Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:13547 - Rechtbank Den Haag - 9 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:135479 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.13889
(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin)
en
(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).
  1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.

Procesverloop

  1. Eiser heeft op 24 februari 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het besluit van 18 maart 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.1. Eiser heeft op 25 maart 2025 beroep ingesteld tegen het dit besluit.
2.2. De rechtbank heeft het beroep, samen met de voorlopige voorziening met zaaknummer NL25.13890, op 18 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. In de beroepsgronden hebben eiser en zijn gemachtigde de wens geuit dat het beroep zonder hun aanwezigheid wordt behandeld. Daarna heeft de rechtbank partijen uitgenodigd voor de zitting omdat naar haar oordeel voor de behandeling van dit beroep een zitting noodzakelijk is. Eiser en zijn gemachtigde hebben daarin kennelijk geen aanleiding gezien alsnog aan de zitting deel te nemen. Daarover hebben zij de rechtbank ook niet bericht. Op de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
2.3. Op 28 mei 2025 neemt de minister een (volgens eigen zeggen) besluit dat begint met de passage
"Abusievelijk is in de beschikking van 18 maart 2025 aangegeven dat u de uitspraak op het beroep niet in Nederland mag afwachten. Dit is onjuist. U mag de uitspraak van het beroep WEL in Nederland afwachten. Mijn excuses voor het ongemak. De beschikking van 18 maart 2025 wordt hierbij dan ook ingetrokken.",
en dat vervolgens inhoudelijk het besluit bevat zoals dat in het besluit van 18 maart 2025 is verwoord en dat aan het eind de passage bevat dat eiser de uitspraak op het beroep in Nederland mag afwachten. Desgevraagd heeft de minister bij bericht van 2 juni 2025 een nadere toelichting gegeven bij dit besluit die erop neerkomt dat het besluit van 28 mei 2025, voor zover daarin opgenomen dat het besluit van 18 maart 2025 is ingetrokken, een ambtelijke misslag betreft en dat het besluit van 18 maart 2025 nog altijd van kracht is.
2.4. Op 4 juni 2025 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van 28 mei 2025.[1]
2.5. De rechtbank merkt het stuk van 28 mei 2025 aan als een wijziging van het besluit van 18 maart 2025, in die zin dat dit besluit is vervangen door het besluit van 28 mei 2025, waarop het onderhavige beroep op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht mede betrekking heeft. De rechtbank heeft het onderzoek in deze zaak heropend bij beslissing van 7 juli 2025. Daarna heeft zij het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Gewijzigde besluitvorming
  1. Omdat het besluit van 18 maart 2025 is vervangen door het besluit van 28 maart 2025, heeft eiser niet langer belang bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van 18 maart 2025. Het beroep tegen dit besluit verklaart de rechtbank dan ook niet-ontvankelijk. Hierna beoordeelt de rechtbank de rechtmatigheid van het besluit van 28 mei 2025 aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft ingediend.
Het asielrelaas
  1. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft de Turkse nationaliteit, is geboren op [geboortedatum] 1989 en is van Koerdische komaf. Eiser ondervond in Turkije problemen vanwege zijn Koerdische afkomst. Sinds 2014 neemt eiser deel aan activiteiten van de HDP[2], zoals demonstraties en (gemeentelijke) bijeenkomsten. Om die reden is eiser in 2016 door zijn toenmalige werkgever ontslagen. Vanaf 2017 was eiser houder van een koffiehuis in de buurt van het HDP-gebouw. Vanwege politiebezoeken en onderdrukking moest eiser dit koffiehuis na een jaar verkopen. Door zijn banden met de HDP, waarvan hij in 2018 officieel lid is geworden, kon eiser moeilijk werk vinden. In 2019 begon eiser bij een koekjesfabriek, maar vanwege klachten van klanten over zijn Koerdische komaf werd eiser in 2020 ontslagen. In 2022 werden twee vrienden van eiser door de politie opgepakt vanwege betrokkenheid bij de HDP. Na een paar dagen kwamen zij vrij onder de voorwaarde dat ze zich niet meer zouden bezighouden met de HDP. Eiser was bang om ook te worden opgepakt en besloot in 2023 te vluchten.
Het besluit van 28 mei 2025
  1. De minister concludeert dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, dan wel b, van de Vw 2000 en wijst de asielaanvraag van eiser af als kennelijk[3] ongegrond. Daaraan legt de minister het volgende ten grondslag.
5.1. De minister hecht geloof aan de identiteit, Turkse nationaliteit, herkomst en Koerdische afkomst van eiser (asielmotief 1). Ook hecht de minister geloof aan de verklaringen van eiser over discriminatie vanwege zijn Koerdische etniciteit (asielmotief 3). De verklaringen van eiser over het lidmaatschap van de HDP en de gestelde problemen in dat verband acht de minister niet geloofwaardig (asielmotief 2). Daartoe stelt de minister zich op het standpunt dat eiser zijn verklaringen niet heeft onderbouwd met objectieve documenten die dit asielmotief volledig onderbouwen. De overgelegde kopie van de verklaring van de lokale HDP-voorzitter, waaruit zou volgen dat eiser lid is van de HDP, vormt geen objectief stuk dat eisers gestelde lidmaatschap van de HDP onderbouwt. Dit asielmotief is niet alsnog geloofwaardig omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, c, en d, van de Vw 2000. Eiser heeft namelijk onvoldoende documenten overgelegd en heeft daarvoor geen goede verklaring.[4] Daartoe overweegt de minister dat het tegenstrijdig is dat eiser in het nader gehoor verklaart dat hij niet kan inloggen in e-devlet en daarom de HDP-lidmaatschapspas die hij stelt te hebben niet kan inzien, terwijl eiser ook verklaart dat het om een fysieke pas gaat. Ook werpt de minister eiser in dit verband tegen dat eiser geen oprechte inspanning heeft geleverd om enig stuk, zoals de fysieke lidmaatschapspas, te bemachtigen waarmee hij zijn asielaanvraag kan onderbouwen. De verklaring die eiser daarvoor geeft, merkt de minister niet aan als bevredigend. Verder vormen eisers verklaringen over het lidmaatschap van de HDP en de gestelde problemen in dat verband geen samenhangend en aannemelijk geheel.[5] Daartoe stelt de minister zich allereerst op het standpunt dat eisers verklaringen over het HDP-lidmaatschap oppervlakkig, summier en vaag zijn. In dat verband werpt de minister eiser tegen dat niet valt in te zien dat eiser geen stuk heeft kunnen overleggen om zijn lidmaatschap dan wel betrokkenheid bij de HDP te onderbouwen, terwijl hij verklaart al sinds 2014 voor de partij actief te zijn. Ook verklaart eiser volgens de minister oppervlakkig en summier over de reden waarom hij zich heeft aangesloten bij de HDP en verklaart hij bevreemdend over het pas in 2018 worden van lid van de partij. Verder bevreemdt het de minister dat eiser verklaart over het bijwonen van slechts drie of vier demonstraties en hij bovendien niet weet hoe vaak hij aan een demonstratie deelnam, hij de data van de demonstraties waaraan hij deelnam niet kan noemen en hij weinig verklaart over zijn rol tijdens die demonstraties, terwijl van hem kan worden verwacht (ook gelet op zijn motieven van betrokkenheid bij de partij) dat hij daarover (meer) kan verklaren. Ten tweede legt de minister aan zijn conclusie dat eisers verklaringen over het lidmaatschap van de HDP en de gestelde problemen in dat verband geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen ten grondslag dat eisers verklaringen over de vrienden summier zijn. In dat verband werpt de minister eiser tegen dat hij ontoereikend en wisselend verklaart over wanneer zijn vrienden zijn aangehouden en in verzekering zijn gesteld vanwege hun banden met de HDP. Omdat de gestelde problemen van zijn vrienden ten grondslag liggen aan zijn asielaanvraag, verwacht de minister van eiser dat hij (consequent) kan verklaren over het moment waarop die problemen zijn ontstaan. In dit verband werpt de minister eiser ook tegen dat het bevreemdt dat eiser in het nader gehoor niet verklaart over de geldboete, het verbod op plaatsen van HDP-gerelateerde zaken op sociale media en het verbod op het bijwonen van activiteiten van de HDP die zijn vrienden na de aanhouding en vrijlating zouden hebben ontvangen, maar hij dit pas in de correcties en aanvullingen op dit gehoor naar voren brengt. Ten derde legt de minister aan zijn conclusie dat eisers verklaringen over het lidmaatschap van de HDP en de gestelde problemen in dat verband geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen ten grondslag dat eisers verklaringen zijn gebaseerd op vermoedens. Daaraan legt de minister ten grondslag dat, hoewel eiser verklaart enige tijd actief te zijn geweest bij de HDP, hij in dat verband geen problemen heeft ondervonden met de autoriteiten, dat eiser niet weet of hij wordt gezocht en verklaart dat hij misschien zal worden opgepakt en dat eisers vrienden zijn vrijgelaten na aanhouding en niet blijkt dat deze vrienden nu nog problemen ondervinden. Tot slot werpt de minister eiser tegen dat hij zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk ingediend en hij daarvoor geen goede verklaring heeft.[6] Eiser verklaart Nederland op 17 februari 2023 te zijn ingereisd en zich vijf dagen later te hebben gemeld voor een asielaanvraag. Omdat eiser stelt te vrezen voor de Turkse autoriteiten, had van hem mogen worden verwacht dat hij de noodzaak had gevoeld om zo snel mogelijk asiel te vragen. Uit eisers verklaringen volgt niet dat hij daartoe niet in staat was.
5.2. Over de geloofwaardig geachte asielmotieven, feiten en omstandigheden stelt de minister zich op het standpunt dat hieruit niet volgt dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft en daaruit ook niet volgt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Turkije. De ervaren discriminatie door eiser is niet zodanig ernstig dat deze als vervolging kan worden aangemerkt. Niet is namelijk gebleken dat eiser dusdanig in zijn bestaansmogelijkheden wordt beperkt dat hij niet meer kan functioneren op maatschappelijk en sociaal gebied. Eiser verklaart toegang te hebben gehad tot werk, scholing en medische zorg. Uit zijn verklaringen volgt niet dat hij geen toegang had tot huisvesting. Eiser had dus toegang tot basisvoorzieningen. Daarnaast volgt uit eisers verklaringen niet dat hij ooit aangifte heeft gedaan van discriminatie of andere vormen van onrechtmatige behandeling. Als daarvan sprake is, wordt verwacht dat eiser zich wendt tot de Turkse autoriteiten.
Beoordeling van de beroepsgronden van eiser
Geloofwaardigheid van de verklaringen over het lidmaatschap van de HDP en de gestelde problemen in dat verband
  1. Eiser is het met het besluit niet eens. Eiser betoogt dat de minister zich ten onrechte op het standpunt stelt dat hij summier en oppervlakkig verklaart over de redenen om zich bij de HDP aan te sluiten. Eiser verklaart namelijk uitgebreid over de HDP, zijn betrokkenheid bij de partij en zijn motieven om lid van de partij te worden. Eiser verklaart dat de partij opkomt voor zijn moedertaal en vrijheid van de Koerden, dat de partij in de buurt van zijn grootouders was waardoor veel mensen in de omgeving lid waren van de partij en dat de mensen van de HDP van zijn volk, taal en cultuur zijn. De HDP helpt eiser zijn etnische achtergrond en cultuur niet te vergeten. Verder benoemt eiser dat hij een goede band had met de voorzitter van de lokale HDP en hij ook om die reden lid is geworden van de partij. Van eiser wordt ten onrechte een diepgaandere motivatie verwacht, met als reden dat hij sinds 2014 is betrokken bij de HDP. Verder betoogt eiser dat de minister hem ten onrechte tegenwerpt dat hij zich niet onverwijld heeft gemeld voor een asielaanvraag. Eiser had griep en was daardoor erg moe, waardoor hij fysiek en mentaal niet in staat was om op dat moment een asielaanvraag in te dienen. Eiser ging naar zijn neef bij de pizzeria voor frisse lucht omdat hij de hele dag binnen had gezeten. De late indiening van zijn asielaanvraag is verschoonbaar, aldus eiser.
6.1. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser niet het standpunt van de minister betwist dat hij zijn verklaringen over het lidmaatschap van de HDP en de gestelde problemen in dat verband onvoldoende heeft onderbouwd met objectieve stukken die dit asielmotief volledig onderbouwen. Ook betwist eiser niet dat hij onvoldoende documenten heeft overgelegd en daarvoor geen goede verklaring heeft gegeven.[7] Van de tegenwerping dat zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen[8] bestrijdt eiser alleen de (sub-)tegenwerping van de minister dat eisers verklaringen over de reden waarom hij zich bij de HPD heeft aangesloten oppervlakkig en summier zijn. Verder stelt de rechtbank vast dat eiser betwist dat hij zijn asielaanvraag zonder goede verklaring daarvoor niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend.[9]
6.1.1. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser oppervlakkig en summier verklaart over de redenen waarom hij zich heeft aangesloten bij de HDP en ook over de motieven om vervolgens lid te geworden van deze partij. De minister onderkent dat eiser in dit verband enkele motieven naar voren brengt, maar verwacht in het licht van eisers verklaringen niet ten onrechte van eiser dat hij diepgaander, gedetailleerder en inzichtelijker had moeten kunnen verklaren over de redenen om actief te worden voor de HDP en vervolgens ook lid te worden van deze partij. Dan volstaan de tamelijk summiere en oppervlakkige verklaringen die eiser op dit punt aflegt niet. Dit motiveert de minister in de besluitvorming voldoende deugdelijk. In beroep herhaalt eiser wat hij eerder op dit punt heeft verklaard. Die verklaringen heeft de minister bij de besluitvorming betrokken. Verder stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser zonder goede verklaring daarvoor zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend. Ook dit motiveert de minister voldoende deugdelijk. Dat wat eiser hierover in beroep aanvoert heeft de minister bij die motivering betrokken.
Het voorgaande betekent dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat de verklaringen van eiser over het lidmaatschap van de HDP en de gestelde problemen in dat verband niet geloofwaardig zijn.
Problemen met de autoriteiten bij terugkeer vanwege HDP-activiteiten
  1. Eiser betoogt verder dat de minister, ondanks de ongeloofwaardig geachte verklaringen over het lidmaatschap van de HDP en de daaruit volgende problemen, miskent dat uit het Algemeen Ambtsbericht inzake Turkije van het ministerie van Buitenlandse Zaken van februari 2025 (ambtsbericht) volgt dat hij te vrezen heeft voor problemen met de autoriteiten vanwege activiteiten die hij voor de HPD heeft verricht. Uit het ambtsbericht volgt dat zeven à acht duizend HDP-leden in de gevangenis zitten. Dit is een stijging ten opzichte van het vorige ambtsbericht. Concreet betekent dit dat meer dan de helft van de HDP-leden is gedetineerd. De omstandigheden en activiteiten die leiden tot negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten zijn het plaatsen, delen en liken van HDP-gezinde berichten op sociale media, het deelnemen aan demonstraties of het geven of bijwonen van persverklaringen. De negatieve aandacht waar het ambtsbericht over spreekt ziet op arrestaties, detenties en strafrechtelijke onderzoeken en veroordelingen. Uit de verklaringen van eiser volgt dat hij heeft deelgenomen aan demonstraties en andere activiteiten van de HDP. Dit verhoogt het risico opgepakt te worden door de Turkse autoriteiten aanzienlijk.
7.1. Deze beroepsgrond slaagt niet. Op de zitting heeft de minister desgevraagd nader verduidelijkt dat hij in het geheel geen geloof hecht aan de verklaringen van eiser die gaan over de HDP. De minister acht niet geloofwaardig dat eiser lid is geweest van de HDP en evenmin dat eiser (daaraan voorafgaand) activiteiten heeft verricht voor de HDP in de vorm van deelname aan demonstraties, bijeenkomsten en congressen en op die manier bij de HDP betrokken is geweest. Dat volgt ook genoegzaam uit de besluitvorming. Tegen die achtergrond volgt de rechtbank de minister in zijn standpunt dat de passages uit het ambtsbericht waarnaar eiser in beroep verwijst ter onderbouwing van zijn betoog dat hij bij terugkeer in Turkije te vrezen heeft voor problemen met de autoriteiten, niet op eiser van toepassing zijn. Eiser valt niet onder het risicoprofiel van HPD-leden en - activisten omdat zijn verklaringen over het HDP-lidmaatschap en het verrichten van activiteiten voor de HDP (niet ten onrechte) ongeloofwaardig zijn geacht. Van een verhoogd risico om door de Turkse autorieten te worden opgepakt om die redenen, is dan ook geen sprake.
Discriminatie vanwege Koerdische etniciteit
  1. Eiser betoogt dat de minister, nu vaststaat dat de Turkse autoriteiten een eventuele aangifte van discriminatie of andere onrechtmatige behandeling niet in behandeling nemen en hij tijdens zijn diensttijd in het leger en daarna discriminatoire bejegening heeft ervaren van de zijde van de Turkse autoriteiten, ten onrechte van hem verwacht dat hij de Turkse autoriteiten daarover informeert.
8.1. Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich, mede onder verwijzing naar paragraaf C2/3.2.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000, terecht en voldoende deugdelijk gemotiveerd op het standpunt dat niet is gebleken van discriminatie die als daad van vervolging moet worden aangemerkt. Ook dit motiveert de minister in de besluitvorming voldoende deugdelijk. Daarbij wijst de minister er terecht op dat eiser als Koerd in Turkije erin is geslaagd een bestaan op te bouwen. Eiser heeft kunnen studeren en (hoewel volgens zijn verklaringen soms met problemen) werken in Turkije en is niet uitgesloten van medische zorg. Dat eiser tijdens zijn dienstplicht en daarna discriminatie heeft ervaren, hoe vervelend ook voor eiser, kan gelet op zijn verklaringen niet tot de conclusie leiden dat zijn Koerdische etniciteit een dusdanig ernstige beperking heeft opgeleverd van zijn bestaansmogelijkheden dat het voor hem onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren en daardoor sprake is van vervolging.
Verwijzing naar hetgeen eerder in de procedure is aangevoerd
  1. Eiser verzoekt om dat wat eerder in de procedure is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de minister hier in het besluit op in is gegaan en eiser deze gronden, anders dan hiervoor al besproken, in beroep niet nader onderbouwt, kan de enkele verwijzing naar de zienswijze niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

  1. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep tegen het besluit van 28 mei 2025 is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank;
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Yeniay - Cenik, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.T.J. Kouwenberg, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Dit beroep is geregistreerd onder NL25.25016.
De HDP en Yeşiller ve Sol Gelecek Partisi (YSP) zijn in 2023 verdergegaan onder de nieuwe partijnaam Halkların Eşitlik ve Demokrasi Partisi (DEM Parti).
Onder verwijzing naar artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000 omdat eiser geen verschoonbare reden heeft gegeven voor het zich niet tijdig melden bij de autoriteiten.
De minister verwijst naar artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
De minister verwijst naar artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
De minister verwijst naar artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000.
De tegenwerping als bedoeld in artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
De tegenwerping als bedoeld in artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
De tegenwerping als bedoeld in artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. - - - ## Voetnoten
Dit beroep is geregistreerd onder NL25.25016.
De HDP en Yeşiller ve Sol Gelecek Partisi (YSP) zijn in 2023 verdergegaan onder de nieuwe partijnaam Halkların Eşitlik ve Demokrasi Partisi (DEM Parti).
Onder verwijzing naar artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000 omdat eiser geen verschoonbare reden heeft gegeven voor het zich niet tijdig melden bij de autoriteiten.
De minister verwijst naar artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
De minister verwijst naar artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
De minister verwijst naar artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000.
De tegenwerping als bedoeld in artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
De tegenwerping als bedoeld in artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
De tegenwerping als bedoeld in artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000.