Wetboek van Strafvordering
Artikel 23 (Bevoegdheden en procedure raadkamer)
1. De raadkamer is bevoegd de noodige bevelen te geven, opdat het onderzoek hetwelk aan hare beslissing moet voorafgaan, overeenkomstig de bepalingen van dit wetboek zal plaats vinden.
2. Door de raadkamer worden het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers gehoord, althans hiertoe opgeroepen, tenzij anders is voorgeschreven. Artikel 22, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. De verdachte en andere procesdeelnemers kunnen zich bij de behandeling door de raadkamer door een raadsman of advocaat doen bijstaan.
4. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt de bijstand van een tolk ingeroepen. Het openbaar ministerie roept de tolk op. Artikel 276, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. Het openbaar ministerie legt aan de raadkamer de op de zaak betrekking hebbende stukken over. De verdachte en andere procesdeelnemers zijn, evenals hun raadsman of advocaat, bevoegd van de inhoud van deze stukken kennis te nemen.
6. Het tweede tot en met vijfde lid zijn niet van toepassing, voor zover het belang van het onderzoek hierdoor ernstig wordt geschaad.
Uitleg in duidelijke taal
1. De raadkamer is bevoegd de noodige bevelen te geven, opdat het onderzoek hetwelk aan hare beslissing moet voorafgaan, overeenkomstig de bepalingen van dit wetboek zal plaats vinden.
Dit lid stelt dat de raadkamer de bevoegdheid heeft om de noodzakelijke bevelen te geven. Het doel hiervan is te verzekeren dat het onderzoek, dat voorafgaat aan de beslissing van de raadkamer, zal verlopen volgens de regels (bepalingen) van dit wetboek.
2. Door de raadkamer worden het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers gehoord, althans hiertoe opgeroepen, tenzij anders is voorgeschreven. Artikel 22, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid bepaalt dat de raadkamer het openbaar ministerie, de verdachte en andere deelnemers aan het proces (procesdeelnemers) hoort, of hen in ieder geval daartoe oproept, tenzij de wet anders bepaalt (tenzij anders is voorgeschreven). Verder is artikel 22, lid 4, op een vergelijkbare manier (overeenkomstig) van toepassing.
3. De verdachte en andere procesdeelnemers kunnen zich bij de behandeling door de raadkamer door een raadsman of advocaat doen bijstaan.
Dit lid geeft aan dat de verdachte en andere deelnemers aan het proces (procesdeelnemers) het recht hebben om zich tijdens de behandeling van de zaak door de raadkamer te laten helpen (bijstaan) door een raadsman of een advocaat.
4. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt de bijstand van een tolk ingeroepen. Het openbaar ministerie roept de tolk op. Artikel 276, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid regelt dat als de verdachte de Nederlandse taal niet of niet goed genoeg spreekt of begrijpt (niet of onvoldoende beheerst), de hulp (bijstand) van een tolk moet worden ingeschakeld. Het openbaar ministerie is verantwoordelijk voor het oproepen van deze tolk. Bovendien is artikel 276, lid 3, op een vergelijkbare manier (overeenkomstig) van toepassing.
5. Het openbaar ministerie legt aan de raadkamer de op de zaak betrekking hebbende stukken over. De verdachte en andere procesdeelnemers zijn, evenals hun raadsman of advocaat, bevoegd van de inhoud van deze stukken kennis te nemen.
Dit lid bepaalt dat het openbaar ministerie de documenten die relevant zijn voor de zaak (op de zaak betrekking hebbende stukken) aan de raadkamer moet geven (overleggen). De verdachte en andere deelnemers aan het proces, evenals hun raadsman of advocaat, hebben het recht (zijn bevoegd) om de inhoud van deze documenten in te zien (kennis te nemen).
6. Het tweede tot en met vijfde lid zijn niet van toepassing, voor zover het belang van het onderzoek hierdoor ernstig wordt geschaad.
Dit lid stelt dat de regels uit het tweede tot en met het vijfde lid niet gelden (niet van toepassing zijn) in de situatie dat het belang van het onderzoek hierdoor ernstig zou worden geschaad.