ECLI:NL:RBAMS:2025:5641 - Rechtbank Amsterdam - 29 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Parketnummer: 13-165518-25 (EAB II)
Datum uitspraak: 29 juli 2025
TUSSEN- UITSPRAAK
op de vordering van 3 juni 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
[opgeëist persoon], geboren in [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1985, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, [detentie adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.
1 Procesgang
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 juli 2025, in aanwezigheid van mr. W.M.L. van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.G.S. Rozestraten advocaat te Utrecht en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd.
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.
3 Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een uitspraak van de Kaunas District Court, Kaunas Chambervan 15 februari 2024*.*
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaren en twee maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar, één maand en achtentwintig dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB.
4 Strafbaarheid
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
5 Artikel 11 OLW; Litouwse detentieomstandigheden
Inleiding
De rechtbank heeft in een uitspraak van 12 december 2024 vastgesteld dat in alle detentie-instellingen in Litouwen een algemeen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest.
Door de Prosecutor General's Office of the Republic of Lithuaniais op 8 juli 2025 de volgende individuele detentiegarantie gegeven.
“1. In accordance with the procedure for the distribution of detainees to prisons established by the Prison Service, convicts who have been surrendered to Lithuania from foreign countries to continue serving their sentences of imprisonment shall be delivered to Vilnius or Kaunas prison. Within ten working days from the date of his arrival in Vilnius or Kaunas prison, [opgeëist persoon] will be escorted to a specific place of execution chosen by the administration of the prison institution, if it does not coincide with the place of his delivery. Until the appointment of [opgeëist persoon] to serve the sentence of imprisonment of 1 year and 2 months, he will be kept in a locked cell for 2-4 persons. At this stage it is not possible to determine to which particular prison [opgeëist persoon] will be sent to serve the sentence of imprisonment since the specific prison where he will serve the imposed sentence of imprisonment will be selected taking into account the danger posed by [opgeëist persoon], public safety, the dangerousness and nature of the committed criminal act, the health of the convict, psychological characteristics, age, workability, his specialty, and if there is a possibility, the interests of the convict's minor child(ren) and the permanent residence of the convicted person or his other relatives. According to the duration of the sentence imposed, [opgeëist persoon] will be sent to serve the sentence in the semi-open type place of execution of the sentence. Under the conditions of serving a semi-open type of sentence, [opgeëist persoon] may be assigned to serve his sentence in Marijampolè, Alytus, Pravieniškès I, Pravieniškès II or Vilnius prison. The convict [opgeëist persoon] would serve his sentence in a multi-place residential premise. (…)
2.1. The ratio of the number of personnel to inmates of 1 :30 applies to all prisons in Lithuania. This applies to all days of the week, around the clock. 3. In all Lithuanian prisons, detainees (convicts) are assessed according to the risk of violence that may arise for them or the risk of violence that they may pose and, taking into account the established risk, the detainees (convicts) are differentiated and accommodated in cells (residential places) in order to ensure their safety. If [opgeëist persoon] were to be surrendered to Lithuania under the EAW, before he was placed in a cell or assigned to a residential premise, the risk of violence against him would be assessed and he would be placed in a cell (residential premise) where there would be no risk of violent conflicts between him and other inmates. Prison staff constantly monitor the microclimate among inmates (convicts) and, after identifying or receiving information about the potential risk of violent conflict between inmates (convicts), apply preventive measures in order to avoid violent conflict, including separation of inmates (convicts) between whom violent conflict may arise, redistribution of inmates (convicts) in cells or isolation.
3.1. Having noticed any signs of violence, including verbal and psychological violence, between detainees or prisoners, the prison staff must investigate the situation and take action to prevent violent acts. Security of [opgeëist persoon] in prison outside the cell, i.e. in common premises, in the courtyard, will be ensured in the following way:
3.1.1. monitoring the microclimate among detainees by officials working in assigned posts thus timely identifying possible preconditions for violent conflicts and taking measures to prevent conflict even before its occurrence;
3.1.2. monitoring the situation through the video cameras installed in most of the common areas of the prison;
3.1.3. the contact officer shall communicate directly with [opgeëist persoon] and provide him with the necessary assistance.
3.2. The microclimate among convicts is observed when officers communicate with prisoners, collect relevant information about events and relationships, analyze it, evaluate and exchange significant information with other responsible employees.
3.3. Relevant interviews and consultations are carried out with the inmates in order to resolve issues that are important to them. Preventive interviews, involvement of inmates in social activities that are significant to them, resocialization measures and programs, and employment can be carried out. Convicts are involved in employment, resocialization and other meaningful activities by drawing up individual resocialization plans for them and organizing their activities according to the agenda.
3.4. The measures applied prior to the transfer of inmates to another cell (premise) or isolation cell are specified in Clauses 3.1-3.3. We would like to emphasize that the Lithuanian institutions are responding to the comments made by the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment and are taking urgent measures to improve the situation. In addition to the above, we provide a link to the report of the Government of the Republic of Lithuania, which sets out our measures: https://www.coe.int/en/web/cpt/-/council-of-europe-anti-torture-committee-cptpublishes-the-response-of-the-lithuanian-authorities-to-the-report-on-the-2024-visit. We hereby note that Lithuania is a member state of the European Union that complies with the law. Conditions of imprisonment correspond to the conditions of the Article 3 of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms signed on 4 November 1950 (hereinafter - the Convention) and minimum international standards. We can assure you that if [opgeëist persoon] were to be surrendered to Lithuania on foot of the European Arrest Warrant, he would be detained in accordance with the requirements of Article 3 of the Convention.”
Standpunt raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. De van de uitvaardigende justitiële autoriteit ontvangen detentiegarantie is van algemene aard en onvoldoende toegespitst op de specifieke omstandigheden van de opgeëiste persoon. In het bijzonder blijkt uit deze detentiegarantie niet welke concrete bescherming tegen het kastenstelsel aan de opgeëiste persoon wordt geboden. Daarnaast is het onduidelijk in welk detentiecentrum de opgeëiste persoon zal worden geplaatst. Uit de aanvullende informatie blijkt dat hij in eerste instantie zal worden geplaatst in VilniusofKaunas prison. Na maximaal 10 dagen zal hij worden overgeplaatst, maar de autoriteiten kunnen op dit moment nog niet zeggen naar welk detentiecentrum. Bovendien dient er gelijktijdig nog een EAB van de opgeëiste persoon. Dit betreft een vervolgings-EAB met parketnummer 13-165378-25. In de in die zaak ontvangen aanvullende informatie staat dat de opgeëiste persoon gedurende het gehele voorarrest zal verblijven in VilniusofKaunas prison. Dit maakt dat het niet mogelijk is onderzoek te doen naar de instelling waar de opgeëiste persoon geplaatst wordt. Daar komt bij dat blijkens de aanvullende informatie de verhouding van bewaarders tot de gedetineerden 1 op 30 is. Er worden in de aanvullende informatie diverse verbetermaatregelen aangekondigd. De meeste daarvan zien op maatregelen door de bewaarders uit te voeren en daar lijkt juist een onderbezetting te zijn. Nu de verstrekte detentiegarantie onvoldoende is om het vastgestelde algemene gevaar weg te nemen en het bovendien niet te verwachten valt dat er op korte termijn verbeteringen zijn, dient, aldus de raadsvrouw, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering van het EAB. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht de behandeling aan te houden om de uitvaardigende justitiële autoriteit nadere vragen te stellen over de individuele detentiegarantie en daarbij een redelijke termijn van 30 dagen te stellen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verstrekte detentiegarantie onvoldoende is om het vastgestelde algemene gevaar weg te nemen. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om, in lijn met eerdere uitspraken van de rechtbank, de behandeling van de zaak aan te houden om van de Litouwse autoriteiten de garantie te krijgen dat de opgeëiste persoon niet zal worden blootgesteld aan de gevolgen van het kastenstelsel. De officier van justitie stelt voor om ieder geval aan de Litouwse autoriteiten te vragen in welk detentiecentrum de opgeëiste persoon zal worden geplaatst.
Oordeel rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het vastgestelde algemene gevaar door de van de Litouwse autoriteiten ontvangen detentiegarantie niet is weggenomen. Allereerst is niet duidelijk welke concrete bescherming van de opgeëiste persoon tegen geweld onder gedetineerden en andere negatieve gevolgen van het kastenstelsel zal worden geboden. Daarnaast blijkt uit de aanvullende informatie niet waar de opgeëiste persoon na zijn feitelijke overlevering de hem opgelegde gevangenisstraf zal gaan uitzitten. Weliswaar is vermeld dat de opgeëiste persoon na overlevering maximaal 10 dagen in een gevangenis in Vilnius of Kaunas geplaatst zal worden, maar ook is vermeld dat hij daarna naar een andere gevangenis zal worden overgebracht om daar zijn gevangenisstraf te ondergaan. Het is echter niet bekend welke gevangenis dat zal zijn. De uitvaardigende autoriteit heeft volstaan met het vermelden van vijf gevangenissen die in aanmerking komen voor overplaatsing van de opgeëiste persoon, hetgeen onvoldoende specifiek is voor de rechtbank om te kunnen beoordelen wat de concrete omstandigheden in de gevangenis waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden geplaatst. Daar komt bij dat er gelijktijdig met onderhavig EAB nog een EAB van de opgeëiste persoon aan de rechtbank ter beoordeling is voorgelegd. Dit betreft een vervolgings-EAB met parketnummer 13-165378-25. In de in die zaak ontvangen aanvullende informatie is gegarandeerd dat de opgeëiste persoon gedurende het gehele voorarrest zal verblijven in de gevangenis van Vilnius of Kaunas, welke informatie in strijd is met de informatie ontvangen in onderhavig EAB. De algemene bewoordingen van de van de Litouwse autoriteiten ontvangen detentiegarantie en de onduidelijkheid over waar de opgeëiste persoon na zijn feitelijke overlevering zal worden geplaatst leiden tot het oordeel dat voor de opgeëiste persoon in zijn individuele geval een reëel gevaar bestaat dat hij in detentie in Litouwen onmenselijk of vernederend zal worden behandeld als de overlevering zou worden toegestaan.
Nu een individueel gevaar wordt aangenomen, dient de rechtbank de beslissing aan te houden op grond van artikel 11, tweede lid, OLW, tenzij evident is dat het gevaar niet binnen een redelijke termijn zal worden weggenomen als gevolg van een wijziging in de omstandigheden. Alhoewel het in deze fase niet aan de rechtbank is om vragen te formuleren (maar aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om informatie te verstrekken waaruit een wijziging van de omstandigheden blijkt), vindt de rechtbank het niet geheel ondenkbaar dat aanvullende informatie met betrekking tot de hierboven genoemde zorgelijke aspecten, mogelijk een dergelijke wijziging zou kunnen opleveren.
Daarom houdt de rechtbank de beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW aan en stelt zij daarbij, ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW, een redelijke termijn vast van dertig dagen. De voortzetting van de zaak zal uiterlijk tien dagen na het einde van deze termijn (27 augustus 2025) worden ingepland, zodat nagegaan kan worden of binnen die redelijke termijn een wijziging van de omstandigheden is opgetreden. Wanneer dit niet het geval is, zal ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg worden gegeven aan het EAB.
6 Beslissing
HEROPENT en SCHORSThet onderzoek en bepaalt dat de zaak opnieuw wordt ingepland op een datum uiterlijk tien dagen na 27 augustus 2025.
HOUDT AANde beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW.
VERLENGTop grond van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met zestig dagen, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
VERLENGTop grond van artikel 27, derde lid, OLW de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon met zestig dagen.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Litouwse taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Biçer, voorzitter, mrs. M. Westerman en D.L.S. Ceulen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Zie artikel 23 OLW.
Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
ÁG113122252293;È
G113122252293
Zie onderdeel e) van het EAB.
ECLI:NL:RBAMS:2024:8240