Artikel 310 (Definitie en strafmaat diefstal)
Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
Uitleg in duidelijke taal
Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
Dit artikel stelt dat een persoon die een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met de bedoeling (het oogmerk) om dat goed wederrechtelijk (zonder recht) zich toe te eigenen, wordt gestraft als schuldig aan diefstal. De straf die hiervoor kan worden opgelegd is een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van de vierde categorie.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2020:914 - Overgangsrecht schadevergoedingsmaatregel: gijzeling vervangt hechtenis met onmiddellijke ingang
De gunstigere regeling van gijzeling bij een schadevergoedingsmaatregel, die rekening houdt met betalingsonmacht, moet met onmiddellijke ingang worden toegepast. Een strijdige wettelijke overgangsbepaling wordt wegens strijd met verdragsrechtelijke beginselen door de Hoge Raad buiten toepassing gelaten.
ECLI:NL:HR:2016:515 - Ongewenstverklaring en Terugkeerrichtlijn: Hoge Raad stelt prejudiciële vragen
De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie of een ongewenstverklaring van vóór de Terugkeerrichtlijn vervalt na vijf jaar en vanaf wanneer die termijn loopt: vanaf de uitvaardiging of pas na daadwerkelijk vertrek uit Nederland. De zaak wordt aangehouden.
ECLI:NL:HR:2013:BZ6505
ECLI:NL:HR:2018:487 - Toezichtsbevoegdheid Awb versus Opsporing: De Grens van Détournement de Pouvoir
Toezichtsbevoegdheden uit de Awb mogen niet worden ingezet voor handelingen die uitsluitend als opsporing kwalificeren. Een dergelijk vormverzuim leidt echter niet automatisch tot bewijsuitsluiting, zeker niet als het verweer daartoe onvoldoende is onderbouwd.
ECLI:NL:HR:2017:652 - Opzetheling en het bewijs van 'weten': de betekenis van een onaannemelijke verklaring
De Hoge Raad oordeelt dat voor het bewijs van opzetheling het ontbreken van een aannemelijke verklaring voor het bezit van een gestolen goed, in combinatie met andere belastende omstandigheden, voldoende is om vast te stellen dat de verdachte 'wist' dat het goed van misdrijf afkomstig was.