondigd dat Polen niet langer zal voldoen aan de Dublinverordening en dat Polen geen migranten uit andere Europese landen meer zal toelaten. Deze maatregelen raken volgens eiser aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De minister dient daarom volgens eiser het asielverzoek aan zich te trekken nu eiser als gevolg van de aangekondigde maatregelen geen toegang meer krijgt tot Polen en niet in de gelegenheid wordt gesteld om een asielverzoek in te dienen in Polen. Er kan niet worden uitgegaan van het claimakkoord, omdat dat dateert van voor de wetswijziging en de uitlatingen van de Poolse premier.

5.1. De minister stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Polen nog steeds kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.[8] Volgens de minister volgt uit de artikelen niet dat Dublinclaimanten niet langer de mogelijkheid hebben om toegang te verkrijgen tot de Poolse asielprocedure. De wetswijziging is voor de situatie van Dublinclaimanten niet van belang. Polen heeft met het claimakkoord gegarandeerd dat hij het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling zal nemen en daarbij zal handelen conform de Europese richtlijnen en internationale verplichtingen. Eiser zal Polen rechtmatig inreizen omdat hij zal worden overgedragen. Bovendien reist eiser niet meer via Belarus naar Polen. De minister stelt zich op het standpunt dat uit de door eiser genoemde berichten niet blijkt dat eiser, als Dublinclaimant, het reële risico loopt om in de asielstop terecht te komen. Volgens de minister zijn de verwijzingen van eiser niet concludent of eenduidig. De minister stelt verder dat Polen tot op heden nog altijd claimakkoorden verstrekt en dat er ook feitelijk overdrachten naar Polen plaatsvinden. Daarnaast leidt een eenzijdige weigering van een lidstaat om toepassing te geven aan haar verplichtingen op grond van de Dublinverordening niet tot een reëel risico op grond van artikel 4 van het Handvest[9] dat het nemen van een overdrachtsbesluit in de weg staat.[10] De minister verwijst verder naar de uitspraak van de Afdeling[11] van 19 mei 2025[12] waarin de Afdeling een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 mei 2025[13] heeft bevestigd en de rechtsoverwegingen 7 tot en met 8.6 van de rechtbank heeft overgenomen. Daarnaast wijst de minister op de uitspraak van de Afdeling van 28 mei 2025[14], waarin de Afdeling de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle van 30 april 2025[15] heeft bevestigd en de rechtsoverwegingen 7.2, 7.4 en 7.5 heeft overgenomen. Gelet op het bovenstaande kan de verwijzing naar de berichtgeving niet leiden tot de conclusie dat niet meer uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.

5.2. De rechtbank overweegt als volgt. Het toetsingskader voor de bewijslastverdeling bij de beoordeling of de minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is uiteengezet in de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2024[16] en aan de hand van de relevante punten van het arrest X van het Europees Hof van Justitie van 29 februari 2024[17] nader aangevuld. In deze zaak betekent dat concreet dat de rechtbank zal toetsen of voor eiser sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure van Polen waarvan de minister niet onkundig kon zijn en waardoor eiser een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM[18] en artikel 4 van het Handvest.

5.3. In beginsel mag de minister ten aanzien van Polen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag[19] en het Unierecht zullen behandelen. Dit vermoeden is weerlegbaar. Het is dan aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.

5.4 De rechtbank is van oordeel dat eiser daarin is geslaagd. De nieuwe wetgeving in Polen en de uitspraken van de Poolse premier op 21 maart 2025[20] bevatten relevante en objectieve informatie dat Polen zich mogelijk niet meer zal houden aan de Dublinverordening. De wetswijziging schort het recht om een asielaanvraag in te dienen tijdelijk op en ziet specifiek op asielzoekers die Polen via de grens met Belarus zijn binnengekomen. Niet in geschil is dat eiser Polen via Belarus is binnenkomen. Het standpunt van de minister dat de gewijzigde wetgeving niet op Dublinclaimanten (en dus ook niet op de Dublinclaimanten die oorspronkelijk Polen zijn ingereisd via Belarus) van toepassing is, is niet nader onderbouwd met objectieve informatie en volgt ook niet zonder meer uit de op dit moment beschikbare informatie, terwijl uit die informatie wel zou kunnen volgen dat het ziet op alle asielzoekers die Polen via Belarus zijn binnengekomen. Inderdaad ligt er een claimakkoord waarin de Poolse autoriteiten aangeven dat zij de asielaanvraag van eiser in behandeling zullen nemen, maar dit claimakkoord is van 19 november 2024 en is dus ruim voor de wetswijziging gegeven. Volgens de minister gaat Polen nog steeds akkoord met claimverzoeken en vinden er ook overdrachten plaats. Afgezien van het feit dat deze stelling door de minister niet is onderbouwd, is het de rechtbank ook niet duidelijk of deze claimakkoorden en overdrachten ook zien op Dublinclaimanten die net als eiser via Belarus de grens met Polen zijn overgestoken.

5.5. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister in de situatie van eiser niet zonder nader onderzoek of nadere garanties van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen kan uitgaan. Gelet hierop zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen en de minister opdragen om, alvorens tot een nieuw besluit te komen, nader onderzoek te doen naar de situatie in Polen en de situatie van eiser, een Dublinclaimant die Polen eerder illegaal via Belarus is ingereisd. Daarbij moet de minister rekening houden met de informatie die door eiser is verstrekt en meewerken aan de vaststelling van de feiten door te beoordelen of het gestelde risico reëel is, op basis van objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens en afgemeten aan het beschermingscriterium van de door het Unierecht gewaarborgde grondrechten. Verder moet de minister daarbij ook op eigen initiatief rekening houden met relevante informatie waarvan de lidstaat niet onkundig kan zijn met betrekking tot mogelijke structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen.

6. Gelet op de gegrondverklaring van het beroep behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer. De rechtbank zal het besluit vernietigen en de minister opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Omdat het beroep van eiser op artikel 17 van de Dublinverordening deels in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is beoordeeld, zal de rechtbank dit niet beoordelen in de onderhavige procedure.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond, omdat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende gemotiveerd is. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. Het bestreden besluit wordt vernietigd en de minister wordt opgedragen om nader onderzoek te doen naar de situatie in Polen en de situatie van eiser en een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.[21] Dit nieuwe besluit dient binnen vier weken te worden genomen.

8. De rechtbank ziet aanleiding de minister te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, voorzitter, en mr. A.G.D. Overmars en mr. A. Sibma, leden, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Algemene wet bestuursrecht.

Verordening (EU) nr. 604/2013.

Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

Polish parliament approves bill allowing suspension of asylum rights, 21 februari 2025, Polish parliament approves bill allowing suspension of asylum rights | Notes From Poland (https://notesfrompoland.com/2025/02/21/polish-parliament-approves-bill-allowing-suspension-of-asylum-rights/); Poland’s ban on asylum – a new low, 28 februari 2025, Poland's ban on asylum — a new low (https://euobserver.com/migration/ard2ed88b7)

In zaaknummers NL25.3915 en NL25.1686.

AIDA country report Poland, July 2025, update on 2024.

De minister verwijst daarbij naar uitspraken van de Afdeling van 4 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3455 en van 27 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1388.

Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.

HvJEU, 19 december 2024 inzake C-185/24 en C-189/24 Tudmur, ECLI:EU:C:2024:1036, meer specifiek de rechtsoverwegingen 39, 43-46.

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

ECLI:NL:RVS:2025:2254.

ECLI:NL:RBDHA:2025:7695.

ECLI:NL:RVS:2025:2420.

ECLI:NL:RBOVE:2025:3264.

ECLI:NL:RVS:2024:3455.

ECLI:EU:C:2024:195.

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Verdrag ter bescherming van vluchtelingen.

Notesfrompoland.com, gepubliceerd op 21 maart 2025, ‘Tusk: Poland will no longer comply with EU’s Dublin Regulation on returning asylum seekers’, Tusk: Poland will no longer comply with EU’s Dublin Regulation on returning asylum seekers | Notes From Poland (https://notesfrompoland.com/2025/03/21/tusk-poland-will-no-longer-comply-with-eus-dublin-regulation-on-returning-asylum-seekers/).

Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid van de Awb.


Voetnoten

Algemene wet bestuursrecht.

Verordening (EU) nr. 604/2013.

Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

Polish parliament approves bill allowing suspension of asylum rights, 21 februari 2025, Polish parliament approves bill allowing suspension of asylum rights | Notes From Poland (https://notesfrompoland.com/2025/02/21/polish-parliament-approves-bill-allowing-suspension-of-asylum-rights/); Poland’s ban on asylum – a new low, 28 februari 2025, Poland's ban on asylum — a new low (https://euobserver.com/migration/ard2ed88b7)

In zaaknummers NL25.3915 en NL25.1686.

AIDA country report Poland, July 2025, update on 2024.

De minister verwijst daarbij naar uitspraken van de Afdeling van 4 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3455 en van 27 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1388.

Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.

HvJEU, 19 december 2024 inzake C-185/24 en C-189/24 Tudmur, ECLI:EU:C:2024:1036, meer specifiek de rechtsoverwegingen 39, 43-46.

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

ECLI:NL:RVS:2025:2254.

ECLI:NL:RBDHA:2025:7695.

ECLI:NL:RVS:2025:2420.

ECLI:NL:RBOVE:2025:3264.

ECLI:NL:RVS:2024:3455.

ECLI:EU:C:2024:195.

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Verdrag ter bescherming van vluchtelingen.

Notesfrompoland.com, gepubliceerd op 21 maart 2025, ‘Tusk: Poland will no longer comply with EU’s Dublin Regulation on returning asylum seekers’, Tusk: Poland will no longer comply with EU’s Dublin Regulation on returning asylum seekers | Notes From Poland (https://notesfrompoland.com/2025/03/21/tusk-poland-will-no-longer-comply-with-eus-dublin-regulation-on-returning-asylum-seekers/).

Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid van de Awb.