ECLI:NL:RBAMS:2025:7250 - Rechtbank Amsterdam - 30 september 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Parketnummer: 13-201779-25 (EAB I)
Datum uitspraak: 30 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 7 augustus 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
[opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] (Hongarije), zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, nu gedetineerd in de [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.
1 Procesgang
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 september 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd.
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft. 3. Standpunt raadsman
De raadsman ziet geen weigeringsgronden die aan de overlevering in de weg staan en refereert zich daarom aan het oordeel van de rechtbank.
4 Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een judgment No. 4.B.1422/2023/27., became final and binding on 07 June 2024, Reference: 4.B.1422/2023/27 van the Veszprém District Court.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en tien maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar, negen maanden en achtentwintig dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB.
4.1 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
(i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d): “3.4. the person was not personally served with the decision. but
- the person will be personally served with this decision without delay after the surrender: and
- when served with the decision, the person will be expressly informed of his if her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case,. including fresh evidence to be re-examined. and which may lead to the original decision being reversed: and
- the person will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal. which will be one (1) month from the service of the judgment.”
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat hiermee voldaan is aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en dat de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich dus niet voordoet.
5 Strafbaarheid
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 7 WVW 1994,
overtreding van artikel 8 WVW 1994,
overtreding van artikel 9 lid 1 WVW 1994, meermalen gepleegd, overtreding van artikel 107, eerste lid van de WVW 1994, diefstal, meermalen gepleegd.
6 Artikel 11 OLW: Hongaarse detentieomstandigheden
Inleiding
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken
“As a matter of principle, the prisoner will be transferred to the nearest prison nearest to his place of residence, as designated by the Hungarian Prison Service Headquarter. In the present case, this is the Veszprém County Prison. However, for lack of space or other reasons, another institute can be designated. Considering that the place of execution of the imprisonment is not designated by the court, we cannot guarantee, but it is very likely that the Tiszalök Prison will not be designated.”
De rechtbank gaat, aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. Op grond van het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van de informatie uit de verstrekte detentiegarantie. De rechtbank is daarom, met de officier van justitie, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen.
7 Slotsom
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
8 Toepasselijke wetsbepalingen
Artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 7, 8, 9, 107, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.
9 Beslissing
STAAT TOE de overlevering van **[opgeëiste persoon]**aan the Veszprém Regional Court, Hongarije, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.M. Hamer, voorzitter, mrs. E. de Rooij en D.L.S. Ceulen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier. en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 30 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Zie artikel 23 OLW.
Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
ÁG313122882377JÈ
G313122882377
Zie onderdeel e) van het EAB.
Bijvoorbeeld Rechtbank Amsterdam 13 februari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:1257, na de tussenuitspraak van 7 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:232 en Rechtbank Amsterdam 14 augustus 2025 ECLI:NL:RBAMS:2025:5947.