Artikel 22 (Openbaarheid en beslotenheid behandeling raadkamer)
1. De behandeling door de raadkamer vindt, tenzij anders is voorgeschreven, niet in het openbaar plaats.
2. Indien behandeling in het openbaar is voorgeschreven, kan de raadkamer gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen. Dit bevel kan worden gegeven in het belang van de goede zeden, de openbare orde, de veiligheid van de staat, alsmede indien de belangen van minderjarigen, of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, andere procesdeelnemers of anderszins bij de zaak betrokkenen dit eisen. Een dergelijk bevel kan ook worden gegeven indien openbaarheid naar het oordeel van de rechtbank het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden.
3. Een bevel als bedoeld in het tweede lid wordt door de raadkamer ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie, dan wel op het verzoek van de verdachte of andere procesdeelnemers gegeven. De raadkamer geeft het bevel niet dan na het openbaar ministerie, de verdachte alsmede andere procesdeelnemers, zonodig met gesloten deuren, hieromtrent te hebben gehoord.
4. De raadkamer is bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, en van de getuige op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste en tweede volzin, indien over de identiteit van de verdachte of getuige twijfel bestaat. Artikel 29c, tweede lid, is ten aanzien van de getuige van overeenkomstige toepassing.
5. Tot bijwoning van de niet openbare behandeling kan de voorzitter bijzondere toegang verlenen.
Uitleg in duidelijke taal
1. De behandeling door de raadkamer vindt, tenzij anders is voorgeschreven, niet in het openbaar plaats.
Dit betekent dat de behandeling van zaken door de raadkamer in beginsel niet openbaar is voor het publiek, behalve als de wet expliciet anders bepaalt.
2. Indien behandeling in het openbaar is voorgeschreven, kan de raadkamer gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen. Dit bevel kan worden gegeven in het belang van de goede zeden, de openbare orde, de veiligheid van de staat, alsmede indien de belangen van minderjarigen, of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, andere procesdeelnemers of anderszins bij de zaak betrokkenen dit eisen. Een dergelijk bevel kan ook worden gegeven indien openbaarheid naar het oordeel van de rechtbank het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden.
- in het belang van de goede zeden;
- in het belang van de openbare orde;
- in het belang van de veiligheid van de staat;
- als de belangen van minderjarigen dit vereisen;
- als de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, andere procesdeelnemers (zoals getuigen of slachtoffers), of andere bij de zaak betrokken personen dit vereist. Een bevel tot behandeling met gesloten deuren kan ook worden gegeven indien openbaarheid naar het oordeel van de rechtbank het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden.
3. Een bevel als bedoeld in het tweede lid wordt door de raadkamer ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie, dan wel op het verzoek van de verdachte of andere procesdeelnemers gegeven. De raadkamer geeft het bevel niet dan na het openbaar ministerie, de verdachte alsmede andere procesdeelnemers, zonodig met gesloten deuren, hieromtrent te hebben gehoord.
- ambtshalve geven (op eigen initiatief);
- geven op vordering van het openbaar ministerie;
- geven op verzoek van de verdachte of andere procesdeelnemers. Voordat de raadkamer een dergelijk bevel geeft, moet zij het openbaar ministerie, de verdachte alsmede andere procesdeelnemers hierover horen. Dit horen kan, indien nodig, ook met gesloten deuren plaatsvinden.
4. De raadkamer is bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, en van de getuige op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste en tweede volzin, indien over de identiteit van de verdachte of getuige twijfel bestaat. Artikel 29c, tweede lid, is ten aanzien van de getuige van overeenkomstige toepassing.
Dit lid geeft de raadkamer de bevoegdheid om de identiteit van een verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, en van de getuige op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste en tweede volzin. Dit kan gebeuren indien over de identiteit van de verdachte of getuige twijfel bestaat. Artikel 29c, tweede lid, is ten aanzien van de getuige van overeenkomstige toepassing, wat betekent dat de bepalingen van dat artikellid ook voor de getuige gelden in deze context.
5. Tot bijwoning van de niet openbare behandeling kan de voorzitter bijzondere toegang verlenen.
Dit betekent dat de voorzitter van de raadkamer toestemming kan geven aan specifieke personen om een behandeling bij te wonen die niet openbaar is.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2010:BL2823
ECLI:NL:HR:2005:AU4086
ECLI:NL:HR:2009:BI0539
ECLI:NL:HR:2021:486 - Geheimhouding rechtshulpverzoek en marginale toetsing bij verlof overdracht bewijs
In rechtshulpzaken mag een zitting achter gesloten deuren plaatsvinden als het horen van betrokkenen het onderzoek 'ernstig schaadt'. De rechter mag hierbij afgaan op mededelingen van de verzoekende staat. Bij verlof voor overdracht van bewijs toetst de rechter marginaal of het om 'stukken van overtuiging' gaat.