ECLI:NL:OGEAC:2025:155 - Gerecht in eerste aanleg van Curaçao - 7 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Zaaknummer: CUR202500162
Vonnis van 7 juli 2025
in de zaak van
de stichting FUNDASHON FIANSA POPULAR, gevestigd in Curaçao**,** eiseres, gemachtigde: mr. H.W. Braam,
--tegen--
[GEDAAGDE], wonend in Curaçao**,** gedaagde, procederend in persoon.
1 Verloop van de procedure
Eiseres heeft 20 januari 2025 een verzoekschrift ingediend. Gedaagde heeft een conclusie van antwoord ingediend. De zaak is mondeling behandeld ter zitting van 18 juni 2025. Door de rechter is ter zitting een schikkingsvoorstel gedaan. Bij e-mailberichten van 21 en 29 juni 2025 hebben eiseres en gedaagde daarop gereageerd. Bij e-mailbericht van 4 juli 2025 heeft de rechter partijen vonnis aangezegd, met aankondiging van de voorgenomen beslissing.
2 De beoordeling
2.1. Gedaagde heeft bij geldleningsovereenkomst van 27 oktober 2014 een bedrag van Cg 347.600 van gedaagde geleend. Deze geldlening hield verband met een op diezelfde datum door gedaagde en FKP gesloten koopovereenkomst met betrekking tot een te bouwen woning te Brakkeput […]. Als zekerheid voor de terugbetaling van hoofdsom en rente heeft gedaagde in de geldleningsovereenkomst al zijn rechten met betrekking tot de te bouwen woning in fiduciaire eigendom aan eiseres overgedragen. De woning is gebouwd en wordt tot op heden door gedaagde bewoond. Het desbetreffende perceel is niet op naam van gedaagde gesteld. Gedaagde moest volgens de geldleningsovereenkomst maandelijks Cg 2.707,19 aan eiseres (terug)betalen. Gedaagde heeft nooit iets betaald, aanmaningen ten spijt. Volgens eiseres bedraagt de totale schuld per 31 december 2024 Cg 668.802,38.
2.2. Eiseres vordert, samengevat, om op de voet van art. 3:251 lid 1 BW te bepalen dat de rechten en aanspraken op het perceel en woning aan eiseres zullen verblijven voor de getaxeerde executiewaarde van Cg 152.000, met veroordeling van gedaagde tot betaling van (Cg 668.802, 38 – 152.000 =) Cg 516.802,38, vermeerderd met rente en kosten. Ook vordert zij de ontruiming van het perceel en de woning.
2.3. Gedaagde heeft gewezen op gebreken aan de woning en op de omstandigheid dat de woning pas drie maanden na de oplevering kon worden bewoond. Hij heeft gevraagd om herstel door FKP en om een regeling met eiseres.
2.4. Ter zitting heeft het gerecht partijen te kennen gegeven dat de door gedaagde gestelde gebreken en omstandigheden de non-betaling niet rechtvaardigen. Aan partijen is een regeling in overweging gegeven waarbij gedaagde ten behoeve van eiseres afstand doet van zijn rechten met betrekking tot het perceel met woning en tot ontruiming daarvan overgaat, waartegenover eiseres haar (rest)vordering op gedaagde laat varen. Uit de vervolgens van partijen ontvangen e-mailberichten blijkt dat zij daarmee instemmen en wensen dat bij vonnis dienovereenkomstig zal worden beslist.
2.5. Op grond van het voorgaande zal worden beslist als hierna omschreven, met een door het gerecht passend geachte ontruimingstermijn.
3 Beslissing
Het gerecht
3.1. verklaart voor recht dat gedaagde ten behoeve van eiseres afstand heeft gedaan van al zijn rechten met betrekking tot het perceel met woning [te Brakkeput] en veroordeelt gedaagde dit perceel met woning uiterlijk op 31 oktober 2025 met al het zijne en de zijnen te ontruimen, met afgifte van de sleutels aan eiseres of aan haar gemachtigde,
3.2. verstaat dat de deurwaarder, door wie de gedwongen ontruiming zal dienen te geschieden als gedaagde in gebreke blijft met de ontruiming, op grond van de wet- en regelgeving (artikel 555 e.v. Rv) bevoegd is de sterke arm van politie en justitie in te roepen, en verleent alvast toestemming voor de vertegenwoordiging als bedoeld in artikel 557 en 444 lid 2 Rv;
3.3. verklaart voor recht dat gedaagde, indien en zodra de ontruiming waartoe hij bij dit vonnis is veroordeeld heeft plaatsgevonden, jegens eiseres geheel gekweten is van zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de kredietovereenkomst;
3.4. verklaart de veroordeling in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5. wijst het meer of anders gevorderde af;
3.6. compenseert de proceskosten in die zin dat partijen de eigen kosten dragen. Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en in aanwezigheid van griffier op 7 juli 2025 in het openbaar uitgesproken.