Terug naar bibliotheek
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2025:4640 - Rechtbank Amsterdam - 8 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2025:46408 juli 2025Deze uitspraak wordt in 2 latere zaken aangehaald

Rechtsgebieden

Internationaal PubliekrechtMensenrechten

Uitspraak inhoud

Parketnummer: 13/119776-25

Datum uitspraak: 8 juli 2025

TUSSEN- UITSPRAAK

op de vordering van 28 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).[1] Dit EAB is uitgevaardigd op 10 april 2025 door de onderzoeksrechter, verbonden aan de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België, hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[opgeëiste persoon] , geboren in [gebboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1983, ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres] , nu uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentieplaats 1][2],

hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1 Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 24 juni 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht bij de behandeling op zitting aanwezig te zijn. Hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. S. Ben Taraf, advocaat in Amsterdam.

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.[3]

Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2 Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3 Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een bevel tot aanhouding bij verstek, uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter, verbonden aan de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (referentie: OR Paul van Santvliet 2024/137).

De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB.[4]

4 Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:

  1. deelneming aan een criminele organisatie;

Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5 De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich (via zijn raadsman) op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van zijn gezinsleven en zijn belangen in Nederland gevestigd.[5] Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.

De Procureur des Konings verbonden aan Parket van de Procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout heeft bij brief van 27 mei 2025 de volgende garantie gegeven:

“Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] . Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).”

Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren.[6]

De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe het volgende aan:

De rechtbank stelt voorop dat aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt, dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn. Verder is de gedachte achter de facultatieve weigeringsgrond van artikel 13 OLW, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.

In dat licht en gelet op hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd, vormt het gegeven dat de feiten worden geacht wordt geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

7 Evenredigheid van het EAB

7.1 Standpunt van de raadsman

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat overlevering van de opgeëiste persoon naar België onevenredig bezwarend zou zijn voor hem en dat de overlevering daarom moet worden geweigerd. Daartoe heeft hij gewezen op de precaire medische situatie van de opgeëiste persoon en de detentieomstandigheden in België. Hij heeft dit onderbouwd met stukken.

7.2 Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie vindt dat hetgeen de raadsman heeft aangevoerd niet kan leiden tot weigering van de overlevering vanwege onevenredigheid van het EAB.

7.3 Oordeel van de rechtbank

Het stelsel van de OLW gaat ervan uit dat het gebruik van de bevoegdheid tot overlevering evenredig is en dus niet verder gaat dan nodig is om de doelstelling van het Kaderbesluit – het voorkomen van straffeloosheid – te verwezenlijken. Daarbij is het in beginsel aan de uitvaardigende autoriteit om de evenredigheid van het uitvaardigen van een EAB te toetsen. Van onevenredigheid van een EAB is slechts onder uitzonderlijke omstandigheden sprake. Van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden is in het geval van de opgeëiste persoon niet gebleken.

8 Artikel 11 OLW

8.1 Artikel 4 Handvest [7] ; detentieomstandigheden in België (gevangenis van Antwerpen)

8.1.1 Inleiding

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen.[8] In de uitspraak is de onmenselijke behandeling, waarop het algemene gevaar ziet, als volgt nader ingevuld:

Bij uitspraak van 29 januari 2025[9] heeft de rechtbank het algemene gevaar, voor zover dat ziet op de overbevolking, de grondslapers, het verblijf tot 23 uren op cel en het vrijwel ontbreken van activiteiten buiten de cel, nader toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat het zwaartepunt ligt bij de zogenaamde ‘grondslapers’ en de overbevolking. Verder heeft de rechtbank verwezen naar de reactie van de Belgische regering op het rapport van het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (hierna: CPT) van 29 november 2022, waarin de Belgische regering stelt dat een mogelijk verblijf gedurende 23 uur op cel en een gebrek aan activiteiten het gevolg waren van de Covid-19 pandemie en dat die situatie ten tijde van de reactie niet meer aan de orde was.

Gelet op het vastgestelde algemene gevaar op schending van grondrechten in detentie in België heeft het Openbaar Ministerie een detentiegarantie voor de opgeëiste persoon opgevraagd.

Bij brief van 27 mei 2025 heeft het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken, Centrale autoriteit, de volgende informatie verstrekt:

“1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden? [opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

  1. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.

In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering: - De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten. - De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau. - De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen. - Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3 Sanitaire en hygiëne omstandigheden

8.1.2 Standpunt van de raadsman

De raadsman vindt primair dat de detentiegarantie niet volstaat wat betreft de medische zorg gelet op de zeer zorgwekkende omstandigheden in de gevangenis in Antwerpen en de precaire medische situatie van de opgeëiste persoon en dat de overlevering daarom moet worden geweigerd. De zeer zorgwekkende omstandigheden in de gevangenis in Antwerpen heeft de raadsman onderbouwd met:

Ook de precaire medische (lichamelijke en psychische) situatie van de opgeëiste persoon heeft de raadsman onderbouwd met stukken.

Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht om de zaak aan te houden om nadere vragen te stellen over de beschikbare medische zorg voor de opgeëiste persoon in de gevangenis in Antwerpen.

8.1.3 Standpunt van de officier van justitie

De in deze zaak verstrekte individuele detentiegarantie voldoet om het algemene gevaar op schending van grondrechten in detentie in België voor de opgeëiste persoon weg te nemen.

Ook wat betreft de medische zorg voldoet de garantie. De stukken die de raadsman heeft overgelegd, onderbouwen het door de rechtbank al vastgestelde algemene gevaar van schending van grondrechten op dit punt. De raadsman heeft geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens verstrekt, waaruit volgt dat de medische zorg, zoals die is gegarandeerd, niet geleverd kan worden. De rechtbank heeft in de uitspraak van 17 augustus 2023[10] waarin vergelijkbare verweren zijn gevoerd de garantie voldoende bevonden wat betreft de medische zorg.

Bij de feitelijke overlevering kan rekening worden gehouden met de bijzondere medische situatie van de opgeëiste persoon.

8.1.4 Oordeel van de rechtbank

De rechtbank constateert dat de detentiegarantie niet is afgegeven of goedgekeurd door de uitvaardigende rechterlijke autoriteit. In een dergelijk geval moet de zekerheid van de geboden garantie worden bepaald aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover de rechtbank beschikt.[11]

De rechtbank is van oordeel dat de garantie grotendeels volstaat om het door de rechtbank vastgestelde algemene gevaar van schending van grondrechten in detentie, zoals in de inleiding weergegeven, weg te nemen voor de opgeëiste persoon. Alleen op het punt van de medische zorg volstaat de garantie, zoals weergegeven onder punt 3, naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet. Van belang zijn allereerst de zorgwekkende omstandigheden die met betrekking tot de medische en psychische zorg naar voren komen in het door de raadsman overgelegde Jaarverslag 2024 Commissie van Toezicht Antwerpen. Daaruit volgt, voor zover hier relevant, dat tijdens verschillende observaties tekortkomingen zijn geconstateerd ten aanzien van het verstrekken van medische zorg aan gedetineerden (paragraaf 3.1.5.). Verder is er door de Commissie van Toezicht onderzoek gedaan naar de strafcellen in de gevangenis van Antwerpen, waarover onder meer het volgende wordt gerapporteerd (paragraaf 3.2):

“Matrassen, dekens en hoofdkussens zijn standaard verpakt in een soort toile cirée, een dik, niet scheurbaar plastic dat hard en onaangenaam aanvoelt. De plastic bekleding van de hoofdkussens is bovendien volledig versleten. Gedetineerden krijgen geen beddengoed van textiel: geen dekens, geen lakens en geen kussenslopen. De maandcommissaris heeft herhaaldelijk vastgesteld dat in sommige strafcellen helemaal geen matras, deken of hoofdkussen aanwezig was, waardoor gedetineerden gedwongen waren om rechtstreeks op het beton te liggen – hetzij op een betonnen plank, hetzij op de vloer. Hun enige bescherming tegen de kou was een dunne, rode pyjama, die in sommige gevallen zelfs ontbrak. In één schrijnend geval troffen we een gedetineerde volledig naakt aan op de koude vloer van een lege cel. Het betrof een suïcidale man, en de directie motiveerde deze aanpak als een maatregel om zelfdoding te voorkomen en ‘het personeel te sparen’.

(…)

Bij suïcidegevaar blijft 's nachts een beperkt licht branden. In sommige cellen is dit ‘beperkte’ licht echter behoorlijk fel, wat gedetineerden verhindert om goed te slapen. Daarnaast wordt de gedetineerde – althans in theorie – om de 15 tot 30 minuten gewekt als preventieve maatregel tegen zelfdoding. Dit roept de vraag op in welke mate slaapdeprivatie de mentale toestand van de gedetineerde beïnvloedt. Daarnaast is het de vraag of iemand die vastbesloten is om suïcide te plegen daadwerkelijk kan worden tegengehouden, aangezien diegene simpelweg kan wachten op het juiste moment.”

Het rapport bevat daarnaast zorgelijke informatie over het aanbod van geestelijke gezondheidszorg in de gevangenis (paragraaf 3.3):

“In de gevangenis van Antwerpen is er een beperkte toegang tot geestelijke gezondheidszorg, wat betekent dat veel gedetineerden niet de behandeling krijgen die ze nodig hebben. Hoewel er psychologen en andere zorgverleners in de gevangenis werken, is het aantal professionals vaak onvoldoende om iedereen adequaat te ondersteunen. Hierdoor blijven veel psychische problemen onbehandeld, wat niet alleen het leven van de gedetineerden zelf bemoeilijkt, maar ook de veiligheid binnen de instelling kan bedreigen.

De gevangenis heeft enkele initiatieven om geestelijke gezondheidszorg te verbeteren, zoals psychologische begeleiding en programma’s voor verslavingszorg, maar deze zijn vaak niet genoeg om de groeiende vraag aan te kunnen. Er is een dringende behoefte aan meer gespecialiseerde zorg voor geïnterneerden en gedetineerden met ernstige psychische aandoeningen, zoals schizofrenie of bipolaire stoornissen. Daarnaast zouden programma’s die gericht zijn op het verminderen van stress en het bevorderen van welzijn, zoals groepsgesprekken, een waardevolle aanvulling zijn.”

De rechtbank beschikt verder over gegevens over de zeer complexe medische situatie van de opgeëiste persoon. Uit de informatie van de huisarts van de [detentieplaats 1] volgt dat dat de opgeëiste persoon kampt met chronische pijnklachten en zenuwpijnen, een functionele neurologische stoornis, posttraumatische stressstoornis, bipolaire stoornis, schizofrenie en een manisch depressief beeld. Sinds 7 juni 2025 is hij volledig afhankelijk van hulp bij alle algemene dagelijkse levensverrichtingen en is hij grotendeels bedlegerig. Blijvende cognitieve schade belemmert de communicatie en zorgverlening aanzienlijk. Hij heeft intensieve, multidisciplinaire en specialistische zorg nodig in een passende zorgomgeving, waar zijn fysieke en psychische basisbehoeften structureel kunnen worden gewaarborgd, aldus de huisarts.

Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het onderzoek heropenen om de officier van justitie de volgende vragen te laten stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om te onderzoeken of voor de opgeëiste persoon ook wat betreft de beschikbare medische en psychische zorg een voldoende garantie kan worden verstrekt:

  1. Kan worden gegarandeerd dat de opgeëiste persoon toegang heeft tot intensieve, multidisciplinaire en specialistische zorg in een passende zorgomgeving, waar zijn fysieke en psychische basisbehoeften structureel kunnen worden gewaarborgd? Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze dit kan worden gewaarborgd?

  2. Kan worden gegarandeerd dat de opgeëiste persoon niet om redenen van suïcidegevaar of personeelsgebrek in een strafcel wordt geplaatst?

8.2 Artikel 7 Handvest; delen medische gegevens in detentie in België

De raadsman heeft ook betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd vanwege een dreigende schending van het in artikel 7 van het Handvest neergelegde recht van eerbiediging van het privéleven. Daartoe heeft hij het hiervoor weergegeven bericht in de media met getuigenissen van gevangenisarts [naam] aangehaald en aangevoerd dat een concreet en reëel gevaar bestaat dat vertrouwelijke medische gegevens bekend worden bij derden in detentie in België.

De rechtbank is van oordeel dat hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geen beletsel vormt voor het toestaan van de overlevering. De raadsman heeft geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens verstrekt op grond waarvan een algemeen reëel gevaar kan worden aangenomen dat het recht op eerbieding van het privéleven wordt geschonden in detentie in België wat betreft het delen van vertrouwelijke medische gegevens. Het door de raadsman aangehaalde bericht in de media is daartoe onvoldoende. Nadere specifieke individuele garanties zijn op dit punt dan ook niet vereist.

9 Beslissing

HEROPENT en SCHORST het onderzoek voor onbepaalde tijd , om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 8.1.4 door de rechtbank geformuleerde vragen te stellen aan de Belgische autoriteiten;

VERLENGT op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de termijn waarbinnen de rechtbank uitspraak moet doen met 30 dagen;

VERLENGT op grond van artikel 27, derde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon met 30 dagen;

BEPAALT dat de zaak uiterlijk 14 dagen voor 16 augustus 2025 (het einde van de verlengde beslistermijn) opnieuw op zitting moet worden gepland;

BEVEELT de oproeping van [opgeëiste persoon] tegen een nader te bepalen dag en tijdstip met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn advocaat.

Deze uitspraak is gedaan door mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter, mrs. M.C. Danel en L. Sanders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 8 juli 2025.

Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Ten tijde van de zitting op 24 juni 2025 was er sprake van overplaatsing van de opgeëiste persoon naar de [detentieplaats 2] vanwege zijn medische situatie. De rechtbank weet echter niet of dat daadwerkelijk is gebeurd.

Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.

Zie onderdeel e) van het EAB.

Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (Europees aanhoudingsbevel tegen een onderdaan van een derde land), ECLI:EU:C:2023:444, punt 64.

Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.

Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

ECLI:NL:RBAMS:2022:7536

ECLI:NL:RBAMS:2025:553

ECLI:NL:RBAMS:2023:6002.

Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML, ECLI:EU:C:2018:589.


Voetnoten

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Ten tijde van de zitting op 24 juni 2025 was er sprake van overplaatsing van de opgeëiste persoon naar de [detentieplaats 2] vanwege zijn medische situatie. De rechtbank weet echter niet of dat daadwerkelijk is gebeurd.

Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.

Zie onderdeel e) van het EAB.

Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (Europees aanhoudingsbevel tegen een onderdaan van een derde land), ECLI:EU:C:2023:444, punt 64.

Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.

Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

ECLI:NL:RBAMS:2022:7536

ECLI:NL:RBAMS:2025:553

ECLI:NL:RBAMS:2023:6002.

Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML, ECLI:EU:C:2018:589.