Terug naar bibliotheek
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2025:5792 - Verrekening van gefixeerde schadevergoeding met loon na onjuiste opzegging werknemer - 5 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2025:57925 augustus 2025

Essentie

In dit kort geding oordeelt de kantonrechter dat een werkgever het resterende loon mag verrekenen met de gefixeerde schadevergoeding. Dit is toegestaan omdat de werknemer de contractueel overeengekomen opzegtermijn niet in acht heeft genomen bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht Kantonrechter

Zaaknummer: 11737250 \ KK EXPL 25-369

Vonnis in kort geding van 5 augustus 2025

in de zaak van

[eiser], wonende in het buitenland, eisende partij, hierna te noemen: [eiser] , gemachtigde: mr. P.P. Klokkers,

tegen

ADALAT DISTELPLEIN B.V., gevestigd te Amsterdam, gedaagde partij, hierna te noemen: Adalat, gemachtigde: mr. A. Ramsaroep.

1 De procedure

1.1. Bij dagvaarding van 11 juni 2025, met producties, heeft [eiser] een voorziening gevorderd. Op 18 juli 2025 heeft zij een akte houdende eiswijziging met nadere producties en op 21 juli 2025 nog een nadere productie ingediend.

1.2. Adalat heeft op 21 juli 2025 een conclusie van antwoord, met producties, en vervolgens nog een nadere productie ingediend.

1.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 juli 2025. [eiser] is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Adalat is vertegenwoordigd door [naam 1] (directeur) en [naam 2] (HR-manager), vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, de gemachtigde van [eiser] aan de hand van spreekaantekeningen, en vragen van de kantonrechter beantwoord. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald. De griffier heeft aantekeningen gemaakt die in het dossier zijn gevoegd.

2 De feiten

2.1. In de periode van juni 2022 tot en met september 2024 was [eiser] werkzaam voor Dutch Dental Clinic in Dubai, van welke onderneming [naam 3] en [naam 1] middellijk bestuurders zijn.

2.2. [eiser] is op 4 oktober 2024 in dienst getreden van Adalat in de functie van Manager Prothetiek voor de duur van 36 maanden en tegen een bruto salaris van € 5.350,00 per maand op basis van 40 uur per week.

2.3. In artikel 6 lid 3 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat zowel de werkgever als de werknemer gerechtigd zijn de arbeidsovereenkomst tussentijds op te zeggen, doch uitsluitend schriftelijk tegen het begin van een nieuwe kalendermaand en met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden voor de werknemer en vier maanden voor de werkgever. In lid 4 van dit artikel is bepaald dat de werkgever een wettelijke c.q. gefixeerde schadevergoeding in rekening zal brengen indien de werknemer de overeengekomen opzegtermijn niet in acht neemt.

2.4. In artikel 9 lid 2 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat bij beëindiging van het dienstverband de laatste provisie/salaris en vakantiegeld na zes maanden wordt uitbetaald, in verband met afrekeningen van onder andere oninbare vorderingen.

2.5. In artikel 10 lid 7 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat bij beëindiging van het dienstverband de teveel opgenomen vakantiedagen worden ingehouden op het salaris.

2.6. In artikel 13 lid 2 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat de werkgever, indien de werknemer de overeengekomen werkzaamheden niet verricht vanwege arbeidsongeschiktheid, over de eerste twee ziektedagen geen salaris zal uitbetalen.

2.7. [eiser] heeft per e-mail van 29 april 2025 de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 mei 2025.

2.8. Bij brief van 12 mei 2025 heeft [naam 1] , middellijk bestuurder van Adalat, [eiser] gesommeerd tot betaling van € 4.800,00 aan huurachterstand over de periode vanaf 2 oktober 2024. Het betreft de huur van een kamer in de woning aan de [adres] . De huurovereenkomst heeft [eiser] met [naam 1] in privé gesloten.

2.9. Bij brief van 30 mei 2025 heeft [eiser] Adalat gesommeerd tot betaling van het netto loon over de maand mei 2025 en de vakantietoeslag, uiterlijk op 3 juni 2025.

2.10. [eiser] heeft zich op 30 mei 2025 ziekgemeld.

2.11. Op 3 juni 2025 heeft [naam 1] zijn vordering op [eiser] op grond van huurachterstand gecedeerd aan Adalat.

2.12. Op 6 juni 2025 heeft Adalat aan [eiser] ten aanzien van het salaris van de maand mei 2025 een bedrag van € 2.000,00 overgemaakt en rond 4 augustus 2025 een bedrag van € 71,24.

3 Het geschil

3.1. [eiser] vordert – samengevat –, na vermeerdering en vermindering van eis, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis: I. veroordeling van Adalat tot betaling aan [eiser] van het resterende loon over de maand mei 2025 van € 2.859,76 netto, II. veroordeling van Adalat tot betaling aan [eiser] van de wettelijke verhoging van € 1.465,83 netto, III. veroordeling van Adalat tot betaling aan [eiser] van de reiskosten ten bedrage van € 691,00, IV. veroordeling van Adalat tot betaling aan [eiser] van € 302,50 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief 21% btw, V. te bepalen dat Adalat over al deze veroordelingen wettelijke rente verschuldigd zal zijn vanaf de datum van verzuim, zijnde 4 juni 2025, VI. veroordeling van Adalat om binnen veertien dagen na de datum van het vonnis een in de gangbare Engelse taal positief geredigeerd getuigschrift af te geven over de periode juni 2022 tot en met 31 mei 2025, dan wel over de periode 1 oktober 2024 tot en met 31 mei 2025, VII. te bepalen dat Adalat bij niet nakoming van de veroordeling onder VI. een dwangsom verbeurt, VIII. veroordeling van Adalat in de proceskosten.

3.2. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4 De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht

4.1. Omdat [eiser] in het buitenland woont, moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of zij bevoegd is de vorderingen te beoordelen en welk recht van toepassing is. Naar voorlopig oordeel van de kantonrechter is zij bevoegd en is Nederlands recht van toepassing. Adalat is namelijk gevestigd in Nederland (zie artikel 21 lid 1 van de toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Verordening Brussel I-bis)) en partijen hebben in de arbeidsovereenkomst gekozen voor Nederlands recht (zie artikel 8 lid 3 van de toepasselijke Verordening (EG) nr. 593/2008 (Verordening Rome I)).

Spoedeisend belang

4.2. Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.

4.3. Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen die zien op betaling van het loon en daarmee samenhangende vorderingen. Adalat heeft weliswaar het spoedeisend belang van de vorderingen onder VI. en VII. betwist, maar aan die betwisting gaat de kantonrechter voorbij. De procedure in kort geding ziet op de afhandeling van de arbeidsovereenkomst tussen partijen, waardoor de vorderingen onder VI. en VII. naar het oordeel van de kantonrechter zodanig nauw verwant zijn met de overige vorderingen waarvoor wel een spoedeisend beland bestaat, dat die ook in dit kort geding kunnen worden behandeld.

Loon over de maand mei 2025

4.4. [eiser] vordert betaling door Adalat van het resterende loon over de maand mei 2025. Adalat doet een beroep op verrekening, omdat aanspraak wordt gemaakt op primair een gefixeerde vergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW) en subsidiair op de gecedeerde vordering van € 4.800,00 aan huurachterstand.

4.5. Vaststaat dat [eiser] de op grond van artikel 6 lid 3 van de arbeidsovereenkomst geldende opzegtermijn van twee maanden niet in acht heeft genomen. [eiser] is deze opzegtermijn zelf met Adalat overeengekomen, zodat – anders dan zij stelt – niet voorshands kan worden geoordeeld dat Adalat als goed werkgever haar daar bij de opzegging nog eens op had moeten wijzen. Dit betekent dat aannemelijk is dat Adalat aanspraak heeft op de wettelijke c.q. gefixeerde schadevergoeding. Op grond van artikel 7:677 lid 4 BW is deze vergoeding gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd. Adalat heeft verder toegelicht dat [eiser] zich op 30 mei 2025 heeft ziek gemeld, zodat over de laatste twee dagen van mei 2025 geen salaris is uitbetaald. [eiser] heeft dit niet betwist. Ook heeft Adalat onbetwist gesteld dat door [eiser] teveel vakantiedagen zijn opgenomen die door Adalat zijn ingehouden op het salaris over de maand mei 2025. Rekening houdend met de beslagvrije voet voor [eiser] heeft Adalat een bedrag van € 1.539,96 van het nettoloon over die maand van € 3.611,20 niet uitbetaald aan [eiser] . Het restantbedrag van € 2.071,24 is inmiddels uitbetaald. Het voorgaande betekent dat de kantonrechter het aannemelijk acht dat, na verrekening van de gefixeerde schadevergoeding, de ziektedagen en de te veel opgenomen vakantiedagen, het salaris over de maand mei 2025 reeds is voldaan. De onder I. genoemde vordering van [eiser] moet daarom worden afgewezen. Nu het beroep op verrekening op grond van de gefixeerde schadevergoeding wordt gevolgd, behoeft de vraag of Adalat aanspraak heeft op een vordering wegens huurachterstand van [eiser] geen bespreking meer.

Wettelijke verhoging

4.6. Vaststaat dat Adalat het restantbedrag van het salaris over de maand mei 2025 van € 2.071,24 pas op of na 6 juni 2025 heeft betaald aan [eiser] . Dit is gelet op het bepaalde in artikel 7:265 BW te laat. Gelet op dit artikel wordt voorshands geoordeeld dat [eiser] daarom aanspraak heeft op een wettelijke verhoging wegens vertraging in de voldoening van dit restantbedrag. Op grond van het tweede lid kan van dit artikel niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken, zodat de kantonrechter voorbij gaat aan het beroep van Adalat op artikel 9 lid 2 van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter matigt de gevorderde wettelijke verhoging tot 25%. De gevorderde wettelijke rente vanaf 4 juni 2025 is als onweersproken toewijsbaar.

Reiskosten

4.7. Een juridische grondslag voor de door [eiser] gevorderde reiskosten is door [eiser] onvoldoende gesteld, waardoor het niet aannemelijk is geworden dat Adalat deze kosten aan [eiser] dient te voldoen. Voor zover Adalat de kosten van een vliegticket vanuit Dubai naar Nederland voor [eiser] heeft betaald, betekent dit niet zonder meer dat Adalat als goed werkgever tevens is gehouden de kosten van een vliegticket voor de terugreis naar Dubai (of Doha) te betalen.

Buitengerechtelijke incassokosten

4.8. [eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. [eiser] heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. Omdat [eiser] geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. Daarom zal een bedrag van € 302,50 worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen. Omdat [eiser] niet heeft gesteld dat de schade (de buitengerechtelijke incassokosten) al eerder dan op de datum van de dagvaarding is geleden, zal de gevorderde rente worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.

Getuigschrift

4.9. Over de vordering van [eiser] tot het verstrekken van een positief getuigschrift overweegt de kantonrechter dat de werkgever op grond van artikel 7:656 BW bij het einde van de arbeidsovereenkomst verplicht is de werknemer op diens verzoek een getuigschrift uit te reiken dat voldoet aan de in lid 2 van dat artikel vermelde eisen. Hoewel niet is vereist dat het getuigschrift positief is, heeft Adalat tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de werkzaamheden door [eiser] redelijk werden verricht en dat dit kwam doordat zij nog in de leerfase zat. Gelet daarop zal voorshands worden geoordeeld dat dit getuigschrift positief dient te zijn, waarbij het getuigschrift als voldoende positief wordt beschouwd als daarin komt te staan dat [eiser] de werkzaamheden op een redelijk niveau heeft verricht, in aanmerking nemend dat sommige procedures in Nederland anders zijn dan in het buitenland en [eiser] om die reden nog in de leerfase zat. Vanwege de woonplaats van [eiser] (in Dubai of Doha) moet dit getuigschrift worden opgesteld in de Engelse taal. Zoals Adalat terecht heeft gesteld, is zij pas gehouden een getuigschrift op te stellen over de periode vanaf het moment dat [eiser] bij Adalat kwam werken, te weten vanaf 4 oktober 2024, en niet over de periode daarvoor. De op dit punt door [eiser] gevorderde dwangsom wordt eveneens toegewezen, met dien verstande dat Adalat de dwangsom verbeurt vanaf twee weken na betekening van dit vonnis waarbij de dwangsom wordt gesteld op € 100,00 per dag met een maximum van € 1.500,00.

Proceskosten

4.10. Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1. veroordeelt Adalat om aan [eiser] te betalen de wettelijke verhoging van 25% ex artikel 7:625 BW over een bedrag van € 2.071,24, zijnde € 517,81, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 4 juni 2025, tot de dag van volledige betaling,

5.2. veroordeelt Adalat om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 302,50 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling,

5.3. veroordeelt Adalat tot afgifte van een in de gangbare Engelse taal, positief geredigeerd getuigschrift over de periode 4 oktober 2024 tot en met 31 mei 2025, te verstrekken aan de gemachtigde van [eiser] ,

5.4. veroordeelt Adalat om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 100,00 per dag of dagdeel dat zij niet aan de hiervoor onder 5.3. uitgesproken veroordeling voldoet tot een maximum van € 1.500,00,

5.5. compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

5.6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.D. Coumou en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025.

33806