Artikel 126ng (Vorderen gegevens communicatiedienst aanvullende voorwaarden)
1. Een vordering als bedoeld in artikel 126nc, eerste lid, 126nd, eerste lid, of 126ne, eerste en derde lid, en artikel 126nf, eerste lid kan worden gericht tot de aanbieder van een communicatiedienst in de zin van artikel 138g, voor zover de vordering betrekking heeft op andere gegevens dan die welke gevorderd kunnen worden door toepassing van de artikelen 126n en 126na. De vordering kan geen betrekking hebben op gegevens die zijn opgeslagen in het geautomatiseerde werk van de aanbieder en niet voor deze bestemd of van deze afkomstig zijn.
2. In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie, indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, van de aanbieder van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot gegevens als bedoeld in de laatste volzin van het eerste lid, deze gegevens vorderen, voor zover zij klaarblijkelijk van de verdachte afkomstig zijn, voor hem bestemd zijn, op hem betrekking hebben of tot het begaan van het strafbare feit hebben gediend, of klaarblijkelijk met betrekking tot die gegevens het strafbare feit is gepleegd.
3. Een vordering als bedoeld in het tweede lid kan niet worden gericht tot de verdachte. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Een vordering als bedoeld in het tweede lid kan slechts worden gedaan na voorafgaande schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. Artikel 126l, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. Artikel 126nd, derde tot en met vijfde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een vordering als bedoeld in artikel 126nc, eerste lid, 126nd, eerste lid, of 126ne, eerste en derde lid, en artikel 126nf, eerste lid kan worden gericht tot de aanbieder van een communicatiedienst in de zin van artikel 138g, voor zover de vordering betrekking heeft op andere gegevens dan die welke gevorderd kunnen worden door toepassing van de artikelen 126n en 126na. De vordering kan geen betrekking hebben op gegevens die zijn opgeslagen in het geautomatiseerde werk van de aanbieder en niet voor deze bestemd of van deze afkomstig zijn.
Dit lid stelt dat een vordering, zoals omschreven in artikel 126nc, eerste lid, artikel 126nd, eerste lid, of artikel 126ne, eerste en derde lid, en artikel 126nf, eerste lid, kan worden gericht aan de aanbieder van een communicatiedienst (volgens de definitie in artikel 138g). Dit is echter alleen mogelijk als de vordering betrekking heeft op andere gegevens dan die welke verkregen kunnen worden door toepassing van de artikelen 126n en 126na. Bovendien kan de vordering geen betrekking hebben op gegevens die zijn opgeslagen in het geautomatiseerde systeem (werk) van de aanbieder en die niet voor deze aanbieder bestemd zijn of van deze aanbieder afkomstig zijn.
2. In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie, indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, van de aanbieder van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot gegevens als bedoeld in de laatste volzin van het eerste lid, deze gegevens vorderen, voor zover zij klaarblijkelijk van de verdachte afkomstig zijn, voor hem bestemd zijn, op hem betrekking hebben of tot het begaan van het strafbare feit hebben gediend, of klaarblijkelijk met betrekking tot die gegevens het strafbare feit is gepleegd.
Dit lid bepaalt dat, indien er een verdenking bestaat van een misdrijf zoals beschreven in artikel 67, eerste lid, welk misdrijf door zijn aard of in samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt, de officier van justitie gegevens kan vorderen. Dit kan alleen als het belang van het onderzoek dit dringend vereist. De vordering wordt gericht aan de aanbieder van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat deze toegang heeft tot gegevens zoals genoemd in de laatste zin van het eerste lid. De te vorderen gegevens moeten klaarblijkelijk van de verdachte afkomstig zijn, voor hem bestemd zijn, op hem betrekking hebben, gediend hebben tot het begaan van het strafbare feit, of het strafbare feit moet klaarblijkelijk met betrekking tot die gegevens zijn gepleegd.
3. Een vordering als bedoeld in het tweede lid kan niet worden gericht tot de verdachte. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid stelt dat een vordering zoals beschreven in het tweede lid niet aan de verdachte zelf kan worden gericht. Artikel 96a, derde lid, geldt hier op een vergelijkbare manier (is van overeenkomstige toepassing).
4. Een vordering als bedoeld in het tweede lid kan slechts worden gedaan na voorafgaande schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. Artikel 126l, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid schrijft voor dat een vordering zoals bedoeld in het tweede lid alleen mag worden gedaan nadat de rechter-commissaris hiervoor vooraf schriftelijke machtiging heeft verleend. Deze machtiging wordt verleend op vordering van de officier van justitie. Artikel 126l, zevende lid, is hierbij van overeenkomstige toepassing.
5. Artikel 126nd, derde tot en met vijfde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid geeft aan dat artikel 126nd, specifiek het derde tot en met het vijfde lid en het zevende lid, op een vergelijkbare manier van toepassing is.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2022:475
ECLI:NL:HR:2022:900 - Rechtmatigheid Ennetcom-data en rechterlijke machtiging voor gebruik in strafzaken
De Hoge Raad oordeelt dat Ennetcom-data, verkregen via een rechtshulpverzoek, rechtmatig is als voldaan wordt aan de door de buitenlandse rechter gestelde voorwaarden, zoals een Nederlandse rechterlijke machtiging. Het Wetboek van Strafvordering verzet zich niet tegen een dergelijke machtigingsprocedure.
ECLI:NL:HR:2024:375
ECLI:NL:HR:2021:273 - Bewijsbeslag op de Staat: Spanning tussen verschoningsrecht en strafvordering
Een advocaat heeft een eigen, in rechte afdwingbaar belang bij de eerbiediging van zijn verschoningsrecht en kan daarvoor bewijsbeslag leggen. Beslag op originelen uit een strafdossier is wegens strijd met de openbare dienst verboden, maar beslag op daarvan gemaakte kopieën is wel toegestaan.
ECLI:NL:HR:2022:1257 - Vernietiging verschoningsgerechtigde gegevens: is 'uitgrijzen' een afdoende waarborg?
Het enkel 'uitgrijzen' of ontoegankelijk maken van verschoningsgerechtigde gegevens is niet zonder meer gelijk te stellen aan 'vernietiging' ex artikel 126aa Sv. Er moet worden gewaarborgd en gemotiveerd dat de gegevens daadwerkelijk niet meer kenbaar zijn voor de opsporing en niet opnieuw toegankelijk gemaakt kunnen worden.