ECLI:NL:RBAMS:2024:5759 - Rechtbank Amsterdam - 11 september 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Beschikking inzake: KRJ-I-2023047022
BESCHIKKING
op de vordering ex artikel 5.1.10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) d.d. 19 augustus 2024 van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam. Deze vordering strekt tot het verlenen van verlof om de gegevens die zijn vergaard met toepassing van de in artikel 126ng Sv omschreven bevoegdheden, ter uitvoering van een verzoek om rechtshulp van 20 september 2023, afkomstig van de justitiële autoriteiten van Zwitserland, in de zaak tegen:
[persoon], geboren op [geboortedag] 1982,
over te dragen aan die autoriteiten.
1 Procesgang
De rechtbank heeft op 29 augustus 2024 de officier van justitie, mr. A. Wagenaar, in raadkamer gehoord.
De autoriteiten van Zwitserland hebben uitdrukkelijk verzocht om het dossier vertrouwelijk te behandelen. Derhalve wordt verondersteld dat door openbaarheid van de behandeling het belang van het onderzoek ernstig wordt geschaad.
Op grond van artikel 22, eerste lid, Sv heeft de behandeling van de vordering met gesloten deuren plaatsgevonden. Op grond van artikel 5.1.10, vierde lid, Sv jo. artikel 23, zesde lid, Sv heeft de rechtbank tevens afgezien van het oproepen van de betrokkene.
2 Beoordeling
Het voormelde verzoek is gedaan in verband met een strafrechtelijk onderzoek tegen bovengenoemde persoon ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding en diefstal, zoals in het rechtshulpverzoek omschreven.
Het verzoek is gegrond op het op 20 april 1959 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken.
Het verzoek betreft gegevens die ook gevorderd hadden kunnen worden in een Nederlands onderzoek naar dezelfde feiten op grond van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking betreft feiten die naar Nederlands recht strafbaar zijn gesteld als misdrijven als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv en die gezien hun aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren.
Nu aan alle daarvoor in de wet en het toepasselijke verdrag gestelde eisen is voldaan en zich geen belemmeringen van wezenlijke aard voordoen die voortvloeien uit het toepasselijke verdrag onderscheidenlijk de wet, terwijl door de inwilliging van het rechtshulpverzoek evenmin wordt gehandeld in strijd met fundamentele beginselen van Nederlands strafprocesrecht, dient de rechtbank het gevraagde verlof te verlenen.
3 Toepasselijke wetsartikelen
Artikel 241 en 310 van het Wetboek van Strafrecht; de artikelen 126ng, 5.1.8 en 5.1.10 van het Wetboek van Strafvordering; de artikelen 1, 3, 14 en 16 van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp van 20 april 1959 (Straatsburg 20 april 1959, Trb. 1965, 10);
4 Beslissing
De rechtbank verleent verlof aan de officier van justitie bij deze rechtbank om de, ter uitvoering van het rechtshulpverzoek van 20 september 2023 gevorderde gegevens, te weten het proces-verbaal van bevindingen van 15 januari 2024 en de bijlagen daarbij, over te dragen aan de verzoekende autoriteiten van Zwitserland.
Op grond van artikel 24, vijfde lid, Sv geldt het vereiste van onverwijlde toezending van deze beschikking aan de betrokkene niet.
Deze beschikking is gegeven door: mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter, mrs. M.C. Danel en A. Pahladsingh, rechters, in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier, en uitgesproken in raadkamer van deze rechtbank op 29 augustus 2024.